Het Verdriet van Marc Sleen

In een van zijn laatste interviews, in maart 2014 in Knack, drukte Marc Sleen zijn ongenoegen uit over de afwezigheid van Nero in boekhandel en stripwinkel. Ik nam de proef op de som. Inderdaad, heelder rekken Van der Steen, Kiekeboe, zelfs Jommeke, maar in geen velden of wegen iets van Marc Sleen. Een kleine opiniepeiling leerde mij dat jongeren van nu Nero helemaal niet leuk vinden. Volgens mijn tienerkinderen en hun vriendjes is Nero melig en onverstaanbaar.
opinie
Opinie

Lucas Vanclooster is journalist bij VRT-Nieuws en volgt cultuur met grote en kleine c.

De man kreeg bij leven een museum, verschillende standbeelden en een symfonie met zijn naam, én de Adhémar-prijs genoemd naar een van zijn creaties. Maar mogelijk heeft hij zelf lezers weggeleid naar de tekenaars die hij onmiskenbaar beïnvloedde: Merho, Urbanus-Van Linthout, Kama-Herr Seele.

En in Gént

Marcel Honoré Nestor ridder Neels is in 1922 geboren in Gentbrugge. Ik heb het werk van Marc Sleen altijd als erg Gents ervaren, hoewel hij het grootste deel van zijn leven in een van de betere gemeenten van de Vlaamse Rand doorbracht.

In mijn verste herinneringen aan Gent zie ik afsluitingen, hokjes, puinhopen en winkelpuien die mij doen denken aan de decors van Sleen. Nero behoort tot het soort eigenwijze lawaaierige pseudo-anarchisten waar Gent er veel van heeft. De ouders van Sleen runden een café met vergaderzaal. Zoals veel Gentenaren had vader Sleen een heel eigen gevoel voor humor en vertelde hij rare verhalen. Denk ook aan de betreurde Patrick De Witte, een andere Gentse horecatelg.

Gestapo

De kleine Marc volgde als 14-jarige zondagslessen aan de academie. Hij bewonderde Pieter Breughel, Jeroen Bosch, Ensor, Toulouse-Lautrec en de Latemse schilders. De Tweede Wereldoorlog maakte een eind aan zijn opleiding.

Eerst vluchtte Marc met een scoutsgroep naar Limoges. In 1943 kwam hij via zijn broer in het Duitse Arbeitsambt terecht, waar de twee blijkbaar vooral de zaken in het honderd lieten lopen. De derde broer Neels zat in het verzet. Een en ander leidde tot een hardhandige ondervraging door de SicherheitsPolizei. De broers Neels belandden in de Nieuwe Wandeling-gevangenis.

Het leven van Marc Sleen leest als de geschiedenis van het Vlaamse krantenwezen na de Tweede Wereldoorlog. De Standaard wilde het collaboratie-imago afschudden. Gedurende een tijd heette de krant De Nieuwe Standaard. De hoofdredactie trok mensen aan die niets met de collaboratie te maken hadden, Gaston Durnez, Marnix Gijsen, en Marc Sleen, dankzij zijn door de Gestapo uitgeslagen tanden.

De Standaard

De Standaard bleef wel een principieel katholieke Vlaamsgezinde krant. Illustrator Marc Sleen moest daar terdege rekening mee houden. In die tijd stonden er in de krant veel minder foto's, en die ontbraken al helemaal in een blad met een intellectuele uitstraling.

Allerlei illustraties, kaarten, grafieken, schetsen en portrettekeningen, bij rechtszaken en sportwedstrijden onder meer, moesten luchtigheid geven aan de opmaak. De stap van portret naar karikatuur is klein, zeker voor iemand die ook in satellietbladen tekende, zoals Ons Volkske, een soort Vlaamse Le Petit XXième. Daar debuteerde Marc Sleen als striptekenaar. De bekendste reeks werd "Piet Fluwijn en Bolleke".

Bolleke

In die 1 pagina-gag, die als ondertitel droeg "De avonturen van een Vader en zijn zoon", heb ik altijd Sleens meest persoonlijke verhaal gezien. Marc Sleen had geen kinderen, dat was voor hem en zijn vrouw een drama. Bolleke is het kind dat hij had gewild. Sleen verkent met veel begrip en humor de leefwereld van zo'n knaapje.

Het verhaal is gesitueerd in een stedelijk milieu, bij mensen die zich wat hebben opgewerkt. Wat Fluwijn precies doet, blijft onduidelijk, maar in elk geval zit hij op een kantoor. Zijn vrouw heerst over het huis waar al moderne spullen aanwezig zijn, een stofzuiger, een televisie en een koelkast. En er hangt kunst aan de muur. Mevrouw Fluwijn is erg bij de tijd: af en toe gaat ze boven even rusten...

In 1947 ontstond De Nieuwe Gids. Daarin introduceerde Sleen "De Avonturen van Detectief Van Zwam". In dat verhaal dook een zekere heer Schoonpaard op, die na nuttiging van Matsuoka-bier in de waan verkeert dat hij keizer Nero is. Na 3 Van Zwams nam die Nero de hoofdrol over.

"Ik zie het Antonimus al"

In 1948 werd De Nieuwe Gids een zelfstandige gazet, die 2 jaar later onderdak vond bij Het Volk, de Gentse ACV-krant. Die omgeving stimuleerde Sleen duidelijk, zijn scenario's gingen er zichtbaar op vooruit. In Het Volk moest Sleen ook de actualiteit in zijn verhalen smokkelen. Vaak verwees hij naar de Belgische politiek waarbij hij steevast socialisten hekelde, naar de Suez-crisis, de Hongaarse opstand, Expo 58.

