Windmolenparken Noordzee fataal voor 1.000 zeevogels per jaar"
In de periode 2008-2014, wanneer drie windmolenparken met samen 182 turbines in de Noordzee gebouwd werden, voerde het INBO onderzoek uit naar het effect van die ingrijpende veranderingen in het mariene milieu en op het voorkomen en de verspreiding van zeevogels.
"Zoals verwacht bleek dat sommige vogels de windparkzones vermijden", zeggen de INBO-wetenschappers. "Jan-van-gent, zeekoet en alk, alle drie echte zeevogels, werden duidelijk verstoord door de aanwezigheid van windmolens in hun gewoonlijk open leefgebied. Andere soorten bleken dan weer aangetrokken tot de windparken, met name de meer kustgebonden zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw. Voor de zilvermeeuw namen de aantallen in het windpark op de Bligh Bank zelfs toe met een factor tien."
De vogels gebruiken de windmolenfunderingen en het transformatorplatform als rustgelegenheid. Overigens bleek eerder al dat funderingen zich in korte tijd tot enorme artificiële riffen ontwikkelen, wat op termijn mogelijk meer voedsel kan bieden voor de zeevogels.
Dat sommige vogels worden aangetrokken is niet meteen goed nieuws, want aan de hand van een theoretisch aanvaringsmodel schat het INBO dat de verhoogde dichtheden van vogels in het Bligh Bank windpark kunnen leiden tot bijna 2 aanvaringsslachtoffers per turbine per jaar. "Eens het volledige windparkconcessiegebied is volgebouwd (564 geplande windmolens) betekent dit ruim 1.000 aanvaringsslachtoffers per jaar, waarvan het overgrote deel (98 procent) meeuwen.
Rekening houdend met het feit dat het Europees marien gebied uiteindelijk plaats zal bieden aan ruim 10.000 turbines, is het goed mogelijk dat de verhoogde mortaliteit door aanvaringen op termijn ook zal doorwerken op populatieniveau. In het bijzonder voor aanvaringsgevoelige soorten zoals grote en kleine mantelmeeuw."