Freek... de voornaam, de komiek, de stijl, de vakman

Freek de Jonge toert nu al een tijdje met “Als je me nu nog niet kent”, hij zit zowat halfweg. Tientallen voorstellingen in Nederland en Vlaanderen van het inmiddels 70-jarige icoon van het Nederlandse cabaret. De voorbije jaren werd De Jonge al eens als een ouwe zeur of een man uit vervlogen tijden geschetst, maar deze voorstelling raapte in Nederland weer lovende recensies bij elkaar.

Reden genoeg voor ons om te gaan kijken, want is het echt zo? Nieuwe adem? Wat ik zag (al sinds mijn jonge jeugd beluister én lees ik De Jonge) heeft me niet omver geblazen, maar heeft bevestigd wat ik al lang wist: dit is Freek, authentiek en van het zuiverste bloed, een meesterverteller, een vakman, een klasbak.

De scène is behoorlijk kaal, zo blijkt. De Jonge durft al eens uitpakken met een complex decor of een aparte scenografie, maar nu kiest hij voor de weg van de eenvoud. Hij alleen vooraan, tegenover het publiek. Praten, gesticuleren, orakelen en scherp schimpen en spotten.

Achter hem een wand waarop zo nu en dan iets wordt geprojecteerd, vaak eenvoudig en minimaal, maar met meerwaarde. Rechts achter hem zijn band, zijn combo, vier uitstekende muzikanten die De Jonge ondersteunen. Als hij zingt. Wat hij altijd heeft gedaan, van in den beginne. Hij is niet de beste zanger, wel integendeel, hij weet dat ook, speelt daar ook mee, maar heeft zoveel metier opgebouwd dat het toch klopt, dat hij toch toonvast is, maar gewoon vooral… Freek is een meesterperformer, dan kan je alles aan. En dan ben je zelfs zonder al te veel moeite een ouwe rocker.

Kritisch, gevoelig, vrolijk

Na een aanloop en een inloop van een kwartier komt de band erbij en gaat de voorstelling haar volledige gang, aan dat kenmerkend hoog tempo van Freek. Die in deze worp zichzelf toont zoals hij het best bekend staat. Kritisch, links, progressief, maatschappelijke mistoestanden hekelend, al is hij bij momenten ook duidelijk milder. Hij houdt de gekte van de winkelstraat voor het licht, de drukte van de stad, de laffe luiheid van de provinciaal, de bijwijlen ondraaglijke lichtheid van de regionale omroepen in Nederland (naar aanleiding van de neergehaalde MH370), het vreemde idioom van politici, maar hij raakt vooral ook enkele gevoelige snaren.

Want eigenlijk zou hij toeren met een hommage aan Bram Vermeulen, zijn kompaan waarmee hij het legendarische Neerlands Hoop op het podium zette (wist je trouwens dat Thé Lau hun gitarist was?). Maar daar heeft hij toch van af gezien blijkbaar en hij heeft het zaakje omgegooid. In de voorstelling zit nog altijd een terugblik op de samenwerking met Vermeulen. Vrolijk retrospectief, leuke anekdotes, bijna romantisch verklarend dat hij en Bram nooit gewoon iets deden, “wij hebben nooit met elkaar gesproken, wij waren altijd aan het brainstormen”.

Geen hagiografie van de man, wel integendeel, gewoon verhalen van toen, hoe zij de hype waren in een tijd waarin dat woord amper bestond. Zonder klef of melig te worden. Neerlands Hoop stopte eind jaren zeventig, Bram Vermeulen is ook al tien jaar dood, de tijd tikt, de tijd slijt, de herinnering blijft. Mooi moment: het nummer “Bierkaai”, een schoolvoorbeeld van het geëngageerde, kritische theater uit de tijd toen ik nog tussen de speelgoedautootjes zat.

Hakken, wankelen en weifelen

Freek hakt er ook op in als hij het heeft over het verlies van zijn kind en van zijn kleinkind. Of over de waanzin en de stomheid van “De grooten oorlog” honderd jaar geleden, gedragen door die eeuwig snerpende en snijdende beelden van geofferde jonge soldaten. Een toon, een sfeer, een waas van weemoed, je schuifelt een beetje ongemakkelijk weg en weer in je stoel, maar de meester zelf trekt er op tijd de stop uit en meldt op tijd weer dat lachen en schertsen weer kan en mag. Balanceren op de dunne grens, wankelen en weifelen, de komiek die even zijn -tijd voor een hip woord- “comfort zone” verlaat.

Grand cru

En dan weer lanceert hij enkele rake opmerkingen en trekt hij er weer vaart in. Om te eindigen in een clownsact (de komiek als marionet van het publiek) en een aangepaste versie van zijn “Heer, heb meelij met de Belgen”. Waarop warm applaus de zaal in Aalst vulde…

Freek De Jonge is een zoon van een predikant en heeft dat prekerige altijd wel onderhuids zitten. En dan moet je daar al eens mee worstelen. Maar niet in deze voorstelling die voor mij nog eens bewijst dat Freek een stijl op zich is. Een “comédien grand cru”, een keurmerk op zich. Deze ouder wordende man blijft een zaal innemen en beklijven, ramt en vlamt zijn meningen erdoor en dan moet je er al eens een flauwere woordspeling bijnemen. Maar het bad van vakmanschap, kunde en komisch gevoel doet me nu al besluiten dat ik bij zijn volgende voorstelling weer in de zaal zit.

Zolang Freek het maar kan brengen. Het wordt sterven op de planken, ooit, maar ’t lijkt mij nog veraf. Alsof ik hem nu nog niet ken.

Meest gelezen