Stad Ieper werd verwoest en is verrezen

Ieper was in 1914 een provinciestad van nog geen 18.000 inwoners, minder dan de helft van het bevolkingsaantal uit de 14e eeuw, toen het een van de belangrijkste industriesteden van Europa was. De indrukwekkende Lakenhalle en de Sint-Maartenskathedraal werden tijdens de Grote Oolog verwoest, zoals een groot deel van de stad. Moest die heropgebouwd worden of niet ?

De oude, gedeeltelijk bewaarde vestingwallen herinnerden aan Iepers rol als "barrièrestad" tussen Frankrijk en de Lag Landen. Het waren echter niet de vestingwallen die van Ieper een strategisch punt in de Eerste Wereldoorlog maakten, maar wel de heuvels rond de stad.

Die heuvels van Zonnebeke tot de Kemmelberg bleken geschikt om de Duitse opmars tegen te houden (en omgekeerd, zoals de Slag bij Passendale in 1917 zou aantonen). Ze vormen nu toeristische trekpleisters: Hooge, Polygoonbos, Hill 60, of Hill 62.

Deze vormden bijna vier jaar een gordel die bekendstond als het "Ypres Salient" of de "Ieperboog", waarrond een lange reeks gevechten plaatsvonden die gegroepeerd worden in een vijftal Slagen rond Ieper.

De verwoesting

In Ieper zelf werd niet gevochten. De stad lag echter wel in het bereik van de Duitse zware artillerie. Begin november 1914, in het heetst van de eerste slag om Ieper, werd de stad al moedwillig beschoten en moest de imposante Lakenhalle een paar voltreffers incasseren.

Op 21 november werd de gevel van het Nieuwerck, het gebouw aan de oostelijke kant van de Lakenhalle, door een granaat getroffen. De dag daarop schoten de Duitsers brandbommen af op de Lakenhalle.

Het belfort bovenop de Lakenhalle vloog in brand en het vuur sloeg over naar de Sint-Maartenskathedraal. Het is nooit duidelijk geworden of deze moedwillige vernieling een gevolg van Duitse frustratie was, maar ze gebeurde de dag dat de Duitsers hun aanvallen bij Ieper stopten.

Deze ramp was pas het begin. Vanaf december 1914 werd de stad systematisch beschoten door een langeafstandskanon dat op een treinwagen in Houthem stond. Maar de hel barstte pas goed los in april 1915, toen zware Duitse artillerie een massaal bombardement uitvoerde.

De inwoners die ondanks alles in Ieper waren gebleven, werden toen geëvacueerd. Einde mei, toen de slag voorbij was, lag de hele stad in puin. Drie verdere jaren van strijd in het Salient maakten het alleen nog erger.

Er zijn in de oorlog andere Belgische steden grondig verwoest (Dendermonde, Diksmuide, Nieuwpoort), maar de verwoesting van Ieper overtrof in schade alle andere, ook al omdat de stad zulke grote oude gebouwen kende.

Er stonden nauwelijks nog muren recht. Van de machtige Lakenhalle, een van de grootste gebouwen in gotische stijl, was niet veel meer over. Alleen een stomp van het belfort stond nog recht.

Modern Pompeii

Meteen na de oorlog bleven de ruïnes over als getuigen van het voorbije geweld. Al snel kwamen de eerste oorlogstoeristen opdagen. Vooral Britten, die nieuwsgierig waren naar de plaatsen waar hun landgenoten hadden gestreden. Prominenten, zoals de Amerikaanse president Wilson, brachten een obligaat bezoek aan Ieper. De Belgen trachtten met dit soort bezoeken te tonen hoezeer ze geleden hadden.

Voor de Britten was Ieper heilige grond geworden. Zoals Winston Churchilll, toen een vooraanstaand minister, het uitdrukte:

"...een mooier monument dan Ieper in het namiddaglicht kan moeilijk worden aanschouwd. Een heiliger plaats voor het Britse ras bestaat niet in de wereld. Rond dat slagveld zijn wellicht meer dan 300.000 van onze mannen van het Britse Leger begraven."

