Fritz Haber, de "vader van de gasoorlog"

Op 22 april 2015 was het 100 jaar geleden dat de eerste massale gasaanval uit de geschiedenis werd uitgevoerd. De bedenker van die historische aanval is de Duitse chemicus Fritz Haber, die sindsdien algemeen beschouwd wordt als de "vader van de gasoorlog".

Haber is een van de meest omstreden figuren uit de Eerste Wereldoorlog. 

ZIjn grootste prestatie was de ontwikkeling van een procédé om stikstof uit de lucht te halen voor gebruik in de chemische industrie.  Daarmee konden op grote schaal en goedkoop meststoffen voor de landbouw worden gemaakt, waardoor een groot deel van de wereld van hongersnood werd bespaard. Hiervoor ontving Haber in 1918 de Nobelprijs voor scheikunde.

Hetzelfde procédé kon echter ook gebruikt worden voor de aanmaak van explosieven. Zonder Habers uitvinding zou Duitsland nooit voldoende munitie hebben kunnen maken om vier jaar lang oorlog te voeren. 

Sommigen beschouwen Haber als een geniale wetenschapper en een weldoener voor de mensheid, voor vele anderen is Haber een man zonder scrupules, die de wereld opzadelde met chemische wapens.

Fritz Haber, tweede van links, geeft instructies aan Duitse militairen over het gebruik van gifgasgranaten

Fritz Haber groeit op in de joodse gemeenschap in Breslau. Na zijn studies bekeert hij zich tot het protestantisme, wat hem betere carrièrekansen moet bieden. Dat doet ook zijn joodse echtgenote Clara, die net als haar man scheikunde heeft gestudeerd.

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog is Haber een bijzonder gewaardeerde en ook bijzonder rijke wetenschapper:  het patent op zijn procédé om stikstof te winnen heeft hem een gigantische fortuin bezorgd. Haber staat intussen aan het hoofd van het Kaiser Wilhelm Institut.

Als chemicus wil hij enthousiast zijn steentje bijdragen aan de Duitse oorlogsinspanning. Hij overtuigt de legerleiding om gas in te zetten als oorlogswapen en krijgt de opdracht om nabij Ieper zijn plannen uit te testen.

Op de gascylinders met chloor worden loden buizen aangesloten die boven de loopgraven uitkomen om hun dodelijke lading te lossen als de wind goed zit

Nabij Keulen leert Haber een speciale eenheid – vijfhonderd man sterk – om te gaan met de cilinders, die onder hoge druk met chloorgas zullen worden gevuld. In februari 1915 verhuist de eenheid gaspioniers naar Ieper.

Nabij Hill 60 worden bijna zesduizend gascilinders ingegraven. Dagenlang wacht Haber op de juiste wind, die er echter niet komt. Ten einde raad laat hij de gascilinders opnieuw uitgraven.

Tussen Steenstrate en Langemark zullen de Duitsers een nieuw poging ondernemen. Begin april graven zij de cilinders voor de tweede maal in.

Tekening van de eerste gasaanval. De Franse soldaten op de voorgrond - Algerijnse zoeaven - begrijpen duidelijk niet wat de zware wolk is die op hen afkomt.

Midden april ligt alles klaar. Dag na dag wacht Haber op de juiste windrichting. Pas op 22 april is het zover. Kort na vijf uur in de namiddag laat Haber de 5.730 cilinders opendraaien.

Over een lengte van zeven kilometer drijft een gaswolk van 150 ton chloor naar de vijandelijke loopgraven, op dat moment bezet door Bretoense en Algerijnse troepen.

Het duurt nauwelijks enkele minuten vooraleer het chloorgas de soldaten bereikt en ze met een branderig gevoel in hun longen krampachtig naar adem moeten snakken.

Overal slaan manschappen in wilde paniek op de vlucht. Voor de Duitsers is het een koud kunstje om de Franse loopgraven in te nemen.

Franse soldaten  slachtoffers van de eerste gasaanval, in de loopgraaf.

Willi Siebert, Duits gaspionier over 22 april 1915

"Het was een mooie dag, de zon scheen, het gras was groen. Eigenlijk hadden we moeten picknicken in plaats van te doen wat we deden. De artillerie startte in de namiddag een hevige aanval want de Fransen moesten in hun loopgraven blijven.

Nadat de artillerie stopte met vuren, stuurden we de infanterie terug en openden we de kranen. Het gas dreef naar de Fransen toe. We vroegen ons af wat er nu zou gebeuren.

Toen de grote gaswolk zich vóór ons begon te vormen, hoorden we de Fransen plotseling gillen. Na minder dan een minuut startten ze een geweer- en mitrailleurvuur zoals ik nog nooit had meegemaakt. De Fransen gebruikten waarschijnlijk alles wat ze hadden om ons te beschieten.

