Dj-koning Calvin Harris sluit Pukkelpop feestelijk af

Redacteurs Joris Truyts en Pieterjan Huyghebaert hebben een parcours uitgestippeld langs de verschillende podia van Pukkelpop en brachten drie dagen lang verslag uit vanop de wei. De laatste festivaldag kreeg een sterke start met Altrego. Float Fall bevestigde al het goede dat over hen verteld wordt. Jake Bugg stond met tegenzin te spelen. QotSA trakteerde op het betere gitaarwerk en Portishead bracht een magistrale show.

Dj-koning Calvin Harris sluit Pukkelpop feestelijk af

Calvin Harris heeft de eer om Pukkelpop 2014 af te sluiten. Het Schotse dj-talent is al sinds 1999 actief, maar is pas de laatste jaren echt doorgebroken. Zijn laatste album "18 months" was een schot in de roos, niet minder dan 8 nummers werden instant-hits. Het elektronische wonderkind heeft de laatste tijd met een indrukwekkend lijstje van artiesten samengewerkt onder wie bijvoorbeeld Rihanna en Ellie Goulding.

Zijn set op Pukkelpop is dan ook een lange opeenvolging van hits zoals "Thinking of you", "Summer" en "Under control". Daarnaast draait hij plaatjes van onder meer Major Lazer en David Guetta. "I don't care", brult heel de weide mee als hij "I love it" van Icona Pop speelt. Kiewit wordt warempel eventjes het Ibiza van Limburg. Bij "Sweet nothing", "We found love" en "Bounce" wordt het wel erg warm op de wei.

"Waar zijn die handjes", vraagt Calvin met de regelmaat van de klok. Goed dat dit de laatste dag het festival is, want hij breekt heel het kot af. De opzwepende beats van de dj brengen de volledige weide in beweging. Het dansfestijn wordt opgeleukt door een spectaculaire lichtshow met slingers, confetti, rookeffecten, kleurrijke vlammen en veel lasers. Op het einde volgt een knallend vuurwerk. (PH)

Betoverende Portishead pakt de Marquee volledig in

De topact die de Marquee mag afsluiten, is Portishead, een band die niet bekendstaat voor zijn productiviteit. De afgelopen 20 jaar brachten de ongekroonde koningen van de triphop (samen met generatiegenoten Massive Attack) slechts drie albums uit. Maar die drie albums zijn wel klassiekers in het genre en hun liveshow staat nog steeds als een huis, zo kon het publiek in de bomvolle tent tevreden vaststellen.

Een magistrale, muzikaal gevarieerde performance is het. De zachte groove van "Sour times" gaat bijvoorbeeld moeiteloos over in het psychedelische "Wandering star", waarin Geoff Barrow naar hartelust mag scratchen. Maar de ster van de avond en van Portishead in het algemeen is de ijle stem van Beth Gibbons. Breekbaar en krachtig tegelijk. En ook de visuals, vluchtige zwart-witbeelden van hun instrumenten in actie onder meer, zijn knap.

Een hoogtepunt is het jazzy "Glory box", dat de sfeer van een nachtclub uitademt. Of de bezwerende, dreunende bassen van "Machine gun". En ook van "Over" en "Threads" komen erg knappe versies voorbij. Het voorlaatste nummer is de klassieker "Roads", dat door Gibbons breekbaar en fijngevoelig vertolkt wordt.

Het gejaagde "We carry on", dat opbouwt naar een fantastische climax, besluit vervolgens de set. Gibbons, die zoals gewoonlijk tot dan nog geen woord gezegd heeft, bedankt het publiek kort. Het gejoel is overweldigend. Portishead is een band met heel veel klasse. Een pakkende afsluiter voor de Marquee. (JT)

Magistrale Queens of the Stone Age walst Pukkelpopweide plat

Queens of the Stone Age is - DJ Calvin Harris even buiten beschouwing gelaten - dé headliner van de slotavond van Pukkelpop. De Amerikaanse rockband rond Josh Homme heeft sinds vorig jaar met “… like clockwork” een nieuw album uit. Homme moest ervoor een knoert van een writers block overwinnen en dat resulteerde in een aaneenschakeling van muzikale bezoekjes van vrienden à la Alex Turner (Arctic Monkeys), Trent Reznor (Nine Inch Nails) en Dave Grohl (Foo Fighters).

Live is er van die moeilijke bevalling niets te merken. Nieuwe songs zoals “My god is the sun” en “Smooth sailing” worden uiterst strak gespeeld en mooi omlijst door oude knallers als “In my head” en “Little Sister”. De Queens trappen de set af met “You think I ain’t worth a dollar, but I feel like a millionaire” meteen gevolgd door “No one knows” wat onmiddellijk een eerste van een reeks hoogtepunten is.

