Vlaanderen: weinig verandering op 30 jaar

Kunnen we, aan de hand van de de cijfers die we vinden, de bewering van Bruno Tobback (SP.A) staven?

Veel Belgen die makkelijk rondkomen, groeiden ook op in een gezin met weinig financiële problemen. Wie in armoede opgroeide, geeft zelf ook aan dat hij/zij moeilijk rondkomt. België scoort daarin slechter dan de buurlanden.

Als we de situatie in Vlaanderen bekijken, komen we tot dezelfde conclusie. Recente studies (2009) van het Centrum voor Sociaal Beleid van de Universiteit Antwerpen tonen aan dat het opleidingsniveau en werkstatus van de ouders een sterke invloed hebben op de participatie van kinderen in het hoger onderwijs.

Een vergelijking met gelijkaardige studies uit 1976 en 1992 toont bovendien aan dat de sterkte van die invloed de afgelopen 30 jaar nauwelijks is afgenomen.

Doorgeven van jobs? België is een koploper

Een andere studie uit 2007 naar sociale mobiliteit en werkstatus toonde tot slot aan dat er een erg sterke link bestaat tussen het soort werk dat ouders uitvoeren en het soort job waar de kinderen in terechtkomen.

Kinderen van ouders die hoge functies bekleden, hebben een sterk verhoogde kans ook in deze jobcategorie terecht te komen. Kinderen van ouders die de eenvoudigste jobs uitvoeren, lopen een sterk verhoogd risico om later ook een eenvoudige job uit te oefenen.

Een internationale vergelijking wees uit dat wat het doorgeven van eenvoudige jobs van generatie op generatie betreft, België een koploper was in het Europese peloton. In de Europese lijst staan we zelfs op de derde plaats, na Zweden en Tsjechië.

Tot slot: een studie over ongelijkheid die een maand geleden verscheen bracht de lage sociale mobiliteit in België in verband met het feit dat staatsuitgaven voor kinderopvang en hoger onderwijs vooral bij gezinnen met hoge inkomens terechtkomen.

Conclusie

Tijdens de uitzending van "Reyers politiek" stelde Bruno Tobback dat sociale mobiliteit bijna nergens zo hoog is als in West-Europa, België en Vlaanderen.

Volgens de studiedienst van de partij baseert de partijvoorzitter zich hiervoor op de Great Gatsby-curve. De curve toont geen cijfers over België maar doet de indruk ontstaan dat een lage inkomensongelijkheid leidt tot hoge sociale mobiliteit. Op basis van cijfers over lage inkomensongelijkheid in ons land maakt Tobback dus de veronderstelling dat we ook over hoge sociale mobiliteit beschikken. Dit is een veronderstelling en geen bewezen feit.

Andere indicatoren doen de indruk ontstaan dat sociale mobiliteit niet tot de hoogste ter wereld behoort. Schoolresultaten worden in België bijvoorbeeld sterk beïnvloed door de socio-economische status van het gezin. Wat dat betreft, bengelen we internationaal aan de staart.

Kinderen van hoogopgeleide ouders verdienen ook meer dan anderen. Wat dat betreft bevinden we ons in de Europese middenmoot. Van alle volwassenen die nu geen financiële problemen ervaren, komt slechts 20 procent uit een gezin dat niet rondkwam. Wat deze laatste resultaten betreft, staan we op de voorlaatste plaats in de Europese lijst.

De afgelopen 30 jaar is de sterkte van de invloed van opleidingsniveau en werkstatus op de participatie van de kinderen in het hoger onderwijs nauwelijks afgenomen. Tot slot: kinderen van ouders die de eenvoudigste jobs uitvoeren, lopen een sterk verhoogd risico om later ook in een dergelijke positie terecht te komen. Wat dit laatste betreft, staat ons land op de derde plaats in de Europese lijst, na Zweden en Tsjechië.

Slotconclusie: op basis van de Great Gatsby-curve zouden we kunnen veronderstellen dat ons land een hoge sociale mobiliteit heeft. We vonden geen studies terug die dit becijferden. Aan de hand van de cijfers die we wel vonden, konden we de bewering van Bruno Tobback niet staven. Zes studies toonden zelfs aan dat ons land qua sociale mobiliteit vaak slechter scoort dan de meeste andere Europese landen.

Meest gelezen