Marie en Irène Curie in "La brave petite Belgique"

Tijdens het eerste oorlogsjaar was de beroemde Frans-Poolse Marie Curie niet minder dan elf keer in het stukje onbezette België om met haar mobiele radiologiewagens ("petites Curies") de fronthospitalen bij te staan.

Dit is een bijdrage van Roseline Debaillie, verpleegkundige en regiogids in de Westhoek, en auteur van het boek "Marie & Irène Curie en la brave petite Belgique". 

 Marie Curie bewonderde de hardnekkige weerstand van het kleine Belgische leger onder leiding van koning Albert tegen de Duitse pletwals en noemde ons dan ook "la brave petite Belgique". Op Sinterklaasavond 5 december 2014 kwamen moeder en dochter Curie voor de eerste keer naar België. 

Marie Curie werd ter hulp geroepen door dokter Frans Daels, vrijwillig arts aan het front, die met de ellende van de zware verwondingen tijdens de slag aan de IJzer geconfronteerd werd. Voor de oorlog was doker Daels diensthoofd gynaecologie aan de Gentse universiteit en had hij contact met Marie Curie i.v.m. het gebruik van radium bij de behandeling van kanker. Na dit eerste bezoek volgen er op vraag van koning Albert en koningin Elisabeth nog tien andere.

Marie Curie is op het moment van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog dubbele Nobelprijswinnares met haar wetenschappelijk onderzoek naar radium. Maar ze laat haar kersverse labo, het befaamde Radiuminstituut in Parijs, voor wat het is en stort zich op de medische radiologie.

Ze had juist ingeschat dat er een grote nood ging zijn aan die (toen nog jonge) technologie. Ze kent de röntgenstralen in theorie, want doceert dit aan de Sorbonne universiteit en gaat voor het opdoen van praktijkervaring in de leer bij de befaamde radioloog dr. Béclère in Parijs.

Haar dochter Irène, net 17 geworden, dringt er bij haar moeder op aan om haar bij te mogen staan en volgt een spoedopleiding tot verpleegster. In november vergezelt ze haar moeder een eerste keer naar het front. Moeder en dochter bezoeken heel de frontlinie in Frankrijk en België. In Frankrijk trekken ze naar de hospitalen aan de Marne, de Somme en Verdun.

Medische radiologie naar het front

In België brengen ze de medische radiologie naar de hospitalen aan het IJzerfront en de Ieperboog. Ze onderzoeken patiënten, militairen maar ook burgers. In de zomer van 1915 neemt dochter Irène alleen de verantwoordelijkheid voor de radiologie in het Belgian Field Hospital in Hoogstade op zich. Ze blijft er twee maanden en viert er ver van huis en van haar familie haar 18e verjaardag.

Marie Curie bezoekt Veurne, Poperinge, Adinkerke, Hoogstade, De Panne, Beveren en Roesbrugge en werkt er intensief samen met de dokters en verpleegsters en deelt hun dagelijkse leven. Ze installeert apparatuur en geeft bijscholing aan artsen in het befaamde Rode Kruis-hospitaal l’Océan in De Panne en in het Belgian Field Hospital in Hoogstade.

Ze bezoekt de loopgraven aan het IJzerfront en die foto’s komen in de familiealbums terecht. Ze houdt aan de contacten met patiënten onuitwisbare indrukken over. Ze ligt mee aan de basis van ontwikkeling van een specifiek curriculum voor radiologieverpleegkundigen.

"Les petites Curies"

De inrichting en uitrusting van de mobiele radiologiewagens of "petites Curies", naar het idee van Marie Curie werd mogelijk gemaakt dankzij de steun van de Union des Femmes de France, een afdeling van het Franse Rode Kruis, en de Patronage National des Blessés in Frankrijk.

Van de 20 "petite Curies" die tijdens de Grote Oorlog door Marie Curie ingericht werden, zijn er 3 aan het front in België actief. De "petite Curie nr°1" komt in Poperinge terecht en de "petite Curie nr° 10" gaat naar het Belgian Field Hospital in Hoogstade.

Zelf hield Marie Curie een van die wagens voor haar persoonlijk gebruik, de "petite Curie E", genoemd naar de schenker, architect Ewald. Met deze wagen rijdt ze heel de frontlinie in Frankrijk en België af. In België bezoekt ze ermee Veurne, Poperinge en Adinkerke.

Naast de inrichting van de mobiele radiologiewagens zorgt Marie Curie ook voor de installatie van niet minder dan 200 vaste toestellen. Zo was het toestel in het militair hospitaal van Cabour een gift van Marie Curie. Eigenhandig onderzoekt ze ongeveer 1.200 patiënten, waarvan een 900-tal in haar persoonlijke "voiture E".

Haar inzet voor België leidt tot een blijvende band met koning Albert en koningin Elisabeth die ook na de oorlog zijn vervolg kent. Door de gedeelde ervaringen tijdens de oorlogsjaren wordt koning Albert deel van de kring van intimi rond Marie Curie. De periode van de oorlog hebben op moeder en dochter een onuitwisbare indruk nagelaten.

Marie Curie liet niet snel iets van haar gevoelens blijken, maar laat zich in een onbewaakt moment toch ontvallen: "De vreselijke indruk die deze verwoesting van mensenlevens en gezondheid op mij maakte, heb ik nooit kunnen vergeten. Om de oorlog te haten, volstaat het om een enkele keer te zien, wat ik jarenlang heb gezien: mannen en jongens die naar de ambulance werden gebracht achter de frontlijn, vol bloed en modder, sommigen stierven door hun verwondingen, anderen herstelden, maar traag en moeizaam, na maanden pijn."

Irène Curie (die later zelf de Nobelprijs scheikunde zou ontvangen) vertelt over die periode: "Mijn moeder twijfelde niet meer aan mij dan dat ze ooit aan zichzelf twijfelde en aarzelde niet om mij alleen te laten, 18 jaar oud en verantwoordelijk voor de dienst radiografie van een groot Engels-Belgisch ziekenhuis, op enkele kilometers van het front, nabij Ieper. En met daarenboven de niet geringe taak om de methodes om projectielen in een lichaam op te sporen te leren aan een Belgische militaire arts."

Meest gelezen