Intercommunales en naamloze vennootschappen: het kluwen ontrafeld

Vlaanderen telt tal van intercommunales waarin steden en gemeenten de krachten bundelen voor dienstverlening aan de burger. Achter vele van die samenwerkingsverbanden gaan naamloze vennootschappen schuil die aan beide zijden van de taalgrens koppen doen rollen. Waar komen de problemen vandaan en wat zijn de oplossingen?

1. Wat zijn intercommunales en waarom bestaan ze?

Intercommunales zijn samenwerkingsverbanden tussen steden en gemeenten waarin ze de krachten bundelen om samen aan dienstverlening te doen. Dat gebeurt veelal in domeinen als huisvuilverwerking, nutsvoorzieningen of sociale huisvesting.

Het gaat om taken die voor individuele steden en gemeenten te duur zijn (geworden) om alleen te dragen. Door de handen ineen te slaan, creëren ze schaalvergroting en kunnen ze kosten delen of drukken.

"Vlaanderen laat 4 vormen van intercommunales toe", legt Filip De Rynck uit. Hij is hoogleraar Bestuurskunde aan de UGent. "Deze gaan van een lichte samenwerking zonder eigen rechtspersoon tot een opdrachthoudende samenwerking waarbij gemeenten bevoegdheden aan de intercommunale overdragen. Alles samen telt Vlaanderen ongeveer 190 intercommunales."

2. Wie heeft een zitje in die intercommunales?

Sommige intercommunales zijn een pure samenwerking tussen steden en gemeenten, in andere zijn ook private partners betrokken. Sowieso vaardigen alle betrokken steden en gemeenten eigen politieke mandatarissen naar hun intercommunales af. In ruil voor het geleverde werk krijgen zij vergoedingen.

"Sinds 2004 zijn de regels voor intercommunales vrij streng", zegt De Rynck. "De vergoeding van raadsleden of schepenen die aan een vergadering van een intercommunale deelnemen, mag niet hoger liggen dan die van een gewone gemeenteraadszitting. Die bedraagt ongeveer 200 euro bruto."

3. Waar komen de naamloze vennootschappen vandaan?

De wet laat steden en gemeenten toe hun samenwerking ook op een andere juridische basis te stoelen. "Soms is dat historisch gegroeid", zegt Jan Leroy. Hij is de directeur van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). "Zo gelden voor huisvestingsmaatschappijen andere regels. Ook De Watergroep is een verre nazaat van een samenwerking tussen toen nog de Belgische overheid en de gemeenten om armere streken van water te voorzien."

Die alternatieve samenwerking komt vaak in de vorm van een naamloze vennootschap in de schoot van een intercommunale, nota bene sinds 2004. "Net door de strenge regels zochten de leden van intercommunales naar andere samenwerkingsvormen zoals nv's", zegt De Rynck. "Dat was soms met eerbare bedoelingen, bijvoorbeeld om flexibeler te kunnen werken. Die nv's zijn vaak ook investeringsvehikels om de intercommunales te financieren."

4. Wat is het probleem met die naamloze vennootschappen?

Anders dan voor de eigenlijke intercommunales gelden de strenge regels niet voor de naamloze vennootschappen. Dat zijn private entiteiten. Hierdoor is het vastgestelde plafond voor vergoedingen niet van toepassing op die nv's. Het verklaart waarom schepenen als Tom Balthazar (SP.A) en Christophe Peeters (Open VLD) van Gent tot 19.000 euro bruto per jaar opstreken voor hun werk voor de nv Publipart.

Of dat bedrag gerechtvaardigd is, is een ideologische vraag. Illegaal zijn deze vergoedingen in elk geval niet. "Sommige mandatarissen werken wel degelijk hard voor deze nv's", meent De Rynck. "Net als in de intercommunales verdedigen ze daar de belangen van hun gemeente. Beslissingen hebben vaak verregaande financiële gevolgen voor hun gemeente. Dit vergt dossierkennis en actieve participatie."

"De zwakte is dat de raden van bestuur van die nv's vaak uitgebreid zijn. Elke betrokken stad of gemeente vaardigt eigen mandatarissen af terwijl die niet allemaal de nodige deskundigheid in huis hebben. Ik gok dat de vergoeding voor 1 op 4 tot 1 op 3 van de mandatarissen correct is."

Daarnaast is het ook voor de betrokken mandatarissen niet altijd duidelijk waarin nv's juist beleggen. Zo zou Publipart onder meer geld in (chemische) wapens hebben geïnvesteerd zonder dat Balthazar of Peeters dat wisten.

De zaak-Publipart verschilt hoe dan ook met de zaak-Publifin. Balthazar en Peeters hebben wel degelijk prestaties geleverd voor hun vergoedingen, in Wallonië streken mandatarissen vergoedingen op voor vergaderingen die nooit hadden plaatsgevonden.

5. Hoe kan de overheid schandalen in de toekomst vermijden?

Vlaams minister-president Geert Bourgeois (N-VA) erkent het probleem met de naamloze vennootschappen. "Terwijl het Vlaamse gemeentedecreet steden en gemeenten verbiedt in private bedrijven te participeren, laat een federale programmawet hen alsnog toe in energiebedrijven te participeren. Ik vind dat die wet moet verdwijnen want Vlaanderen heeft hierop geen vat."

"De naamloze vennootschappen ontsnappen aan onze decretale controle", gaat hij voort. "Dit moeten we tegen het licht houden. Sommigen willen van deze nv's volwaardige intercommunales maken, anderen menen dat we ze moeten privatiseren."

De Rynck draagt een derde, radicale oplossing aan. "Moeten steden en gemeenten energiedistributie nog wel voor hun rekening nemen? Misschien moeten we die bevoegdheden aan het lokale bestuur onttrekken en naar het Vlaamse niveau tillen."

Leroy is niet overtuigd van die oplossing. "Voor de zogenoemde hoofdtransmissie van elektriciteit en gas kan dat een oplossing zijn. Dit betekent wel dat steden en gemeenten de bijhorende dividenden zouden mislopen. De Vlaamse overheid moet in dat geval bereid zijn dit te vergoeden."

Voor de lokale transmissie van elektriciteit en gas zijn steden en gemeenten volgens Leroy wel degelijk de meest aangewezen beheerders. "Zij zijn verantwoordelijk voor de aanleg van de straten en stoepen waar die voorzieningen onderdoor lopen. Bovendien evolueren we steeds meer naar kleinere netwerken, denk aan bewoners van een wijk die samen in een windmolen investeren. Is het dan wenselijk dat Vlaanderen hiervoor bevoegd is?"

Meest gelezen