Niet minder, maar meer discussies online - Maarten Lauwaert

Is een online discussie per definitie gedoemd om af te glijden in een scheldtirade? Of kan een redactie de conversatie constructief houden? Een aantal redacties sluiten de mogelijkheden om online te discussiëren. Maarten Lauwaert pleit voor een omgekeerde beweging en ziet oplossingen om deze discussies proper te houden.
analyse
Analyse

Maarten Lauwaert is sinds 2017 digitaal strateeg voor de digitale kanalen van VRT Nieuws. Hiervoor werkte hij mee aan tal van innovatieve digitale projecten op VRT.

Enkele weken geleden deelde VRT-journaliste Fatma Taspinar via social media een persoonlijke tekst, waarin ze racistische opmerkingen op diezelfde sociale media aanklaagde. Een terechte kreet om aandacht te besteden aan dit probleem. Wanneer je comments op Facebook, Twitter of nieuwswebsites leest, lijkt het wel alsof giftige, destructieve opmerkingen daar de standaard zijn geworden. Maar is dat wel zo?

Is een online discussie per definitie gedoemd om af te glijden in een scheldtirade? Of kunnen we als redactie de conversatie constructief houden?

Sommige media schrappen commentaren van publiek

De voorbije weken was er heel wat te doen rond online conversaties, grotendeels in de slechte zin. Jago Kosolosky, hoofdredacteur van Knack.be, liet in een opiniestuk in zeer duidelijke taal verstaan dat Knack afstand neemt van het modereren en begeleiden van discussie op hun website.

Hierdoor hoeft de redacteur hier niet meer mee bezig te zijn en kan hij of zij zich helemaal concentreren op de journalistieke taak.

Giftige opmerkingen op sociale media of in de commentarensectie van websites zijn inderdaad een probleem. We kunnen ons de vraag stellen hoe groot de stroom van fatsoenoverschrijdende negatieve comments effectief was aan het adres van Kerim A., maar dit helpt ons natuurlijk niet verder in de discussie rond de aanpak van het probleem.

Racistische commentaren, respectloze uitlatingen of rechtstreekse verwijten als comments op een artikel zijn een gegeven, en de manier om hiermee om te gaan is een gevoelige kwestie. Wanneer Kosolosky schrijft dat journalisten angstig zijn om verhalen in eigen naam te publiceren - uit schrik voor beledigende commentaren -, kan ik enkel respect tonen voor deze soms zeer lastige taak.

Dit is een begrijpelijke reactie, zeker na de heisa rond de racistische commentaren aan het adres van de Limburger die doodgeschoten werd in Istanbul. Fatma Taspinar klaagde dit gedrag terecht aan met een persoonlijke en bijtende tekst op Facebook.

Maar of het afsluiten van de commentsectie hiervoor een oplossing is, lijkt me vergezocht. Het internet is meer dan een discussie op knack.be. De kans is zeer realistisch dat kwetsende opmerkingen toch nog een weg vinden naar de journalist, via Facebook, Twitter of mail.

Conversatie en discussie zijn inherent verbonden met journalistiek. Elke journalist wil dat over zijn of haar stuk gesproken wordt. En lezers discussiëren graag over die thema’s, of het nu op café is, aan de ontbijttafel, in de klas of tijdens de koffiepauze.

Conversatie en discussie zijn ook inherent verbonden met het internet. Het internet is een verbindend medium. Het is al lang geen archiefkast voor gedigitaliseerde content meer, maar een sociaal medium, waar mensen elkaar vinden, in discussie gaan, elkaar steunen, neerhalen, pesten of verliefd worden.

Daarom verwondert het mij wanneer Jago Kosolosky zich afvraagt “waarom redacties zich ooit een online taak hebben toegeëigend die offline meteen zou weggelachen worden”.

Online kan meer dan offline

De mogelijkheid om in conversatie te gaan met de gebruiker is net wat online publiceren onderscheidt van het offline verspreiden van content.

