Weinig plan in het Vlaams Energieplan - Aviel Verbruggen

Minister Tommelein kondigde vorige week een nieuw Vlaams Energieplan aan, maar van een plan op lange termijn met een duidelijke visie en doelstellingen is helemaal geen sprake, zegt energie-econoom Aviel Verbruggen.
opinie
Opinie

Aviel Verburggen is energie en milieueconoom, emeritus gewoon hoogleraar, Universiteit Antwerpen.

Na bekleding van de energiebeleid-stoel van Annemie Turtelboom, zet Bart Tommelein volop in op zon en wind als bronnen voor warmte en elektriciteit. De Vlaamse pers heeft het over Tommelein’s ‘energieplan’, en verzoekt me om een opinie erover. Niet eenvoudig, omdat er feitelijk geen plan die naam waardig, te bespeuren valt.

Alle experts in beleidsplannen zien drie hoofdbestanddelen als antwoorden op drie hoofdvragen: 1) Waar staan we? 2) Wat willen we? 3) Wat doen we? De Vlaamse milieubeleidsplanning is sinds 1989 (Kelchtermans-Cornillie) op die leest geschoeid. Energie lijkt een taaiere materie, want duidelijke planning ontbreekt. Dit is niet Tommelein’s schuld, maar het ware proper een “Voorstel van nieuwe subdoelstellingen hernieuwbare energie 2020 voor stakeholderoverleg” niet als ‘Energieplan’ aan te kondigen.

Visie

Een energieplan geeft handen en voeten aan een energievisie. Een democratische overheid ontwikkelt een publieke visie voor het belang van de gemeenschap. Deze visie kan sterk verschillen van die van ‘stakeholders’ met financiële belangen in de energiesector. Naast de gevestigde energiebedrijven (die regelmatig hun naam maar niet hun belangen en doelen wijzigen), zijn er nieuwe ondernemers gekomen in hernieuwbare energie (sommige verbonden met gevestigde bedrijven). Ze werken in functie van eigen winst en groei, wat normaal en aanvaardbaar is voor deze activiteiten. Maar de overheid moet ‘on top’ blijven, niet ‘on tap’ verschaffen wat deze stakeholders verlangen. ‘On top’ vereist een stevig energieplan, gebouwd op een vooruitziende visie. Dit is hemelsbreed verschillend van nu en dan ‘nieuwe subdoelstellingen’ op papier zetten om met betrokken stakeholders te overleggen.

Energiebeleid vandaag staat op de eerste plaats in dienst van klimaatbeleid. De planningshorizon van klimaatbeleid is 2050, met tussenliggende fasen van 5 à 10 jaar. Horizon 2020 is een zinvolle tussenstap, indien duidelijk gekaderd in een volgehouden inspanning tot 2050. Tommelein’s ‘nieuwe subdoelstellingen’ voor 2020 tonen deze kadrering niet. Ze lijken eerder de zoveelste kikvorssprong tot de streep van de eigen ambtstermijn. Oef, we hebben het gehaald, of we hebben een goede uitleg waarom we het niet hebben gehaald.

De grote lijnen

Een energieplan verschaft meer duidelijkheid. Ten eerste, wat zijn de grote lijnen van de koolstofvrije Vlaamse energiesector in 2050? Hoe ontwikkelt de vraag naar de verschillende energietoepassingen, zonder en met actieve beïnvloeding door de overheid?

Gebouwen, transport en industrie zijn de drie hoofdsectoren, met veel wisselwerkingen. Welk aanbod van energiedragers past bij de deels kneedbare vraagontwikkelingen? Hoe verhouden zich atoomenergie en hernieuwbare energie in 2050? Hoeveel centraal georganiseerde versus door huishoudens, instellingen, bedrijven, coöperatieven hernieuwbare energie kunnen en willen we in Vlaanderen zelf winnen, en welke samenwerkingen met het ‘Vlaamse buitenland’ zijn mogelijk, nodig en wenselijk? Wat en hoe kan het Vlaams industrieel beleid bijdragen?

