"Niet raken aan gewaarborgd rendement bedrijfspensioen"
"Men moet vertrouwen creëren, dat is essentieel", zegt Neyt. Hij wijst er bovendien op dat de tweede pijler meer dan ooit nodig is, nu de eerste pijler -het wettelijk pensioen- steeds meer onder druk staat en al lang niet meer volstaat om een verblijf in een rusthuis te betalen.
Amper een jaar geleden werd er al zwaar gesnoeid in de rendementsgarantie van het bedrijfspensioen. Dat rendement nog verder verlagen, kan op weinig begrip rekenen bij Neyt.
Hij wijst erop dat de 1,75 procent gewaarborgde rente jaarlijks moet worden gehaald op een zeer lange termijn. "We spreken over beleggingstermijnen van 35 tot 40 jaar. Men gaat steeds later met pensioen. Bovendien is er geen mogelijkheid om het geld vervroegd op te vragen."
Allemaal zaken die volgens Neyt in het voordeel spelen van de pensioenfondsen en verzekeraars, op voorwaarde dat men een buffer aanlegt voor de minder goede tijden.
"Werknemer mag toch verwachten dat koopkracht behouden blijft"
Neyt wijst er ook op dat het bedrijfspensioen een vorm is van uitgesteld loon, dat fiscaal erg interessant is. "Dat loon staat voor tientallen jaren vast. Daar mag toch iets tegenover staan. Het minste dat de werknemer kan verwachten is dat deze centjes minstens hun koopkracht behouden."
Het langetermijnrendement bij de pensioenfondsen lag in het verleden op 6 procent, na inflatie dus 4 procent. "De rendementen uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst, maar aan de andere kant zijn de marktomstandigheden van vandaag ook geen referentie voor de komende 40 jaar. We mogen ons geen zorgen maken als we enkele jaren de 1,75 procent niet halen", zegt hij.