Taalscreening voor scholieren omstreden

Vanaf dit schooljaar is er een verplichte taalscreening van leerlingen die instromen in het lager en middelbaar onderwijs. Die screening komt er zodat leerlingen met een achterstand in de onderwijstaal extra ondersteuning kunnen krijgen. Experts waarschuwen echter voor de eventuele nefaste gevolgen van zo’n screening. “Laten we alstublieft geen kinderen afstraffen op basis van een momentopname.”
AMELIE-BENOIST / BSIP

Een nieuwe toevoeging aan het onderwijsdecreet bepaalt dat alle kinderen die instromen in het lager en middelbaar onderwijs een taalscreening moeten ondergaan. Het nieuwe decreet geldt in principe voor alle leerlingen, maar de taalscreeningsmaatregel richt zich specifiek op het groeiend aantal scholieren met een allochtone achtergrond.

“Zowat 90 procent van de leerlingen in het Brussels Nederlandstalig basisonderwijs groeit meertalig op”, weet Piet Vervaecke, directeur van het Onderwijscentrum Brussel. “Voor minstens 60 procent van die leerlingen is het Nederlands niet de eerste taal.” De maatregel lijkt dus noodzakelijk om te garanderen dat kinderen het Nederlands goed genoeg begrijpen om de lessen te kunnen volgen.

Het decreet blijft echter vaag over de aard van de screening en de gevolgen indien een kind een onvoldoende resultaat behaalt. De screening moet volgens de wettekst gebeuren binnen de dertig dagen na de aankomst van de leerling op school, en moet worden uitgevoerd met "een valide en betrouwbaar screeningsinstrument". Dat screeningsinstrument wordt echter niet verder gedefinieerd. Ook wordt er vermeld dat scholen een taalbad "kunnen" organiseren voor leerlingen die de onderwijstaal te weinig beheersen, maar dit is blijkbaar geen verplichting.

Brede evaluatie

“Het idee van een taalscreening werd al enkele jaren geleden gelanceerd door toenmalig Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet”, vertelt professor Piet Van Avermaet, coördinator van het steunpunt Diversiteit en Leren. “Wij hebben toen aangemaand tot voorzichtigheid met een eenzijdige screening. Als je je beslissingen baseert op één gestandaardiseerde test, dan is dat een momentopname. Dan loop je altijd het risico dat sommige leerlingen gewoon een slechte dag hebben, wat een vertekend beeld geeft.”

Zo’n test zegt volgens Van Avermaet niets over de leerprogressie die een kind nog kan maken. “Er is ook aangetoond dat kinderen soms een tijdlang erg snel vooruitgang maken in hun taalverwervingsproces, om dan weer een tijdje stil te blijven staan. Ook daarmee houdt zo’n screening geen rekening. Wij pleiten dus voor een brede evaluatie van de leerling doorheen zijn hele schoolcarrière. De didactische middelen daarvoor zijn in ieder geval voorhanden.”

“Daarnaast is het ook van belang een kind niet zomaar uit de klas te halen en een apart programma te laten volgen wanneer blijkt dat het een taalachterstand heeft”, vervolgt Van Avermaet. “Uit studies blijkt dat zo’n remediëringsprogramma weinig effect heeft, want taalverwerving is een proces dat veel tijd vergt. Een kind moet ruimte krijgen om taal uit te proberen, om fouten te maken. Het uit zijn vertrouwde omgeving halen en dus feitelijk bestraffen voor zijn lagere taalniveau, is absoluut nefast voor het taalverwervingsproces.”

Scholen terughoudend

Uit een kleine rondvraag bij de onderwijskoepels blijkt dat ook op de schoolvloer een zekere schroom bestaat voor een strikte taalscreening. Voorlopig heerst er een consensus tussen de koepels om de leerlingen gewoon te observeren gedurende de eerste maand van het schooljaar. Kinderen met duidelijke problemen kunnen dan eventueel een aangepast leerprogramma krijgen. De vraag is of de nieuwe maatregelen in het onderwijsdecreet dan wel zinvol zijn.

“We leven in een tijdssegment waarin alles meetbaar en bevattelijk moet zijn”, concludeert professor Van Avermaet. “Die trend zie je ook in de beleidsvorming: er wordt gezocht naar een eenduidige manier om problemen te definiëren en te verhelpen. Tegelijk hoor ik vanuit het onderwijs zelf een toenemende vraag naar een nieuwe aanpak, naar meer ondersteuning. Laat ons dus hopen dat de beleidsmakers ophouden met terug te grijpen naar de oude, beproefde recepten.”

Meest gelezen