Utopia boven de koolmijn

Grand-Hornu viert dit jaar zijn 200e verjaardag. De mijnsite, op een steenworp van Bergen, behoort tot het industriële erfgoed van begin 19e eeuw. Opgestart als een enkele kolenmijn, groeide de site uit tot een gemeenschap binnen de stad, ontsproten uit het brein van een man die meer wou zijn dan een kolenboer.

Een bezoek aan de mijnsite Grand-Hornu vraagt om een bewolkte dag. Steenkoolontginning associeert men nu eenmaal met grauw en grijs. De donkere lucht schept de perfecte sfeer, alsof ze de droefnis over de sluiting van de steenkoolmijn extra in de verf zet. Grand-Hornu was niet zomaar een mijnsite. Grand-Hornu was de realisatie van een droom, de droom van de Franse kolenhandelaar Henri De Gorge (foto). De Gorge liet begin 19e eeuw een ovaalvormig mijncomplex in neoklassieke stijl optrekken. Maar hij keek ook verder dan de kolenontginning zelf. Hij wilde van Grand-Hornu de ideale stad maken. Zijn versie van Utopia.

Samen met een architect tekende hij een urbanistisch complex uit. Rond de mijngebouwen werden in 6 straten 450 arbeidershuizen gebouwd. Ze streefden daarbij naar uniformiteit en esthetische harmonie, zonder in monotonie te vervallen. Ze bouwden niet alleen huizen, maar ook twee scholen, een jongens- en een meisjesschool, een feestzaal en een ziekenhuis. In de wijk kwamen ook winkels waar men aan betere prijzen voedsel kon kopen.

De Gorges doel was een autonome gemeenschap, waarbij hij een soort van familiegeest wou creëren. Maar zijn ideale stad had ook een praktische kant. Met de 450 huizen kon hij de mijnwerkers dicht bij de mijn huisvesting aanbieden. Vele mijnwerkers liepen in die tijd namelijk uren te voet naar en van het werk.

Respect voor vrouwen en kinderen

De Gorge voelde zich ook verantwoordelijk voor het welzijn van zijn arbeiders. Zo werd het vrouwen absoluut verboden om in de mijnschachten te werken. De kinderen kregen dan weer verplicht, maar gratis onderwijs tot 12 jaar. Geheel in de lijn van zijn humanistische visie was hij ervan overtuigd dat onderwijs de beste manier was om de maatschappij te veranderen. Daarmee was hij zijn tijd ver vooruit, want pas 100 jaar later zou de leerplicht wettelijk bepaald worden.

Vol goede bedoelingen, nam De Gorge echter een groot risico, want in de mijnen op amper 500 meter van Grand-Hornu golden heel andere regels. En omdat in die tijd elke werkende hand in een gezin van pas kwam, konden de ouders hun kinderen alsnog naar een andere mijn sturen.

Want ondanks het idealisme van De Gorge was het leven van de mijnwerkers van Grand-Hornu hard. Niettemin gaf De Gorge zijn arbeiders veel vrijheid in vergelijking met andere industriëlen. De mijnwerkers van Grand-Hornu waren niet zozeer gelukkiger dan andere mijnwerkers, laat staan rijker, maar ze werden wel het best behandeld.

Toch kon dat niet voorkomen dat de mijnwerkers uiteindelijk in opstand kwamen. De aanleiding was de spoorweg die De Gorge tot aan het nabijgelegen kanaal liet aanleggen. De mijnwerkers voelden zich bedreigd. Vandaag vervangt de trein de paarden, morgen vervangen machines de mankracht, vreesden ze. Honderden mijnwerkers sloegen de mijnsite kort en klein, De Gorge moest zich – verkleed als mijnwerker – in een duiventil boven de stallen verbergen.

Na de dood van De Gorge in 1832 nam zijn weduwe Eugénie Legrand de leiding over de mijnsite over. Een zeldzaamheid in die tijd, slechts drie vrouwen konden zich toen baas van een industriële onderneming noemen. Tot aan de sluiting van de mijn stonden de erfgenamen van Legrand aan het hoofd van de site.

Sociale catastrofe

In 1954 viel het doek over Grand-Hornu. Het uitbaten van de kolenmijn joeg de EGKS op kosten en dus moest de mijn dicht. De sluiting, een van de eerste in België, leidde een sociale ramp in. Omdat er geen andere industrie in de omgeving aanwezig was, stortte de sluiting van de mijn de bevolking van de streek in een zo goed als algemene werkloosheid.

In de hoop nog munt te kunnen slaan uit de verkoop van onder meer machines, werd het mijncomplex leeggeroofd. Arbeiders namen vanalles mee. De mijnsite zelf bleef als een complete ruïne achter en lag meer dan een decennium te verkommeren. Toen eind jaren 60 plannen opdoken om het complex met de grond gelijk te maken om plaats te maken voor een parking voor een nabijgelegen winkelcentrum, kwam er protest en werd op de grote historische waarde van de site gewezen.

Uiteindelijk kocht de provincie Henegouwen het complex op en maakte er een cultureel toeristische trekpleister van. Door in de oorspronkelijke architectuur tentoonstellingen over moderne kunst en design te houden, worden verleden en toekomst met elkaar verbonden. Later werd in een nagelnieuw gebouw het Museum voor Hedendaagse Kunsten aan de site toegevoegd.

En de arbeidershuisjes? De 450 huizen werden bij de sluiting van de mijn te koop aangeboden. De mijnwerkers kregen daarbij voorkooprecht. De uniformiteit van de begindagen is inmiddels verdwenen. De bewoners pasten de inrichting van hun huizen naar eigen goeddunken aan. En de kleuren van de voorgevels weerspiegelen nog amper de tijd van weleer, op één na (foto).

Maar niet alles is veranderd. Nog steeds is armoede hier troef. Dit is een van de armste streken van België en in De Gorges huisjes wonen ook nu nog voornamelijk armere mensen. En nog steeds, 55 jaar na de sluiting van de mijn, is hier amper werk. De Gorge haalde de arbeiders twee eeuwen geleden van heinde en ver naar hier om dicht bij hun werkplaats te wonen. Vandaag moeten ze, op zoek naar werk, opnieuw alle kanten uit.

Freek Willems

Naar aanleiding van de 200e verjaardag opent vandaag de tentoonstelling "Le Fabuleux Destin du Quotidien", over de relatie tussen kunst en design. De publieksopening is op zondag 7 februari.

Meer informatie over deze tentoonstelling en het Museum voor Hedendaagse Kunsten vindt u op www.mac-s.be.

Informatie over de site zelf, vindt u op www.grand-hornu.be.

Meest gelezen