Nooit hoorde ik zo'n lawaai. Over onze hoofden vlogen ongelooflijk veel kogels maar deze konden het gas niet doen stoppen. De wind dreef het gas verder naar de Franse lijnen toe. We hoorden koeien loeien en paarden angstig hinniken.

De Fransen bleven maar vuren. Ze konden echter onmogelijk zien op wat ze vuurden. Na een kwartier begon het vuren te verminderen. Na een halfuur viel slechts nu en dan nog een schot te horen. Dan werd alles stil.

Na een tijdje klaarde het op en stapten we langs de lege gasflessen. Wat we zagen, was de dood. Niets leefde nog. Al het gedierte was uit de holen gekropen om te sterven. Overal lagen dode ratten, konijnen en muizen.

De geur van gas hing nog steeds in de lucht. Het bleef hangen tussen de weinige struiken die er nog stonden. De Franse loopgraven waren leeg, maar de volgende honderden meters lagen overal lichamen van gestikte Fransen. Het was ongelooflijk.

Toen zagen we ook dat er enkele Britten bij waren. Je kon goed zien waar de mannen aan hun gezicht en keel geklauwd hadden in een poging om toch wat te kunnen ademen. Sommigen hadden zichzelf geschoten. In de boerderijen lagen de paarden dood in hun stallen. Koeien, kippen, alles, iedereen was dood. Alles, zelfs de insecten."

De volledige getuigenis van Willi Siebert kunt u hier lezen.

De Duitse gasaanval slaat een gat van meer dan zeven kilometer in de geallieerde linies. Ieper ligt als het ware voor het grijpen. Maar het succes van de aanval komt ook voor de Duitsers als een verrassing.

Ze hebben niet voldoende troepen voorzien om hun aanval maximaal uit te buiten. Precies daarom zien ze zich verplicht halt te houden aan het kanaal, op slechts enkele kilometer van het Ieperse stadscentrum.

Wanneer de Duitsers ’s anderendaags hun aanval hernemen, stuiten ze op een vijand die zich opnieuw stevig heeft ingegraven, waardoor verder oprukken onmogelijk blijkt. Op 24 april stuit ook een nieuwe gasaanval op stevig verzet van Canadese troepen.

Tekening van Canadese soldaten bij de tweede gifgasaanval op 24-04-1915

Voor Haber is de actie geslaagd. In zijn villa in Berlijn nodigt hij collega’s en vrienden uit om zijn succes te vieren. Na afloop van het feest klinkt er buiten een schot.

In de tuin schiet Habers echtgenote Clara zich een kogel door het hoofd, nota bene met het dienstpistool van haar man! Velen leggen een verband met het werk van Haber, door Clara bestempeld als "een misdadig gebruik van de wetenschap".

Anderen vermoeden een passioneel drama: Clara zou haar man betrapt hebben met de 20 jaar jongere Charlotte (met wie Haber enkele jaren later opnieuw in het huwelijk treedt).

De hele oorlog blijft Haber druk in de weer. Zijn instituut ontwikkelt voortdurend nieuwe oorlogsgassen, zoals het beruchte mosterdgas – wat Haber omschrijft als een "grandioos succes".

De angst die het gas aan het front veroorzaakt, vindt Haber volslagen irrationeel. Hij ziet geen enkele reden waarom verstikking met gas een vreselijker of minder humaan wapen zou zijn dan artillerie, die soldaten in stukken scheurt en leeg laat bloeden.

Haber beschouwt gas integendeel als een "humaan" wapen: hij is ervan overtuigd dat gas de oorlog inkort, zodat er minder slachtoffers vallen.

Fritz Haber, tweede van rechts, in 1921,  tussen andere Duitse wetenschappers. Tweede van links is Albert Einstein.

Na de oorlog zet Haber zijn onderzoek naar giftige gassen en vloeistoffen gewoon voort, tegen de bepalingen van de Vrede van Versailles in.

Op zijn instituut wordt Zyklon B ontwikkeld: een insecticide, dat de nazi’s later massaal zullen gebruiken in de uitroeiingskampen, waarbij ook een aantal familieleden van Haber de dood zullen vinden.

In de jaren 20 komt Haber in zware financiële moeilijkheden terecht. Wanneer de nazi’s aan de macht komen, verliest de jood Haber – ondanks zijn bekering tot het protestantisme – zijn positie.

Plotseling staat de man die tijdens de Eerste Wereldoorlog een cruciale rol voor zijn land heeft gespeeld en in 1918 een Nobelprijs kreeg, op straat.

Tijdens een wetenschappelijk congres in Spanje krijgt Haber een hartaanval. Hij reist naar Zwitserland om er te herstellen en zijn zoon te bezoeken. Wanneer hij op 29 januari 1934 in Bazel arriveert, klaagt hij over pijn in de borst. Enkele uren later sterft hij in zijn hotelkamer.

Mark De Geest is VRT-medewerker en auteur van "Brave Little Belgium".

Belgische soldaten met hun eerste primitieve gasmaskers, half 1915

Meest gelezen