De scherpe kantjes van pluralisme – Kolet Janssen

Als ik vanuit onze straat naar het centrum van de stad wandel – een afstand van ongeveer een kilometer – hoor ik gemiddeld drie tot vijf andere talen. En lang niet alleen Engels of Frans. Vaak zijn er talen bij die ik niet eens kan thuisbrengen. Dat heeft iets exotisch en charmants. Het voelt een beetje als gratis op vakantie gaan. Maar dat gevoel verdwijnt snel als ik met diezelfde mensen iets moet regelen. Dan is het alleen maar lastig dat ze een andere taal spreken.

Kolet Janssen is auteur, oud-lerares, (pleeg)moeder en oma

Op diezelfde dubbelheid betrap ik mezelf aan de lopende band. De veelkleurigheid van onze samenleving is interessant en uitdagend, maar het was toch allemaal een stuk eenvoudiger en eenduidiger toen er in ons land nog een grote, grijze meerderheid bestond die over heel wat zaken ongeveer hetzelfde dacht. Het is erg vermoeiend en soms verwarrend om voortdurend rekening te moeten houden met mensen die andere dingen willen, denken en doen.

Referentiekader wordt kleiner

Want de grote diversiteit en het toenemend pluralisme in onze samenleving betekenen dat wij als ‘oer-inwoners’ op heel wat vlakken tot een minderheid zijn gaan behoren. Bovendien zijn we ook onderling veel meer gaan verschillen. En we zijn nog volop bezig te leren om daarmee om te gaan. Als één op de drie kinderen op school buitenlandse wortels heeft, zullen we op een andere manier over ons land en onze gewoontes moeten spreken dan vroeger.

Ons gemeenschappelijke referentiekader wordt elke dag kleiner. ‘Zo doen wij dat hier nu eenmaal, zo denken wij daarover, zo is dat hier bij ons’, worden stuk voor stuk lege uitspraken. Wie is trouwens dat ‘wij’ waar we naar refereren? Wij doen en denken in ons land heel verschillend, en dat mag en kan. Maar het vraagt een aanpassing in ons denken en de bereidheid om te praten met mensen met wie we spontaan niets te maken willen hebben. En dat levert van tijd tot tijd bitsige meningsverschillen op.

Niet onverschillig

Mijn 88-jarige moeder vindt het nog altijd absurd dat mensen over ‘warm eten’ spreken als iets wat je op elk moment van de dag kunt doen. Voor haar is het ‘middageten’ iets wat elk normaal denkend mens ’s middags doet. Dat mensen ook gezond en gelukkig kunnen zijn terwijl ze altijd ’s avonds ‘warm eten’, gelooft ze nog altijd niet helemaal. Het is gemakkelijk (en heerlijk vrijblijvend) om daarmee te lachen, maar op tal van gebieden zijn wij in hetzelfde bedje ziek.

En sommige van die gebieden laten ons bepaald niet onverschillig. Kunnen verdragen en zelfs appreciëren dat de dingen die jij denkt en doet ook en net zo goed anders kunnen, vraagt een voortdurende inspanning. Het is een aandachtsoefening die we vanuit alle mogelijke hoeken moeten blijven maken. Een oefening in openheid en verdraagzaamheid, en tegelijk een oefening in het verdedigen van wat ons heilig is en in het afwijzen van wat volgens ons echt niet kan, nergens en voor niemand.

Vrijheid geven

Het is blij zijn met een moskee in je gemeente, maar ongerust zijn over het feit dat vrouwen er in een aparte ruimte zitten. Het is gebruik maken van het recht om euthanasie te vragen, maar kunnen verdragen dat er mensen zijn voor wie euthanasie geen optie is (en die misschien zelfs liever een verbod erop zien in de wet). Het is ervoor kiezen om op zondag niet te gaan winkelen (en ervoor ijveren om de winkels dan te sluiten), maar beseffen dat andere mensen om verschillende redenen andere keuzes maken. Het is inzien dat nauwelijks gebruikte kerkgebouwen dicht moeten, maar het verkeerd vinden dat mensen in de publieke ruimte niet meer mogen laten merken dat ze gelovig zijn.

Het is het koesteren van onze sociale zekerheid, maar tegelijk durven denken aan andere manieren om leven en werken te combineren. Het is respect hebben voor hoofddoekjes en andere tekenen van behoren tot een geloofsgroep, maar tegelijk eisen dat vrouwen – ook zonder hoofddoek – zich vrij kunnen bewegen. Het is vrijheid geven aan wie andere ethische keuzes maakt, maar tegelijk het recht claimen om zelf in eer en geweten te mogen leven. De moeilijkste vraag wordt misschien: wie mag waarover mee beslissen? Ook extreem rechts of extreem links of fanatieke fundamentalisten van welke overtuiging dan ook moeten erover kunnen mee discussiëren. Maar ook zij mogen hun mening natuurlijk niet eenzijdig opleggen aan anderen. Kunnen we die openheid aan?

Het is een evenwichtsoefening, die nooit afgerond zal zijn. Soms zullen we ons vergalopperen. Soms zullen we moeten bijsturen. Soms vinden we elkaar belachelijk of onmogelijk. Maar we zullen het met elkaar moeten uitvechten, want er is geen andere keuze. Een goedgeprakte stamppot met alle ingrediënten homogeen door elkaar wordt onze samenleving nooit meer. Het zal eerder een soort tapasbar zijn, met hapjes voor ieders smaak. Net zo goed om je maag te vullen, en meestal heel wat lekkerder. Maar ook een tapasbar moet zich aan regels houden: je mag er niet het risico lopen om bedorven of verboden producten te eten. Over een aantal van die regels moeten we het met vallen en opstaan nog eens raken.

Meest gelezen