Acht vragen over de mogelijke opvolger van de F-16

België maakt werk van de opvolger van onze F-16's. Op de achtergrond zet het leger intussen alle pionnen klaar. De keuze lijkt gemaakt. Nu is het wachten op de centen. Het gaat om veel meer dan even de soorten toestellen naast elkaar leggen. Veel meer dan naar antwoorden, moeten we eerst op zoek naar de juiste vragen.

Vreemd genoeg hoor je zelden iemand de vraag stellen wat we nu juist met die dure nieuwe gevechtstoestellen willen doen. En nochtans zou dit het uitgangspunt moeten zijn.

Wat doet ons land vandaag? Of, in luchtvaarttaal, wat is ons huidige ambitieniveau? Iets wat we doen, en hoe dan ook zullen moeten blijven is instaan voor de veiligheid en het bewaken van ons eigen luchtruim. Vanwege de NAVO en de EU-instellingen in Brussel kunnen we ook in de toekomst hiervoor niet samenwerken.

Daarnaast heb je alles wat met buitenlandse missies te maken heeft: van luchtgevechten uitvoeren, tot in de eerste aanvalsgolf mee vijandelijke jagers en radarinstallaties uitschakelen, tot bijvoorbeeld het steunen van grondtroepen zoals vandaag in Afghanistan.

Waar denken we onze toestellen de komende decennia in te zetten? De lijn is dat België nooit alleen ten strijde trekt, maar altijd in Europees of NAVO-verband. Vooral in de onrustige gordel rond Europa (Libië, Irak, Syrië, Oekraïne, ...) of overal ter wereld (Rusland of Iran of China zelfs?). En willen we altijd mee kunnen doen vanaf dag 1, met de eerste aanvalsgolf? In Afrika kom je bijvoorbeeld de komende decennia weg met een wat minder toestel, boven pakweg Syrië heb je beter nodig.

Al hangt alles af van de vraag wanneer ons land zich in de strijd wil gooien. Kruisraketten en onbemande drones zijn vandaag beter geschikt voor die eerste aanvalsgolf, en nadien, als de vijandelijke radar platligt, maakt het niet zoveel meer uit welk toestel je hebt.

Afghanistan en Libië leren ons dat die ouwe F-16's beter, maar vooral goedkoper en dus efficiënter zijn voor dat soort routineklussen. Ook boven Irak wordt relatief 'oud' tuig ingezet, vanwege 'betaalbaar'.

Ook hoe je wil werken, speelt een rol. Vergelijk het met voetbal: koop je twee echte topspelers of zet je met dat budget een elftal subspelers op het veld? Wie zou winnen? De twee topspelers, of het elftal subtoppers? In een luchtgevecht is de kans wel erg groot dat twee dure Amerikaanse F-35 toestellen het onderspit zouden delven tegen elf veel goedkopere toestellen van Saab. In vredestijd of voor steun aan grondtroepen krijg je meer waar voor je geld natuurlijk. Het gaat dus om meer dan louter individuele toestellen vergelijken.

Een laatste vraag is of we willen dat een nieuw toestel ook een kernwapen kan afwerpen? Dat kan later mee de keuze van een toestel bepalen. Steeds meer experts twijfelen eraan of een kernwapen best wordt ingezet via een gevechtsvliegtuig. Ze stellen dat kruisraketten die klus beter en veiliger kunnen klaren.

Een F-16-vliegtuig kan gemiddeld zo’n 4.000 vlieguren vliegen tijdens zijn levensloop. Onze F-16's vliegen er zo’n 200 (per stuk) per jaar. Dat is intensiever dan bijvoorbeeld Nederland.

Het spreekt dat vliegtuigen in Afghanistan ook meer vlieguren opdoen dan de toestellen die hier blijven.

Ons land heeft nog zo’n 50 toestellen over die elk nog een bepaald aantal vlieguren hebben openstaan. Op basis daarvan kan ons land aan de hand van het huidige gebruiksniveau voorspellen dat de F-16’s vanaf 2023 allemaal opgebruikt zullen zijn.

Toch spelen er meerdere factoren mee. Het aantal vlieguren wordt bepaald door de missie, maar ook door het aantal piloten dat we actief in dienst houden. Meer piloten vergen meer vlieguren.

Door het aantal piloten terug te schroeven, door bijvoorbeeld opleidingsprogramma’s te vliegen op pakweg Amerikaanse F-16’s en door de vliegtuigen terug te halen uit Afghanistan zou de uitfasering van de bestaande vloot F-16’s met een kleine tien jaar uitgesteld worden. Op die manier kan ook de beslissing over een opvolger nog een paar jaar worden uitgesteld.

De huidige generatie gevechtstoestellen zijn een beetje duivels-doet-al. Al zit er verschil op. Elk soort missie vraagt om een specifieke aanpak. Urenlang steun leveren aan grondtroepen doe je best (en goedkoopst) met onbemande toestellen. Voor spionage worden hoe langer hoe meer drones gebruikt. Eigenlijk kunnen drones bijna alles beter dan gevechtsvliegtuigen, behalve dan de klassieke lucht-lucht gevechten. Daar zijn ze geen partij. Drones kunnen goed uitvoeren, maar zich actief verdedigen blijft een zwak punt.

De dronemarkt is langzaam volwassen aan het worden. Voor verschillende soorten opdrachten (missies) bestaan er nu allerlei types (groot, klein, met goedkope propellermotoren tot supersnelle onzichtbare driehoeken). Ook in Europa worden nu volop drones ontwikkeld en getest.

De markt van de gevechtsvliegtuigen maakte de omgekeerde beweging: omwille van de besparingen kan elk nieuw toestel een beetje alles, maar het is niet echt goed meer in één ding. De nieuwste generaties toestellen zijn een compromis.

Het aantal toestellen dat ons land mogelijk zal aanschaffen heeft alles te maken met het ambitieniveau, namelijk wat ons land tegelijk wil aankunnen.

Op dit ogenblik wil ons land tien vliegtuigen kunnen inzetten in het buitenland én tegelijk met zeker twee toestellen het luchtruim bewaken. Daar heeft het met zijn huidige F-16-vloot zo'n 50 toestellen voor nodig.

Dat is niet abnormaal als je de internationale normen kijkt. Gevechtsvliegtuigen vragen zeer veel onderhoud en heel wat toestellen worden ingezet voor intensieve opleidingsprogramma’s waardoor je heel wat toestellen nodig hebt om er effectief toch enkele te kunnen inzetten.

Nederland rekent dat het met 35 JSF- of F-35 toestellen zijn luchtruim zal kunnen bewaken en 4 toestellen in het buitenland kan inzetten.

Het toekomstige Belgische ambitieniveau blijkt volgens een interne nota voorlopig ongewijzigd, wat dus inhoudt dat ons land meer dan 40 toestellen nodig zal hebben om dat te kunnen waarmaken.

Algemeen wordt aangenomen dat een klein land als het onze zo’n 15 toestellen nodig heeft om het luchtruim te bewaken. Voor centraal gelegen landen volstaan daarvoor toestellen van de 4e generatie.

Vreemd genoeg worden de mogelijke alternatieven nooit naar voren geschoven. Onze politici hebben wel degelijk heel wat mogelijkheden.

Een eerste alternatief voor het volledig vervangen van de bestaande F-16 vloot is om nieuwe, of bijna nieuwe (tweedehandse) F-16’s te kopen. Net zoals onze toestellen vandaag, kunnen die nog een tijdje mee. Voordeel is dat de kostprijs veel lager is dan nieuw kopen, de knowhow heeft Defensie al in huis en het toestel voldoet aan wat België wil. Ook leasen van nieuwere F-16’s is een alternatief.

Volgens Defensie is een krijgsmacht zonder gevechtsvliegtuigen geen echte krijgsmacht meer. Dat hoeft niet zo te zijn, want andere kleinere landen tonen aan dat het wel kan. Volgens het Europees Defensieagentschap is er in Europa bijvoorbeeld een groot tekort aan tanktoestellen, niet aan gevechtstoestellen. Ons land zou bijvoorbeeld extra A-400m vrachttoestellen kunnen kopen in de tankerversie. Die capaciteit zou erg gevraagd zijn bij alle partnerlanden.

Aan de andere kant speelt mee dat elke NAVO-lidstaat geacht wordt mee een deel van de inspanningen te doen. Iedereen moet een deel van de hardere of risicovolle opdrachten uitvoeren. Dat is deel van het samenwerkingsverband. Het inzetten van gevechtsvliegtuigen is in die optiek een vrij risicoloze capaciteit, die vrij makkelijk en snel kan worden ingezet. Door mee actief in de eerste linie te opereren, wint ons land aan gewicht binnen de NAVO en Europa. Soldaten sturen naar risicovolle gebieden ligt in ons land erg gevoelig. Gevechtsvliegtuigen zijn in die zin een politiek handig alternatief.

Een ander alternatief zou kunnen zijn om volop in te zetten op drones, die dan risicoloos kunnen worden ingezet in het buitenland. Hoe dan ook is dan wel een beperkte vloot gevechtstoestellen nodig voor de bewaking van het luchtruim. Daarvoor kan zowel aan ‘nieuw’ als aan ‘bijna-nieuw’ gedacht worden.

Gevechtsvliegtuigen worden in ‘generaties’ uitgedrukt. De F-16 is zoals de meeste toestellen die tijdens de jaren ’70 op de tekentafel lagen vierde generatie.

De twee grote verschillen die kenmerkend zijn voor een vijfde generatie toestel zijn: stealth, wat het toestel minder zichtbaar maakt voor radarsystemen en ‘sensoren en connectiviteit’. Toestellen van de vijfde generatie worden ook wel eens ‘vliegende gevechtscomputers’ genoemd.

Stealth wordt gekenmerkt door een ontwerp waarbij bijvoorbeeld de staartvleugel(s) weggewerkt zijn, of schuin geplaatst, de uit- en inlaatmond gemaskeerd of gemaakt zijn van composiet materiaal en de romp geschilderd met een absorberend materiaal. Soms worden ook leidingen met koele brandstof langs de warme delen van het vliegtuig geleid om die af te koelen.