De Nero-albums vonden hun weg tot in bescheiden huishoudens. In mijn kindertijd kostten de uitgaven van Het Volk 15 tot 20 frank, een Suske en Wiske het dubbele of meer.

Het Volk startte in 1950 de kinderbijlage 't Kapoentje. Intussen had Sleen voor Ons Zondagsblad Octaaf Keuninck bedacht, een tegenhanger van Vandersteens Familie Snoek en een verre voorloper van Kiekeboe. Het Volk kon ook op Sleen rekenen voor de sportcartoons in de Ronde van Frankrijk-krantjes.

"Ik deed om goed te doen"

Ik zie mijn zus, broer en mezelve nog zitten, des avonds geknield op de achterbank van grootvaders Opel Rekord, 't Kapoentje op de hoedenplank, beschenen door het oranje licht van de straatlantaarns. Mijn broer en ik spraken soms met elkaar in Kapoentjes-quotes.

Vele jaren later gebeurde dat opnieuw met mijn eminente collega Johan Janssens. "Ik deed om goed te doen", was onze favoriet als we geblunderd hadden in het radionieuws. De uitspraak komt van Flurk, die het nieuwe huis van de champetter sloopte, wat de kapoentjes net daarvoor ook hadden gedaan, waarna de ordehandhaver tot zijn vreugde een nieuwe woning kreeg.

De Lustige Kapoentjes bevatten ongetwijfeld vooroorlogse jeugdherinneringen van Sleen. Vier kinderen, rondhangend op straten en pleinen, een gammel hok als schuilplaats, en Flurk als kwelgeest. Die Flurk is een van de interessantste personages uit onze stripgeschiedenis, een voorloper trouwens van Guust Flater. Guust is een naoorlogse nozem, Flurk een vooroorlogse Apache.

"Oei, 't is er neven geloof ik"

De Apachen waren een stedelijke jeugdstijl uit de jaren 30, in Brussel, Gent, Oostende, Parijs. Ze droegen zwarte en rode pakken, petten en sjaals, voerden niets uit, haatten het gezag, en dansten Le Java. Jawel, Arno Hintjens is de laatste anachronistische Apache.

De nazi's hebben deze jeugdstijl genadeloos met wortel en tak uitgeroeid. Flurk liet muizen lopen om moeder Stans uit de buurt van haar afkoelende zelfgebakken taart op de vensterbank te krijgen.

In 1965 weekte De Standaard Marc Sleen los uit Het Volk. Na zijn vertrek mocht De Standaard 3 maanden lang geen Nero's publiceren. De krant probeerde dat op alle mogelijke manieren te omzeilen.

Het Volk aarzelde niet om de gerechtelijke politie naar De Standaard/Het Nieuwsblad te sturen. Een en ander verklaart waarom Sleen na 1965 nooit meer wilde praten over De Lustige Kapoentjes en Bolleke. Vanaf 1965, na al die onverkwikkelijke copyright-perikelen, had de Standaard-groep op het vlak van tekenverhalen bijna een monopolie.

Safari

Sleen trok ook op safari naar Kenia voor Allemaal Beestjes op de BRT. Afrika inspireerde hem voor De negen peperbollen, De kille man Djaro, Het Bobo-beeldje, Aboe-Markoeb en De Lolifanten. In Knack schreef Johan Anthierens een vernietigende kritiek op Sleens safari-programma's, nadat eens zwarte kinderen met Nero-albums in de handen voor hun hutjes poseerden.

Andere inspiratie was nog altijd de politieke actualiteit in binnen- en buitenland. Dat gaf de strip op het ogenblik van verschijnen een meerwaarde, maar bleek generaties later veeleer een handicap. Welke jonge lezer nu weet wie Spaak, Theo Lefèvre, Amin Dada en Nasser waren? Sleen gaf later toe dat hij te veel de christendemocratische en westerse kaart trok.

Geen Klare Lijn

In 1992 kwam Sleen in het Guinness-boek na 45 jaar onafgebroken solo-activiteit als striptekenaar met toen bijna 200 albums. Samen met Dirk Stallaert kwamen er nog een paar tientallen bij, de laatste was nummer 217, "Zilveren tranen".

In het enige gesprek dat ik ooit met hem had, gaf hij opeens af op Hergé, die met 20 verhalen wereldberoemd werd, terwijl hij er tien keer zo veel afleverde maar opgesloten bleef in Vlaanderen. Hij had evenmin een hoge pet op van De Klare Lijn. Ik teken alle lijnen, zei hij.

Hoe dan ook

Marc Sleen behoort tot het Vlaamse erfgoed. Heel wat succesvolle stripauteurs zijn schatplichtig aan hem, en geven dat ook toe. Hij creëerde prachtige personages als Tuizentfloot, het echtpaar Pheip, Petoetje en Petatje, Bikini en Bolleke. En Flurk Schurk natuurlijk.

Zijn beste verhalen swingen vele richtingen uit en zijn vaak grappig, charmant, volks, verrassend en authentiek. Dat ze niet meer in de rekken te vinden zijn, heeft veel te maken met de marketing van uitgeverijen.

Maar er is ook een andere verklaring. Wellicht omdat hij zo snel werkte, heeft Sleen zich nooit veel zorgen gemaakt om stijl. Hij hanteerde maar een paar formaten en werkte alleen met groot of half plan. Nagenoeg nooit koos hij voor een close-up of een origineel perspectief. En nog minder brak eens een personage uit het kader. Marc Sleen kleurde niet buiten de lijntjes.

Meest gelezen