De grote lijnen schetsen geeft een kader voor andere belangrijke vragen: Hoeveel eindenergie is nodig als kracht (vooral elektrische stroom) en hoeveel als koeling en warmte (ingedeeld in temperatuurniveaus)? Hoeveel gebruik is geconcentreerd en hoeveel verspreid over miljoenen toepassingen, met welke urgentie en bereidheid ervoor te betalen? Afhankelijk van de antwoorden is een verschillende infrastructuur nodig om energie te winnen en te verdelen. Veel verspreide vraagpunten, die voor een deel de eigen behoeften dekken met hernieuwbare energie van de zon, hebben een andersoortig elektrisch net nodig, dat plaatselijk onderlinge samenwerking ondersteunt. Elke deelnemer aan deze samenwerking beschikt dan over een slimme meter om uitwisselingen en verrekeningen te sturen en te boeken. Vooruitstrevende regio’s werken in die richting.

Rol van de overheid

In energieland is de goede overheid een vooruitdenkend planner en regulator van de activiteiten nodig om de geplande doelen te realiseren. Om privé-actoren te bewegen tot realisatie van publieke beleidsdoelen, zijn er drie groepen beleidsinstrumenten: sociale (informeren, overtuigen, e.d.), economische (financiële prikkels via subsidies of heffingen, voordelen of nadelen), en juridische (afdwingbare voorschriften en verplichtingen, aansprakelijkheid, e.d.).

Economische instrumenten blijken zeer effectief, zoals de over-subsidiëring van zonnepanelen in Vlaanderen heeft aangetoond. Ook juridische instrumenten zijn effectief mits voldoende specifiek en afdwingbaar. Sociale instrumenten vormen het draagvlak, vereenvoudigen de toepassing, en corrigeren de gevolgen van economische en juridische instrumenten, maar garanderen op zichzelf geen resultaten.

Het Vlaams energiebeleid heeft in 2002 een rampzalig stelsel van groene stroom certificaten opgestart en nadien opgelapt, maar de opzet blijft fout en het stelsel ondoorzichtig. Subsidies voor innovatieve groene stroom technologie zijn een economische weldaad, maar subsidies voor zomaar groene kWh zijn dit veel minder. Toch is dit laatste schering en inslag omdat de beleidsmakers niet de kracht bezitten om niet duurzame fossiele brandstoffen en atoomenergie met zware heffingen te doen betalen voor de uitstoot en onomkeerbare risico’s die ze teweegbrengen. Met knip en plakwerk krijgen bepaalde hernieuwbare kWh hoeveelheden subsidies om de horde van 2020 te halen. Daarna is de volgende minister aan zet voor de horde van 2025 of 2030.

Energiebeleid

Een energiebeleid dat de samenleving beschermt tegen de grote gevaren van klimaatverandering en nucleaire catastrofen, is nog veraf. Het is ongepast deze verantwoordelijkheid op de rug van Bart Tommelein te leggen, want hij kan zich terecht beroepen op verzachtende omstandigheden, zoals:

  • Hij erft een verziekt dossier.
  • De Belgische energiewereld is een lappendeken van verstrengelde bevoegdheden met grendels die vooruitstrevend beleid tegenwerken. De gevestigde belangengroepen (zoals het atoom conglomeraat) zijn nog steeds invloedrijk.
  • De EU Commissie is een teleurstellende gids in energieland. De Commissie vergist zich in doel en middelen vanuit een fetisj geloof in de markt, met uniforme regels voor zeer verscheiden realiteiten. De EU emissiehandel is een miskleun, die zelfs niet voorkwam dat kolen het aardgas uit de elektriciteitsmarkt verdreven. In 2014 zijn de EU richtlijnen voor staatsteun zodanig gewijzigd dat de snelle innovatie en groei van hernieuwbare energie is afgeremd, terwijl nieuwe atoomenergie massale subsidies kan krijgen.
  • Het bejubelde Akkoord van Parijs (december 2015) is in hetzelfde bedje ziek als Tommelein’s ‘Voorstel van nieuwe subdoelstellingen’: de illusie van resultaten door het louter fixeren van doelstellingen, rekenend op vrijwillige initiatieven om ze te bereiken.

Energie is een boeiende materie, en er is nog veel werk aan de winkel.

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen