Lang leve het Nederlandse wegennet

Ik herinner me een afscheidsinterview met een Belgisch ambassadeur in Nederland. De man werd gevraagd wat hij na z’n vertrek het meest zou missen. Zijn verrassende antwoord: het rijden over Nederlandse wegen. Ik weet nog dat ik dit gek en teleurstellend vond. Van een diplomaat had ik meer verwacht: de Hollandse luchten, de helderheid, pindakaas desnoods. Jaren later begrijp ik hem volkomen. Ook ik ben inmiddels verknocht aan het Nederlandse wegdek.

Als mijn hart een klein vreugdesprongetje maakt wanneer ik de Nederlandse grens oversteek, heeft dat deels daarmee te maken. Vanop afstand lijkt Nederland één groot verkeerspark, maar in de praktijk is het hier handig, prettig en veilig. Gladde, goed onderhouden wegen, de juiste signalisatie bij files of incidenten en een perfecte bewegwijzering. We kunnen er in België alleen maar van dromen.

Nu kwam ik ook van de hel in de hemel. De voorbije tien jaar wurmde ik mezelf dagelijks door de ingewanden van Brussel: een infrastructureel inferno met oververhitte bestuurders in rijdende wrakken. Als je dat overleeft, overleef je alles.

Kruisteken

Wanneer ik de grens met België oversteek, maak ik tegenwoordig een kruisteken. Het is telkens een mirakel wanneer ik met m’n kleine Franse wagentje de Antwerpse ring heelhuids doorkom. Maar dan volgt nog de lange, gevaarlijke E17. Dat is op goed geluk laveren tussen Franse drugsdealers en vermoeide Oost-Europese truckers. Tijdens mijn laatste rit gebeurden tussen Gent en Antwerpen voor m’n neus maar liefst drie verschillende ongevallen. Het leek alsof ik in een rampenfilm was terechtgekomen.

Rustig naar de radio luisteren is er tijdens die ritten door Vlaanderen al lang niet meer bij. Voor de helletocht heb ik speciale, kalmerende cd’s in de wagen: een vroege Billy Joel, in noodgevallen grijp ik zelfs naar Olivia Newton-John. Alleen jammer van die putten en bobbels in het asfalt natuurlijk, waardoor zelfs die sussende stemmen gaan schokken.

Staat in de staat

Waarom is het rijden zoveel aangenamer en veiliger in het noorden? Hier investeren ze natuurlijk al decennialang fortuinen in de weg. En er wordt gehandhaafd dat het een lieve lust is. Er wordt werkelijk overal geflitst. Op ringwegen rijdt iedereen dan ook braaf 80 kilometer per uur. Belgen zouden het ook kunnen. Sterker nog, op het viaduct van Gentbrugge wordt het al dagelijks gedemonstreerd.

De Nederlandse ijver heeft een kleine keerzijde. Laatst zag ik na een verjaardagsfeest twee parkeerwachters boetes uitdelen om half 2 ’s nachts. Dat vond ik als Belg nu weer overdreven. Tegelijk zijn de Nederlandse parkeerwachters meer dan de Belgische vatbaar voor rede of een vrouwelijke glimlach. Die marge moet er altijd zijn. Een gevangene moet altijd kunnen ontsnappen.

Bloem der natie

Wie zijn de helden achter dit Nederlandse beleid? Rijkswaterstaat is hier verantwoordelijk voor alle doorstroming te land en ter zee. Het is een ware staat in de staat, er werken duizenden mensen. Als ik in een volgend leven terugkeer in het lichaam van een Nederlandse man, dan word ik ingenieur of wegenwerker bij Rijkswaterstaat. Het lijkt de bloem der natie en ze zijn trots op wat ze doen.

Laatst zag ik in het centrum van Den Haag nog moeders met kinderwagens geïnteresseerd staan kijken naar wegenwerkers in flitsende fluojasjes. Welwillend namen die de tijd om toelichting te geven op wat ze aan het doen waren en waarom. Peuters keken bewonderend omhoog, er werd gelachen en gegrapt in de najaarszon. In België zag ik zo’n lieflijk tafereel nog nooit.

Overigens is er één groep weggebruikers die aan weerszijden van de grens onuitstaanbaar is: jonge mannen achter het stuur van zwarte, Duitse auto’s. Het huftergedrag dat daarmee gepaard lijkt te gaan, verdient snel een nieuwe, Europese belasting.

Meest gelezen