Uiteraard mag ik niet voorbij gaan aan de distributiekracht van social media of het web in het algemeen, maar het internet herleiden tot een distributiekanaal is als een vliegtuig enkel te gebruiken om van punt A naar punt B te taxi-en, en vergeten dat het ook nog kan vliegen.

Het is uiteraard niet de eerste keer dat de vraag of redacties zich moeten bezighouden met comments en discussies. De voorbije jaren hebben tal van online publicaties hun commentaarsectie gesloten, om zo de discussie te verplaatsen naar plekken als Facebook, Twitter of Reddit.

Comentaar enkel via sociale media organiseren?

Elke organisatie moet uiteraard de online tactiek invullen naar eigen wil en kunnen. Conversatie voeren en modereren is een moeilijk schaalbare onderneming.

Het vraagt emotionele intelligentie, en hoewel de Artificial Intelligence-buzzwords ons om het oor vliegen, staan we nog ver van een alwetend systeem dat perfect kan inschatten hoe te antwoorden op vragen. Er zijn dus mensen nodig, en mensen die tactvol en met kennis van zaken discussies kunnen aangaan. Journalisten bijvoorbeeld.

Op deredactie.be zijn we op dit moment niet zo georganiseerd dat we deze taak ten volle kunnen aangaan. Ook wij kiezen ervoor om de discussie op sociale media te laten plaatsvinden.

Maar ook daar lukt het ons niet om er helemaal voor te gaan. Het vraagt heel veel inzet bovenop de reeds geleverde inspanningen. Dat mag echter geen excuus zijn om niet beter te willen doen.

Een herorganisatie die zich beter richt op deze taak lijkt dan ook nodig. De Amerikaanse publieke radiozender NPR gaf deze zomer reeds het goeie voorbeeld. Zij zien de kracht van online conversaties in en pushen hun journalisten om zoveel mogelijk in gesprek te gaan via verschillende kanalen en zijn voortdurend op zoek naar de beste manieren van interactie.

Maar alvorens uit te zoeken hoe we ons moeten organiseren, moeten we eerst de vraag stellen: wat is de juiste manier van conversatie voeren?

Bijna tegelijkertijd met het opiniestuk van de Knack hoofdredacteur, bracht Boston Globe naar buiten dat ze experimenteren met semi-gesloten Facebookgroepen, waar gebruikers elkaar uitnodigen om te praten over een bepaald topic.

Hoe werkt het?

Gebruikers worden uitgenodigd in de Facebookgroep. Elke genodigde kan op zijn of haar beurt ook andere mensen uitnodigen. Mensen kiezen dus zeer bewust of ze aan dit gesprek willen deelnemen.

Dat zorgt voor een verantwoordelijkheidsgevoel dat gedragen wordt door de hele groep. De gebruikers willen een constructieve conversatie voeren, en proberen deze ook samen opbouwend te houden. Bijkomend effect is dat comments van de leden niet verschijnen in hun Facebookfeed, waardoor “toevallige omstaanders” deze niet als Facebookupdate te zien krijgen, en dus ook niet de kans krijgen om te reageren.

Voor de Boston Globe werkt deze aanpak, zij zien een verdubbeling van het aantal comments op een post, en merken ook dat de sfeer over het algemeen een pak positiever aanvoelt.

Faceboekgroepen

Ook Vox experimenteert met deze vorm. Zij doen het om een net iets andere reden, namelijk het vergaren van nieuwe content en inzichten. Door Faceboekgroepen rond bepaalde thema’s op te starten, zoals bijvoorbeeld rond Obamacare, creëren ze groepen van mensen die de journalisten kunnen helpen inzichten te vergaren over het onderwerp.

De groepsleden kunnen discussiëren over bepaalde artikels, of, nog vroeger in het proces, verhaalinsteken evalueren en verhalen helpen te evolueren.

De mogelijkheid om als redacteur vragen te stellen aan gebruikers, of met extra informatie in te pikken op bepaalde opmerkingen is een ongelofelijke vooruitgang voor de journalistiek.

Journalisten zijn geen proffen

Vroeger was de journalist verplicht om zich te gedragen als een universiteitsprofessor, die voor een al dan niet gevulde, zwijgende aula zijn redevoering ten berde kon brengen. Nu hebben we de keuze: willen we nog steeds het eenrichtingsverkeer hanteren, of gaan we de conversatie aan?

Willen we de professor zijn, of nemen we de rol aan van gemotiveerde leerkracht die vraagt aan zijn leerlingen wat zij ervan denken, of ze vragen hebben, en hun gedachtengang helpen ondersteunen met extra inzichten en context? En de discussie die daaruit voortvloeit kan dan weer nieuwe inzichten opleveren voor de journalist, wat tot nieuwe verhalen kan leiden.

Effect van zichtbare aanwezigheid

Het effect van zichtbare aanwezigheid van de redacteur in de conversatie is niet te onderschatten. Niet alleen geven gebruikers aan dat ze willen dat journalisten en experts zich mengen in de discussie, het zorgt ook voor een meer genuanceerde, respectvolle conversatie.

Wanneer gebruikers merken dat redacteurs lezen wat ze neerschrijven, en er zelfs op reageren, begrijpen ze dat het niet gewoon schreeuwen in een lege hal is, maar dat er echte mensen aan de ontvangende kant staan.

Wanneer we gewoon een artikel plaatsen en de discussie openen, lijkt het alsof gebruikers een soort van straffeloosheid ervaren. Het is het equivalent van een feest organiseren waarbij de gastheer bij aanvang van het feest het pand verlaat. Accidents will happen, people will get hurt.

Uitleggen

De taak van journalisten is niet gewoon het verkondigen van feiten. Het is ook uitleggen en contextualiseren van gebeurtenissen. Online conversaties geven ons een zeer sterke tool om topics nog beter te duiden bij onze gebruikers. We kunnen snel inspelen op vragen, op het gepaste moment extra informatie meegeven of verwijzen naar andere artikels.

De vraag is niet: moeten we deze tool gebruiken, maar wel: op welke manier. Dat is de zoektocht die we moeten voeren. 

Facebook Live

Facebook Live kan zo een manier zijn, eentje die deredactie.be nu al frequent hanteert. We merken dat het aantal opmerkingen tijdens een Facebook Live gesprek beduidend hoger kan liggen dan bij een gewone Facebookpost, en ook de toon van de opmerkingen is over het algemeen vrij constructief.

De mogelijkheid om vragen te stellen aan een expert of journalist, die dan op zijn of haar beurt meteen de gebruiker van antwoord kan dienen is een sterke vorm van interactieve journalistiek, en toont hoe kort op de bal spelen kan leiden tot interessante interactie tussen journalist en gebruiker.

Kwestie van respect

Maar het hoeft niet te stoppen met nieuwe mogelijkheden of pistes op bestaande platformen. We kunnen op zoek gaan naar innoverende concepten voor interactie.

The Coral Project, een gemeenschappelijk project tussen grote journalistieke spelers als The New York Times en The Washington Post, houdt zich uitsluitend bezig met de zoektocht naar manieren om online conversaties te verbeteren voor journalisten en uitgevers.

Ik geloof dat er een grote groep gebruikers is die wel samen met ons een interessant gesprek wil voeren, of het nu gaat over een lang aanslepende politieke crisis of over de waan van de dag.

Dat het organiseren van deze conversaties veel tijd en moeite zal kosten als redactie, staat vast. Maar als we zo het gesprek online op die manier menselijker, respectvoller en waardevoller voor de gebruiker kunnen maken, lijkt het mij absoluut het waard om dit te onderzoeken.

Meest gelezen