De foute cijfers over uw pensioen - Kim De Witte

"Voor het eerst overschrijden de pensioenuitgaven de kaap van 40 miljard euro; tien jaar geleden was het nog 25 miljard", "de pensioenen kosten meer dan 50% van onze sociale zekerheid”, “we stoppen gemiddeld op 59 met werken, het vroegste cijfer van heel Europa". Met deze cijfers probeert Daniël Bacquelaine (MR), de minister van Pensioenen, de liberale pensioenhervorming verkocht te krijgen. Maar deze cijfers zijn misleidend en fout. Zo probeert de minister een fout beleid te verdedigen.
opinie
Opinie

"De kaap van 40 miljard overschreden"?

"Voor het eerst overschrijden de pensioenuitgaven de kaap van 40 miljard euro; tien jaar geleden was het nog 25 miljard”, aldus minister Bacquelaine. “Bijna een verdubbeling op tien jaar tijd”, zo denkt de onschuldige burger die deze cijfers leest. Maar niets is minder waar. Deze cijfers zijn misleidend. Vergelijkingen doorheen de tijd gebeuren niet in absolute cijfers. Die geven een vertekend beeld, omdat twee belangrijke factoren worden weggelaten: de inflatie en de groei van de welvaart.

Zijn de pensioenuitgaven op tien jaar tijd bijna verdubbeld? Helemaal niet. Er is één officieel orgaan in België dat de kosten van de vergrijzing jaar na jaar berekent. Dat is de Studiecommissie voor de vergrijzing. Het laatste rapport van de Studiecommissie dateert van juli 2014 en bevat de cijfers van 2013. Volgens de Studiecommissie gaven wij in 2013 exact 10,6 procent van onze welvaart (bbp) aan de pensioenen (voor alle pensioenen te samen: ambtenaren, werknemers, zelfstandigen en inkomensgarantie voor ouderen). Tien jaar eerder, in 2003, was dat 9,2 procent. Op tien jaar tijd is er dus 1,4 procentpunt bij gekomen. Helemaal geen verdubbeling, zoals de cijfers van minister Bacquelaine doen uitschijnen.

“Pensioenen kosten meer dan 50 procent van onze sociale zekerheid”?

“De pensioenen nemen voortaan meer dan 50 procent van onze sociale zekerheid voor hun rekening”, aldus minister Bacquelaine. Dat cijfer is in strijd met de cijfers van de Studiecommissie voor de vergrijzing. De pensioenen nemen 40 procent van de socialezekerheidsuitgaven voor hun rekening. Zij zullen zelfs nooit de 50 procent overschrijden. De gezondheidszorg neemt 30 procent voor haar rekening. De resterende 30 procent gaat naar werkloosheid (inclusief activeringsbeleid), arbeidsongeschiktheid, kinderbijslag en ‘overige sociale uitgaven’.

In totaal stijgen de uitgaven voor de sociale zekerheid tussen 2013 en 2019, maar die stijging is beperkt: van 26,4 naar 26,9 procent van onze welvaart (bbp). Dat is een half procentpunt erbij.

“We stoppen op 59, het vroegste cijfer van heel Europa”?

“We stoppen gemiddeld op 59 met werken, het vroegste cijfer van heel Europa”, zo beweert minister Bacquelaine. Dit cijfer is in strijd met de cijfers die België doorgaf aan de Europese Commissie. Volgens de Europese Commissie blijven de mannen in België gemiddeld tot 61,2 jaar actief en de vrouwen tot 61,9 jaar. Dat zijn niet de laagste leeftijden van Europa. Volgens de Europese Commissie stoppen de vrouwen in Oostenrijk gemiddeld twee en een half jaar vroeger. In Frankrijk stoppen mannen gemiddeld één jaar vroeger en vrouwen gemiddeld twee jaar vroeger. In Luxemburg stoppen mannen gemiddeld drie jaar vroeger en vrouwen bijna vijf jaar vroeger.

“Van onze bevolking tussen 60 en 64 jaar is slechts 17 procent actief”, alsnog de minister. Ook dat cijfer is onjuist. Volgens de officiële cijfers van Eurostat ligt de activiteitsgraad van die ouderen bij ons al meer dan vijf jaar boven 20 procent. De laatste jaren schommelt ze rond 23 procent. In het derde kwartaal van 2013 zaten we aan 26 procent. In het tweede kwartaal van 2014 aan 26,5 procent.

De foute cijfers ter verdediging van het foute beleid

“Niemand mag nu nog ontkennen dat ingrepen nodig zijn. Eén op vier mensen zal moeten werken na 65 jaar”, zo besluit minister Bacquelaine steevast zijn foute en misleidende cijfers. Het pensioendebat werd over de verkiezingen getild. Geen enkele partij verdedigde de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67. Geen enkele partij verdedigde de afschaffing van de pensioenbonus.

Het pensioendebat gaat in wezen over de verdeling van de welvaart: spenderen we de stijgende productiviteit van onze arbeid aan extra winsten of aan vrije tijd? De regering maakt liberale keuzes: minder vrije tijd en meer winst voor speculanten en grote bedrijven, via gigantische fiscale achterpoortjes, zoals de notionele intrestaftrek, de vrijstelling van meerwaarde op aandelen, de “neen” tegen de invoering van een vermogensbelasting.

De regering probeert dat liberale beleid te verkopen onder de noemer ‘de pensioenen redden voor onze kinderen’. De pensioenen redden voor onze kinderen, wie kan daar nu tegen zijn? Maar wat is de redding die deze regering voorstelt? Iedereen langer doen werken voor minder pensioen.

Het regeerakkoord wil ons niet alleen langer doen werken, maar ook de wettelijke pensioenen inperken: afschaffing van gelijkgestelde periodes, afbouw van het recht op overlevingspensioen, afbraak van het recht op ambtenarenpensioen, afschaffing van de pensioenbonus. De afschaffing van de pensioenbonus is zonet gestemd in het parlement: iedereen die actief blijft tot 65 jaar zal 83,2 euro minder pensioen per maand opbouwen. Iedereen die actief blijft tot 67 jaar zal 187,2 euro minder pensioen per maand opbouwen. De wortel om langer te werken is niet meer. Nu rest alleen nog de stok.

Langer werken voor minder pensioen is ondoenbaar, onlogisch en onnodig. Het is ondoenbaar, omdat we niet allemaal langer leven en zeker niet in goede gezondheid. Eén op drie zestigers kampt met ernstige gezondheidsproblemen. De gezonde levensverwachting bedraagt 65 jaar. Het is onlogisch, omdat we nog steeds zitten met een leger van meer dan 600.000 werklozen: Bompa werkt zich kapot, terwijl kleinzoon hopeloos zoekt naar een job.

Het is tot slot onnodig. Volgens de Studiecommissie voor de Vergrijzing zullen wij in 2060 evenveel betalen voor onze pensioenen als Oostenrijk en Frankrijk nu al betalen. Is dat onhaalbaar? Natuurlijk niet. Het is een kwestie van keuzes in het sociaal en fiscaal beleid.

Kim De Witte is docent in de leergang pensioenrecht van de KU Leuven en pensioenspecialist van de PVDA.
 

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen