Gent verliest zijn volkszanger - Wouter Dambre

Met Walter De Buck verliezen de Gentenaars een icoon. De baardige beeldhouwer en volkszanger zette 45 jaar geleden de Gentse Feesten opnieuw op de kaart. Gensche Fieste beter gezegd, want Walter zong met volle overtuiging in het Gents dialect.

Generaties van Gentenaars hebben hem horen optreden en ’t Vliegerke is zelfs uitgegroeid tot een officieus Gents volkslied. "Mee mijne vlieger en zijne steert, hij goat omhuuge, 't es 't ziene weerd". Wat op het pleintje voor de kerk van Sint-Jacobs begon met een paar honderd bezoekers, groeide uit tot een jaarlijks cultureel volksfeest voor de grote massa. "'t Seef liet zijn vlieger op, van tsoepe, tsoepe, tsoepe".

Voor mijzelf en ontelbare anderen waren de Gentse Feesten een onmisbaar stukje van onze coming of age. Samen naar Sint-Jacobs en later ook naar de andere Gentse pleinen. Samen met vrienden en vriendinnen genieten van het feest, de muziek, de speciale sfeer. Veel drinken, nachtjes doordoen. Voor Gentenaars zijn die Gentse Feesten echt wel bijzonder, moeilijk uit te leggen aan niet-Gentenaars. En op de soundtrack van al die Gentse Feesten: de liedjes van Walter De Buck, zijn geheel eigen stemgeluid, zijn muzikanten op accordeon en viool. "Ach Rosalie, ach Rosalie, ach Rosalie mijnen bon amie". "Mee koevoet es beter dan boelie, maar madame de predikant heeft liever nen end saucie."

Kunstenaarszoon De Buck haalde tientallen oude Gentse volksliedjes van onder het stof. Hij herontdekte vooral ook de 19de eeuwse geëngageerde volkszanger Karel Waeri: Walter kapte een groot beeld te zijner ere (4,8 meter hoog), al is het echte standbeeld ongetwijfeld de schat aan pittige volksliedjes die we nu nog kunnen meezingen."In mijn stroatje zijn 't allemaal komeren". In zijn eigen liedjesteksten toont Walter De Buck zich een tedere anarchist, bezorgd om het milieu en om de (multiculturele) samenleving, een dromer ook van een betere wereld. "'k Zou zo gere willen leven, in ne wereld zonder haat, zonder macht en zonder streven, waar dat 't al vantzelve gaat (...) 'k Zou zo gere, 'k zou zo gere, 'k zou van alles willen doen. Schone luchtkastelen bouwen, en tons slapen tot de noen".

Walter De Buck was een soixante-huitard. Een echte. Lak had hij aan de kleinburgerlijke en bekrompen mentaliteit in het Gent van de jaren 60, begin jaren 70. Die eerste jaren van de Gentse Feesten waren pure rebellie, een welgemeende fuck you! aan het adres van de goegemeente van toen. Roken en veel drinken. Lange haren, baarden, hippies. Reizen naar India hoorde er ook bij. Van zijn Trefpunt maakte hij een ontmoetingsplaats voor kunstenaars en muzikanten. Het langharig werkschuw tuig van die jaren werd door de Gentse flikken argwanend bekeken. Wat toen de burgerij shockeerde, is ondertussen dagelijkse kost geworden op om het even welk festival. The times they are a-changin'.

Walter De Buck was één van de drie W's, samen met Wannes Van de Velde en Willem Vermandere. In het Gents, het Antwerps en het West-Vlaams hebben ze de Vlaamse folk op de kaart gezet. Wannes en Willem waren vaak en graag geziene gasten op het podium bij Sint-Jacobs. Het zou trouwens Wannes Van de Velde zijn die samen met Walter De Buck de vergeten liederenschat van Karel Waeri nieuw leven inblies. Al in 1970 -het prille begin van de Gentse feesten- organiseerden ze samen een Karel Waeri-avond. "Zijde gij kwoad op mij, ge zij gij toch mijn loetse, ja mijn loetse dat zijde gij."

Halfweg de jaren 80 waren de Gentse Feesten te groot geworden voor Walter De Buck. Te commercieel ook, vond hij. Tijd voor een nieuwe Trefpunt-generatie. Walter De Buck legde zich vooral toe op zijn beeldhouwwerk (zijn eerste werk toonde hij trouwens al op Expo 58); met Loods 13 verzamelde hij een groep beeldhouwers rond zich, een project met een sterke sociale inslag. Maar tegelijk bleef Walter zingen en optreden en liedjes maken. In zijn eigen stijl, met zijn eigen Gentse koppigheid. Ziek als hij was, wou Walter De Buck toch nog één keer de Gentse Feesten bij Sint-Jacobs openen. En zo gebeurde. In zijn lied 'k Ben al zo lang op weg geweest zingt hij: "En als mijn lied u nie bevalt, ge moet er nie naar horen. De wereld die is groot genoeg, 'k kan der mij nie aan storen. Als iedereen zijn liedje zingt, dat ware toch wreed schone. Gelijk vogels al in een boom, in alle mogelijke tonen".


(Wouter Dambre is VRT-journalist)
 

Meest gelezen