Wetteren eert dwangarbeiders van de Grote Oorlog

Het kleine Oost-Vlaamse stadje Wetteren werd, zoals alle andere steden en gemeenten in bezet België, vanaf midden oktober 1916 geconfronteerd met het fenomeen "dwangarbeid". Grote groepen mannen werden door de Duitse bezetter afgevoerd. Eerst naar een onbekende bestemming; maar al snel bleek dat ze vooral in Noord-Frankrijk gedwongen werden te werken aan de Duitse verdedigingslinies. 1.240 mannen uit Wetteren werden opgeëist, 103 van hen overleefden dat niet.

Van bij het begin van de oorlog was het kleine industriestadje Wetteren zeer zwaar getroffen. De textielnijverheid, goed voor zo’n 2.500 jobs, viel bijna onmiddellijk stil, de werkloosheid was er zeer hoog.

Half 1916 besliste de nieuwe Duitse legertop, mede onder druk van grote industriëlen om de Belgische werklozen op grote schaal in te zetten voor de Duitse oorlogsinspanning.

Op 16 oktober 1916 vertrok een eerste groep van 538 opgeëisten vanuit Wetteren. Onder militaire begeleiding ging het eerst te voet naar Dendermonde, daar werden ze de trein opgezet, richting Noord-Frankrijk.

Voor eind 1916 vertrokken nog 3 groepen mannen. In totaal telde Wetteren, met de deelgemeenten Massemen en Westrem, ruim 1.250 "opgeëisten" tot het einde van de oorlog, of één vierde van alle mannen tussen 14 en 60.

Duitse soldaten houden vrouwen tegen die nog afscheid willen nemen van hun opgeëiste mannen. Beginfoto: groep Wetterse dwangarbeiders in het Noord-Franse Aulnois-sous-Laon, dit soort foto's werd gemaakt om naar het thuisfront op te sturen.

Toen 99 mannen uit de eerst groep opgeëisten op 4 januari 1917 terugkeerden, bleek hoe verwoestend de dwangarbeid wel was.

Een getuige, Arnold De Coninck, noemde de terugkeer van de mannen de ‘schrikwekkendste’ gebeurtenis die hij sinds het begin van de oorlog beleefde:

“Het zijn allemaal levende doden, de sukkelaars die zij huiswaarts gezonden hebben: uitgeput, net geraamtes, met de doodskleur op hun wangen. Afgrijselijk ….

Er heerst opschudding onder de bevolking en angst om diegenen die nog weg zijn, onzekerheid over hun levensomstandigheden, hun gezondheid, of ze nog wel in leven zijn …”

In de dagen nadien werden in Wetteren de eerste rouwdiensten gehouden voor overleden "opgeëisten".

103 van de Wetterse opgeëisten kwamen om. Ter vergelijking: van de Wetterse mannen die in Het Belgische leger dienden, sneuvelden er 73. Wie de opeising wel overleefde, bleef vaak zijn leven lang getekend door een beperking.

Groep dwangarbeiders die werden ingezet bij de aanleg en onderhoud van spoorwegen in het Noord-Franse Itancourt. Hendrik Leboeuf uit Massemem, de man met het kruisje, ontsnapte drie maal uit zijn werkkamp, maar werd telkens weer opgepakt. Als straf werd hij een tijdlang opgesloten in de gevangenis van Dendermonde.

Eerherstel voor de vergeten slachtoffers

Vijf jaar lang doorzochten Lisette De Graeve en haar man Roger Rasschaert, samen met Christine Vliebergh en Monique Cornelis, het Wetterse stadsarchief en de belangrijkste Belgische archieven om meer te weten te komen over de Wetterse opgeëisten.

Lisette De Graeve wist vooraf wel iets van het verhaal af:

"Mijn hoogbejaarde schoonmoeder vertrouwde mij enkele zaken toe, die zijzelf gekregen had van haar vader, met het verzoek om er goed zorg voor te dragen en ze altijd te bewaren.

Het ging om een foto van haarzelf met haar moeder, een soort stempelkaart en een gele stoffen band voorzien van de letters ZAB en het getal 1600.”

Maar pas door het onderzoek is ze gaan beseffen wat die voorwerpen betekenden en hoe vreselijk het verhaal was, dat er achter school.

De armband van de opgeëiste Jozef Vande Sompele, grootvader van Roger Rasschaert, die tot ZAB / Zivilarbeiterbataljon 2 behoorde en nummer 1600 had. Belgische dwangarbeiders droegen een gele band, de Franse een rode.

De amateurhistorici probeerden ook nabestaanden te betrekken bij hun onderzoek. Al snel bleek dat de overlevenden hun verhaal nauwelijks doorvertelden, in weinig families leeft nog de herinnering aan een opgeëiste voorvader.

Lisette De Graeve: “Een soldaat die sneuvelt is een oorlogsheld. Maar wie wegkwijnt van hard labeur in Noord-Frankrijk in erbarmelijke omstandigheden, werd vergeten.

Nochtans werden in Wetteren meer dan 1.250 inwoners opgeëist. De gemeente telde toen zo'n 17.000 inwoners of 5.000 gezinnen. Dus in één op vijf gezinnen was er iemand slachtoffer van de Duitse terreur.

Ze moesten werken aan een hongerloon in de oorlogsindustrie en verdienden 40 cent per dag. Een ei kostte toen 15 cent in de winkel.”

Vooral jonge Wetterse opgeëisten en hun Duitse bewakers in het zogenaamde "mattekot" in Melle, een buurgemeente van Wetteren. Het "mattekot" was een atelier waar het Duitse leger matten van wilgentakken liet vlechten, die gebruikt werden bij de bouw van loopgraven en versterkingen.

De dwangarbeiders werden dus door de Duitsers ook in eigen streek ingezet, en ook achter het front in de Westhoek.

De titel van het boek van Lisette De Graeve en Roger Rasschaert zegt duidelijk wat het wil bereiken:  “Eerherstel voor de vergeten slachtoffers van de Grote Oorlog”. Het schetst het verhaal van de opeisingen, in het algemeen en in Wetteren specifiek, de moeizame strijd van de opgeëisten voor erkenning na de oorlog, en vooral: van elk van hen wordt, soms kort, soms langer, het verhaal gebracht. Hier volgen de verhalen van enkelen van hen.

Twee broers, samen in één graf in Noord-Frankrijk

De broers Gaston en Maurits Tondeleir, allebei werkloze fabrieksarbeiders uit Wetteren, werden samen gedeporteerd op 16 oktober 1916. Beiden werden ingelijfd bij de eerste compagnie van Z.A.B.16 ( Zivil Arbeiters Batallion 16). Drie maandenlang voerden ze dwangarbeid uit in Laon en in Saint-Gobert aan 30 pfennig per dag. 30 pfennig was de (zeer lage) dagvergoeding voor dwangarbeiders die weigerden een contract te tekenen.

Op 15 januari 1917 overleed Gaston in het lazaret dat ondergebracht was in de normaalschool in Laon. Hij werd 18 jaar. Zijn broer Maurits stierf een dag later. De officiële doodsoorzaak was telkens longontsteking.

Maar in de familie gaat het verhaal dat de twee broers in een kelder werden opgesloten en uitgehongerd, omdat ze weigerden te werken. Een verhaal dat zo goed als zeker van lotgenoten kwam die het wel overleefden.

Gaston en Maurits werden samen begraven en liggen in een graf op een Franse militaire begraafplaats in Soupir (Aisne). Op het kruis staan ze evenwel foutief vermeld als slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog.

De jongste 13, de oudste 58

Serafien Van den Berghe werd geboren in september 1903, in Massemen, een deelgemeente van Wetteren. Hij was wever en nog bitter jong, pas 13, toen hij op 7 oktober 1917 werd opgeëist en gedeporteerd naar Frankrijk.

Vermoedelijk moest hij als "gijzelaar" een andere gedeporteerde uit Wetteren, die gevlucht was, ‘vervangen’. Een van zijn broers, August was al eind 1916 als "opgeëiste" naar Noord-Frankrijk vertrokken.

Seraphin werd gedwongen te werken in het Noord-Franse Mézières, aan 30 pfennig per dag. Hij keerde terug op 4 mei 1918. Hij overleefde en stierf in 1973.

De oudste was Jan-Baptist De Pauw, een lijnwaadplooier. Hij was 58 toen hij werd opgeëist en werkte een jaar lang voor de Duitsers als mattenvlechter. Nog 3 broers van hem werden opgeëist.

Links een oproep van de burgemeester van Wetteren, in De Scheldebode van 17 januari 1917, om rustig te blijven bij de terugkeer van opgeëisten. De terugkeer van de eerste groep had grote ophef veroorzaakt.

Rechts een waarschuwing van de plaatselijke Duitse bevelhebber dat als opgeëisten vluchten, de gemeente beboet zal worden en er een gijzelaar in de plaats moet komen

In een besneeuwde greppel gegooid

Edmond Verdonck, een wever, werd op 1 december 1916 vanuit Wetteren naar Frankrijk gedeporteerd. Als nummer 823 werd Edmond ingelijfd bij Z.AB.32 en tewerkgesteld in Damvillers, aan 30 pfennig per dag.

Hij overleed in Damvillers, op 27 maart 1917, aan longtuberculose(sic), 37 jaar oud.

Een andere Wetterenaar en lotgenoot getuigde later: “Edmond was nog slechts een geraamte. Hij kon niet meer rechtop lopen en meermaals heb ik hem ondersteund tijdens de verplaatsing van de werkplaats naar de barakken en omgekeerd."

"Op een dag toen hij zich opnieuw moeizaam voortsleepte, schopte een "Duitsche" bewaker hem in een ondergesneeuwde greppel. De dag nadien was mijn onfortuinlijke kameraad overleden!
Ik heb nog geholpen om hem te begraven.“

Het boek  "Vergeten Slachtoffers van de ‘Groote Oorlog"  van Lisette De Graeve en Roger Rasschaert is een archiefpublicatie van de gemeente Wetteren.
 

Lessen en Geraardsbergen

Ook het Henegouwse Lessines en Geraardsbergen herdenken  hun opgeëisten.

In Lessines werden er 1579 mannen opgeëist, 141 overleefden het niet. Een goede, Franstalige website vertelt hun verhaal.

Vanuit Geraardsbergen werden 803 mannen gedeporteerd, 41 van hen kwamen om. Voor hen is in het Sint-Catherina-college aan de Wegvoeringsstraat, de plaats vanwaar ze vertrokken, een monument onthuld.

Meest gelezen