Benetton betaalt miljoen euro voor ramp in Rana Plaza

Tot nu toe had de Italiaanse kledinggroep geweigerd om geld te storten in een fonds van textielproducenten voor de slachtoffers van de ramp in Rana Plaza. 

Wel had het expertenbureau PriceWaterhouseCoopers (PWC) in opdracht van Benetton een berekening gemaakt van 550.000 dollar. Benetton zegt nu dat het dat bedrag zowat verdubbelt.

Toch zijn de actiegroepen voor "schone kleding" niet tevreden. Volgens hen is de bijdrage van Benetton veel te weinig. De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) stelt voor dat de betrokken textielbedrijven in totaal 30 miljoen dollar bijeenbrengen. Twee jaar na de ramp is er nog altijd zeven miljoen dollar te weinig, merken de actiegroepen op. Ze roepen de kledingmerken dan ook op om hun bijdrage aan het fonds vrijwilig te verhogen.

Naast Benetton waren ook de Spaanse groepen El Corte Inglès en Mango, de Amerikaanse ketens Wal-Mart en the Chlildren's Place en het Ierse merk Primark betrokken bij de productie in Rana Plaza.

Op 24 april 2013 stortte in Dhaka, de hoofdstad van Bangladesh, een groot complex in waar kleding voor internationale merken wordt gemaakt. De ramp in de Rana Plaza kostte 1.138 textielarbeiders het leven en er werden nog eens meer dan 2.000 anderen gewond.

Meteen na de ramp kregen de betrokken bedrijven forse kritiek omdat de veiligheidsvoorschriften niet of onvoldoende nageleefd werden. Hoe dan ook heeft de ramp in de Rana Plaza de hemeltergende situatie van veel textielarbeiders in Azië onder de aandacht gebracht van de westerse consumenten.

Naast Bangladesh gaat het om landen zoals Cambodja, Thailand en Indonesië waar arbeiders of naaisters in armtierige en gevaarlijke omstandigheden voor een hongerloon werken voor soms ook dure kledingmerken.