"Praat jij vanavond met de vaatwas, schatje?"

Nu is het nog een gimmick, maar binnenkort praat je meer met apparaten dan met mensen. Je hoeft zelfs niet langer op knopjes te duwen. De "digitale butler" zal bijvoorbeeld allerlei huiselijke klusjes voor je opknappen.
opinie
Opinie

Frederik De Bosschere laat voor deredactie.be tweewekelijks zijn licht schijnen over verrassingen of tegenslagen in de wondere wereld van de digitale technologie. Hij is strateeg bij In The Pocket dat strategisch en technologisch advies geeft en digitale producten bouwt voor bedrijven als Bancontact, Colruyt en Samsonite. Twitter: @vrederik.

Binnenkort vast deel van uw meubilair: de digitale butler. Gadgets als de Amazon Echo of Google Home zijn dé nieuwe coole kids on the block. Opvallend bij die toestellen: de bediening. Knoppen hebben afgedaan, en zelfs fancy touch screens zijn alweer passé.

Hoe je die virtuele assistenten dan wel bedient? Met jouw stem. Stemherkenning lijkt, 20 jaar na pionierswerk van Lernout & Hauspie, helemaal terug van weggeweest.

Wellicht de bekendste voorbeelden zijn Apple’s Siri of Google’s naamloze assistant, de sympathieke hulplijn, verscholen achter de Home-knop van je smartphone (of achter de magische woorden “Ok, Google” of “Hey, Siri"). Al blijven die arme assistenten vaak nog dat: verscholen. Verder dan enkele enthousiast onthaalde “Heb ik morgen een jas nodig?” en “Vertel eens een mop!” demonstraties komen de meesten niet.

Praten tegen je smartphone is vooralsnog een gimmick. En toch zullen we binnen enkele jaren tegen zowat al onze toestellen praten. Wat houdt ons nog tegen?

Een eerste drempel is de accuraatheid. Make no mistake: stemherkenning staat al heel ver. Amazon en Google halen, zelfs in luidruchtige omstandigheden en vanop enkele meters afstand, al een accuraatheid van zo’n 90%.

Maar: het verschil tussen 90% (vandaag), en 95% (morgen) of zelfs 99% (zeer binnenkort), is een game changer. Het is het verschil tussen "net niet genoeg, dus dan maar nooit" en “altijd, overal".

Iedereen die wel eens Siri uitprobeert in gezelschap (“Hoe lang is het rijden naar huis?”), om vervolgens op z’n bek te gaan (“Dat snapte ik niet zo goed: Goulash treden anus"), zal begrijpen wat ik bedoel. Relevante parallel hier: touch screens bestonden ook al langer, maar het was pas toen de iPhone de uitvoering ervan helemaal juist had, dat ze in recordtempo het toetsenbord hebben vervangen. Hetzelfde geldt dus ook voor het volgende grote interactie-instrument, onze stem.

Een tweede remmende factor is de intelligentie achter de virtuele assistenten. Die laat vaak nog de wensen over. Heel gerichte vragen leveren doorgaans geen probleem op: een wekker instellen, polsen naar het weer, een bericht sturen naar moeder, een voetbaluitslag raadplegen … Wanneer die vragen breed gaan, slaat de twijfel helaas toe.

Artificiële intelligentie is aan een indrukwekkend parcours bezig, maar op échte brede intelligentie is het nog even wachten. Om dat even heel praktisch te stellen: de link leggen tussen een jasgerelateerde vraag en een weersvoorspelling, dat lukt perfect. Maar wanneer ik vraag of ik “een jas nodig heb?”, betekent dat iets heel anders naar gelang de context: wanneer ik aan de deur sta, dan wel mijn valies vanop zolder haal, of 10 minuten nadat een collega vraagt of ik na het werk een terrasje wil doen.

Verwacht dus dat Siri, Cortana, Alexa of Assistant (droog, Google, droog ...) nog wel vaker dom en onbeholpen uit de hoek zullen komen. Maar heel gerichte assistenten (op een wekker, wasmachine of thermostaat) zullen je wel al verrassend goed kunnen helpen.

Slimme toestellen komen er trouwens in groten getale aan. Een simpele microfoon, camera of een andere goedkope sensor, in combinatie met steeds goedkoper wordende internettoegang, en elk toestel plukt de vruchten van het grote artificiële brein in de cloud. Maar dat is een verhaal voor een volgende keer.

Tot slot is er nog de sociale dimensie. Het feit dat je ergens in een publieke ruimte luidop praat met een artificieel wezen, voelt op dit moment nog heel vreemd. Als ik mijn telefoon dan eens vocaal bedien (terwijl ik met m’n oortjes in door de stad waai), wordt dat vaak onthaald op verraste (“Precies Star Trek”) of zelfs afkeurende blikken (“Dikke blageur”).

Ook dat zal veranderen. Vroeger zonderden we ons nog af om te telefoneren; nu lopen we met z’n allen vrolijk virtueel kletsend over straat. (In heel wat landen gebruiken jongeren Messenger of WhatsApp trouwens niet voor tekstberichtjes, maar sturen ze gewoon stemberichtjes naar elkaar, als een soort moderne walkie talkie.)

Luidop praten op je eentje is dus best normaal geworden … in gesprek met andere mensen. De volgende stap is het gesprek aanknopen met die artificiële assistant. Het begint nu al, met “Bel naar liefje” of “Toon me de route naar huis”, maar gaandeweg zullen daar nog andere verzoekjes bijkomen (Zeker proberen: “Waar staat mijn auto?”). Toegegeven, alle begin is moeilijk: verwacht stembediening dus eerst thuis of in de wagen.

“Alexa, de assistent van Amazon heeft al duizenden ‘skills’ geleerd, zoals Spotify opzetten, pizza bestellen, dingen toevoegen aan het boodschappenlijstje, of de lichten dimmen.”>

De technologie is er nog niet helemaal, maar die wordt exponentieel beter. De intelligentie erachter wordt ook met rasse schreden slimmer. En als het echt handig is, zullen mensen het vanzelf wel gaan doen. Ik zeg het: binnenkort praat je meer met apparaten dan met mensen.
 

Meest gelezen