De Britten wilden daarom dat de ruïnes als een modern Pompeii bewaard bleven. De Belgische regering was daarvoor te vinden. Maar de burgers van Ieper dachten daar anders over: ze wilden hun huizen terug. Geen wonder, want velen moesten voorlopig wonen in houten barakken. Maar ook plannen voor nieuwe woonwijken buiten de verwoeste stad zagen ze niet zitten.

In de eerste maanden na de oorlog waren er nog veel Britse militairen in de streek van Ieper aanwezig. Die verzetten zich tegen elke poging tot wederopbouw en aarzelden niet de Belgische overheid onder druk te zetten. Ze waren in het bijzonder tegen geïmproviseerde cafés die er ontstonden om de oorlogstoeristen op te vangen. Zo stond er zelfs een barak met de naam "British Tavern" op de Grote Markt.

Een Britse officier protesteerde tevergeefs tegen deze heiligschennis. De Britten bekwamen aanvankelijk dat de meest imposante ruïnes in het oude stadscentrum als "stille zone" bewaard zouden blijven, maar de Ieperlingen wilden dat hun stad weer zou worden als vroeger. En ze kregen hun zin. Te meer daar Duitsland voor de kosten zou opdraaien.

Classicistisch monument

Ter compensatie mochten de Britten aan de Menenpoort het grootste van alle Britse oorlogsmonumenten bouwen. Daar zouden de namen komen van de meer dan 50.000 militairen die geen bekend graf hebben.

De reusachtige, Romeins aandoende Menenpoort paste wel niet met het middeleeuwse stadsbeeld van Ieper. De Britse architect van het gedenkteken, Sir Reginald Bloomfield, was een uitgesproken aanhanger van een classicistische bouwstijl en moest niets van de Vlaamse gotiek hebben.

Bloomfeld had overigens gewild dat de straat van de Menenpoort naar de naburige Grote Markt veranderd zou worden in een brede laan, zodat er vanuit de poort een weids perspectief op de markt zou komen, maar dan konden een aantal huizen aan die straat niet meer worden heropgebouwd, en daar wilden de eigenaars niets van weten.

Bloomfield bouwde nog een anglicaanse kerk in centrum van Ieper, de St. George’s Memorial Church. Er waren nog plannen voor Britse monumenten, zoals een oorlogsbelfort, van waaruit men de slagvelden kon overzien, maar dat is er uiteindelijk nooit gekomen. Voort zijn er de meer dan honderd begraafplaatsen in en rond Ieper. Zelfs op de oude vestingwallen is er een.

Kopie van de oude stad

Intussen werd de stad heropgebouwd zoals ze geweest was. In 1928 werd de wederopbouw van de Lakenhalle aangevat. In 1934 stonden het belfort en de westelijke vleugel van de Lakenhalle er opnieuw en werd een nieuw beiaard in gebruik genomen.

Door de Tweede Wereldoorlog moesten de werken echter worden onderbroken en pas in 1967 was het 125 m lange gebouw voltooid. Het heeft tot bijna 1980 geduurd voor de wederopbouw van Ieper volledig kon worden afgesloten.

Stadsarchitect Jules Coomans zorgde voor een getrouwe kopie van de oude stad, met hier en daar zelfs een "verbetering". Zo werd de toren van de Sint-Maartenskathedraal van een spits voorzien. Alleen de kloostergang naast de kathedraal werd nooit hersteld en blijft als "lapidarium" een overblijfsel van de voormalige ruïnes.

Wie nu Ieper bezoekt, heeft er vaak geen besef van dat de gebouwen die men ziet bijna allemaal uit de 20e eeuw dateren. Het is nog maar de vraag of Ieper al dan niet een grotere toeristische trekpleister zou zijn geworden als de ruïnes waren gebleven.

Vaststaat dat ook andere waardevolle cultuursteden na de oorlog zijn heropgebouwd, zoals Arras en Reims in Frankrijk, en dat de wonden er geheeld zijn.

Meest gelezen