De meeste gevechtstoestellen zoals de Saab Gripen, F-18 Super Hornet en de Eurofighter-Typhoon worden als vierde generatie beschouwd.

De Franse Rafale zit tussen de 4e en 5e generatie in.

De JSF, of F-35, en zijn grote broer F-22 Raptor worden als enige twee toestellen tot de echte vijfde generatie gerekend. De Amerikaanse F-22 is superieur aan de kleine broer JSF, maar is peperduur en wordt niet geëxporteerd.

Ook China en Rusland zitten niet stil en ontwikkelen vijfde-generatietoestellen. Algemeen wordt aangenomen dat de vijfde-generatietoestellen de laatste generatie bemande gevechtstoestellen is.

Kiezen voor een vierde of vijfde generatie toestel hangt dus af van wat het ambitieniveau is van een land, met andere woorden wat een land er juist mee wil doen.

Officieel zijn vijf producenten aangeschreven voor de mogelijke vervanging van de Belgische F-16 gevechtstoestellen.

Saab Gripen: een klein licht Zweeds toestel, vergelijkbaar met de huidige F-16. Populair bij nieuwe opkomende staten omdat het Zweedse Saab 'neutraal' is. In vergelijking met andere toestellen vrij goedkoop in aanschaf en onderhoud. Volgens heel wat analisten is de Gripen van Saab de ‘beste koop’, onder de gevechtstoestellen. Geschikt vooral voor kleinere landen met specifieke doelstellingen.

F-18 Super Hornet: een tweemotorig toestel ontwikkeld voor de Amerikaanse marine. Zit aan het einde van de productiecyclus. Heeft zijn diensten bewezen, maar is een groot en duur toestel in onderhoud omwille van de twee motoren. Bewijst zijn diensten nu weer in Irak. Heeft door de jaren net als de F-16 heel wat updates gekregen waardoor het toestel nog up-to-date is.

Eurofighter/Typhoon: Tweemotorig Brits/Duits/Italiaans toestel. Vrij complex en duur door de twee motoren. Uit verschillende onderzoeken blijkt de Eurofighter altijd wel te moeten onderdoen ten opzichte van zijn rivalen. De bijzonder moeilijke Frans-Duitse eigenaarsstructuur maakt dat de buitenlandse markt wantrouwig is ten opzichte van van het toestel.

Rafale: Frans tweemotorig gevechtstoestel gebouwd door Dassault. Door de dubbele motor vrij complex. Volgens experts toestel van de 4,5 generatie. Kan alles wat de huidige F-16 kan en nog meer. Een platform dat al enkele jaren in gebruik is en midden de productiecyclus zit. Nadeel is dat weinig landen met de Rafale vliegen, zodat samenwerken zich beperkt tot Frankrijk.

JSF of F-35: Amerikaans toestel van de 5e generatie, met één motor. Een compromistoestel van de Amerikaanse land- lucht en zeemacht dat in drie varianten komt. De ontwikkeling ervan verloopt bijzonder moeizaam en de kosten zijn zo de pan uit gerezen dat de VS er geen 4000, maar 1700 van plant te kopen.

Het is een volledig nieuw concept van vliegtuig met extra sensoren en een ingebouwd wapenruim zodat het toestel minder zichtbaar is voor radar. Het toestel is nog niet volledig operationeel getest, laat staan ingezet. Het is ook het duurste toestel op de markt. Volgens critici te duur, te complex en nu al achterhaald. Het is het enige toestel dat Amerikaanse kernwapens van de nieuwste generatie kan afvuren. Doordat heel wat landen intekenen op de JSF is samenwerken geen probleem. En die JSF/F-35 is dus het voorkeurtoestel van Defensie bij ons.

Europa verbiedt het systeem van pure economische sancties. Het staat vrije concurrentie tegen en werkte in het verleden corruptie in de hand. De economische return van het F-16-programma was de levenslijn voor de Belgische vliegindustrie en de aankoop verdient zichzelf volgens studies van Defensie en Economische Zaken meer dan terug. Bij het F-16-programma stond België wel mee aan de wieg van de ontwikkeling van het toestel.

Bij elke mogelijke kandidaat is dat niet het geval. Alle toestellen zijn quasi ontwikkeld en de onderaannemers zijn aangewezen.

Toch is er zoals bij elk groot defensiecontract ook nu mogelijkheid tot ‘samenwerking’ en ‘onder aanneming’. De producenten van gevechtstoestellen zijn de Belgische markt al komen aftasten om voorstellen te doen en te kijken wat mogelijk is.

Zo is het helemaal niet uitgesloten dat delen van de assemblage kunnen worden uitbesteed aan Belgische bedrijven. Ook zou voor enkele onderdelen, specifiek voor de Belgische toestellen, een beroep kunnen worden gedaan om expertise van eigen bodem. Maar de grootste koek zal toch te vinden zijn bij bij de grote en dure onderhoudscontracten.

Meest gelezen