Ondanks alles zachte vriendelijke ogen - Inge Vrancken

Sommigen vragen zich af hoe ze – voor het eerst – de winter zullen doorkomen weg van huis. Anderen maken het nu al voor het derde – mogelijk zelfs het vierde – jaar op rij mee. Een winter op de vlucht voor oorlog en geweld. Een winter op een vreemde plek, in een vluchtelingenkamp of in een hutje, in een koude kelder of in een overbevolkte kamer. Voor honderdduizenden is dat de dagelijkse realiteit. Voor ons zijn ze vaak een cijfer, een idee, niet altijd mensen van vlees en bloed. Op bezoek bij Syrische vluchtelingen.
analyse
Analyse

10 miljoen Syriërs op de vlucht, 6 miljoen in eigen land en 4 miljoen naar het buitenland. 1,6 miljoen in Turkije. 220.000 in officiële vluchtelingenkampen. Na bijna vier jaar oorlog kan je over de Syrische vluchtelingencrisis eindeloze cijfers geven. Maar achter élk getal zit een mens, die van buiten trots uitstraalt, moed en kracht. Vaak is het een mens die vanbinnen elke dag een beetje meer wegsterft, die alleen maar verlangt naar rust en veiligheid. Het zijn mensen die ondanks alles de moed proberen te houden, en zonder het te laten merken op hun tanden bijten om alweer een dag door te komen. Wie weet hoe lang nog.

Een naam, een verhaal

Ik kan u vertellen over Malik uit Homs of Mulham uit Aleppo. Ze spelen allebei muziek in de drukke Istiqlal-winkelstraat van Istanbul om geld te verdienen. Ik kan u vertellen over Abdulhamid of Layla, die blij zijn dat een kleine Syrische NGO hen medische zorg geeft voor een lage prijs. Of over de zusjes Afnan en Benan, die wachten op nieuws van hun vader die in Canada geraakt is. Ze hopen hem snel achterna te kunnen reizen. Ik kan u ook vertellen over ‘Khal’ die nu landgenoten naar Europa smokkelt ‘omdat de wereld ons geen andere keuze geeft’. Ik kan u vertellen over Mustafa, de schooldirecteur die fondsen bij elkaar schraapt om ervoor te zorgen dat de kinderen les kunnen volgen. En over Reem, zelf vluchtelinge en lerares, die onbetaald werkt omdat ze vindt dat de kinderen het nodig hebben.

“Niemand behalve Allah”

Ik kan u vertellen over Abu Mehdi, die al sinds de jaren 80 weg is uit Syrië en nu terugreist naar het grensgebied om hutjes te bouwen voor zijn landgenoten. In de rand van die gruwelijke, harde oorlog, zag ik in Turkije vele moedige mensen, goede en vrijgevige mensen. Ik zag mensen die elkaar helpen, die nieuwe vriendschapsbanden smeden en plannen maken voor de toekomst. Ik zag ook – veel – weemoedige mensen, die hun thuis elke seconde zo hard missen dat elk gesprek over Syrië hen mentaal weer naar daar voert. Dan verschijnt soms een glimlach op hun gezicht.

“Deze Syriërs hebben niemand anders dan Allah”, zei een man tegen me. Zo zou het niet mogen zijn.

Georganiseerde hulp?

Terwijl ik in een doe-het-zelfkamp voor 600 Syriërs tussen de hutjes en het afval sta, vraag ik me af waar al die grote internationale organisaties nu zijn? Hoe kan het zijn dat niemand omkijkt naar deze mensen, die voor de buitenwereld niet lijken te bestaan. Mensen rijden met de auto voorbij de hutjes van blauw plastic zeil en kijken zelfs niet meer op. Ze rijden voort zonder een blik te werpen op die anonieme groep. Niemand vraagt zich af of die mensen wel warm genoeg hebben, eten genoeg, medische verzorging of onderwijs?

Ze zijn met velen

Waarom zorgt niemand dat deze mensen op een georganiseerde manier eten krijgen, zodat ze niet hoeven te bedelen, of wie weet stelen. Waarom zorgt niemand dat de kinderen naar school gaan, zodat ze niet op straat rondhangen of moeten gaan werken – op hun 12 jaar, 12 uur per dag - om wat geld te verdienen. Waarom zorgt niemand dat er wat structuur is in hun leven, zodat de meisjes beschermd zijn en niet als een vogel voor de kat in een verwilderd kamp moeten rondlopen. Waar zijn al die grote organisaties, waar is al het geld van al die donorconferenties? “Ze zijn met zovelen, mevrouw”. Ik weet het wel. Maar misschien net daarom? Het zijn er velen, en het zijn allemaal mensen.

Warda

Het zijn gedachten die door m’n hoofd gieren als ik bij Warda in de tent een koffie krijg. Ze heeft helemaal niets, maar een gast krijgt koffie. 27 schat ik haar, ze heeft vier kinderen. Al zeven maanden ‘woont’ ze in dit hutje. Ze slapen hier met zes. Er staat een kleine stoof, gekregen ja. Klagen doet Warda niet. Ze is gewoon blij dat ze weg is van de bommen. Nauwelijks hoor je Syriërs klagen, vind ik. “Ja, het is ’s nachts al koud. Een extra deken zou wel fijn zijn. Neen, we hebben niets nodig, dank u wel. Of ja, misschien toch wel. Alles. Ik kan niet zeggen wat”. Ondanks alles praat ze met een glimlach en met zachte , vriendelijke ogen.

Witte Kerst

De winter staat in het Midden-Oosten voor de deur. Hopelijk slaat die niet te hard toe in Syrië, Jordanië, Turkije, Libanon. Je voelt het nu al in Turkije. De ene dag is het bitter koud, de dag erna geeft de zon enige warmte. Maar bij zonsondergang voel je dat het weer een koude nacht wordt. Je zal er dan maar zitten, in je tent of hut, terwijl buiten de nacht valt en die nijdige wind weer de kopt opsteekt. Vandaag, morgen, volgend jaar misschien nog altijd. Voor deze mensen kan je alleen maar hopen dat het geen witte kerst wordt.

(Inge Vranken is Midden-Oostenwatcher voor VRT-nieuws.)

Meest gelezen