Tussen de ruigere nummers door krijgt het publiek het rustigere “Make it wit Chu” en het nieuwe en wondermooie “Fairweather friends” op hun bord. Anderhalf uur lang weet Queens of the Stone Age te bekoren, zonder enig moment van verveling of zwakte. “Sick, sick, sick” en “Go with the flow” monden uiteindelijk uit in een dijk van een finale. De weide wordt getrakteerd op een erg lange en bevlogen “A song for the dead” met onder meer een magistrale drumsolo van drummer Jon Theodore.

De vorige triomftocht van Queens of the Stone Age op Pukkelpop dateerde van 4 jaar geleden en het concert van vanavond is hun eerste optreden op Belgische bodem van dit jaar. Vandaag hebben ze naar goede gewoonte met het betere gitaarwerk de weide platgewalst. Zowat het enige wat deze set nog beter had kunnen maken is dat Grohl, die voor “… like clockwork” het drumwerk voor zijn rekening nam, lekker mee kwam drummen. (PH)

Darkside weet geen uur lang te boeien

Voor een vrij experimentele elektronische act heeft Darkside een opvallend hoge plaats op de affiche gekregen. Ze mogen de Marquee opwarmen voor headliner Portishead. Darkside is het project van elektro-wonderkind Nicolas Jaar en multi-instrumentalist Dave Harrington. Hun debuutalbum “Psychic” kwam vorig jaar in oktober uit en kreeg terecht veel lof.

Jaar en Harrington komen -toepasselijk- het podium in het donker. Ze zijn bijna niet te zien in de schaarse sfeerverlichting. Na enkele minuten van dissonante klanken valt de diepe stem van Jaar in en herkennen we de groove van "Freak, go home". Wat Darkside live doet, verschilt duidelijk van het album. Er zijn herkenbare elementen van de nummers te horen, waarrond ze lijken te improviseren.

De taakverdeling is duidelijk: Jaar zorgt voor de beats en grooves, Harrington speelt daartegen gitaarsolo's, die vaak uitmonden in minutenlange noise. Crowdpleasers zijn Jaar en Harrington niet. De momenten waarop de beats beginnen te pompen en het publiek opveert, zijn eerder schaars en kort.

"Paper trails" is daarop een uitzondering. Het nummer, dat drijft op een jazzy groove, wordt enthousiast onthaald en krijgt de festivalgangers aan het dansen. Maar we gaan dan al naar het einde van de set toe. Jaar, die tot dan toe gezwegen heeft, laat nog weten dat hij het een eer vindt om voor Portishead te spelen. Darkside is een interessante act en live is het op de betere momenten hypnotisch en bezwerend, maar het een uur lang boeiend houden, lukte niet. (JT)

Vrijblijvende Jake Bugg speelt degelijke set

Weinig twintigers slagen erin om voor een volle festivalweide te spelen. De Britse Bob Dylan-achtige singer-songwriter Jake Bugg slaagt daar met verve in, alleen spijtig dat dit op de jongeman zelf geen indruk lijkt te maken. Hij houdt bewust afstand met het publiek en staat al bij al droevig te kijken. Zelfs het bordje “smile Jake” dat door een toeschouwster wordt omhoog gestoken, kan daar geen verandering aan brengen.

Gelukkig voor Jake straalt zijn gebrek aan enthousiasme niet af op zijn muziek. De set begint met een goede “There’s a beast and we all feed it”. Hoewel hij in het begin vooral rustige nummers brengt, weet hij toch een groot deel van het publiek te boeien. Door zijn gebrek aan interactie met het publiek en het feit dat er visueel zo goed als niets gebeurt, wordt het wel al snel vrijblijvend.

Met “Messed up kids” volgt een eerste hit die flink wordt meegezongen. In de zeldzame bindteksten valt op hoe diep de stem van Jake Bugg feitelijk is. Hij zingt een pak hoger dan hij spreekt. De jongeman is gezegend met een erg warme en uitzonderlijk goede stem. In het heerlijke “Taste it” zingt Jake met die stem “I never felt more alive”, wat erg contrasteert met de lichaamstaal van de oververmoeid uitziende twintiger.

Het opzwepende “Slumville sunrise” breekt de weg open voor het soortgelijke “What doesn’t kill you”. Beide nummers vormen de perfecte opbouw voor de finale met de hit “Lightning bold”. Op het einde kan er toch nog een “thank you very much” af. Al bij al een degelijke set, dat wel, maar iets meer enthousiasme zou geen kwaad kunnen. (PH)

Fink: ingetogen kan ook groots zijn

Terwijl het aan de Main Stage over de koppen lopen is bij Jake Bugg, krijgt Fink de Marquee ongeveer half gevuld. Fink, de Britse muzikant Fin Greenall, maakt inmiddels al bijna 15 jaar platen en in die 15 jaar is hij al heel wat verschillende richtingen ingeslagen. Met het album “Hard believer” lonkt hij naar een groter publiek. De underground-artiest heeft zelfs een radiohit te pakken met het prachtige “Looking too closely”.

In de Marquee opent hij met twee bezwerende songs uit zijn vorige album “Perfect darkness”. De ingetogen, gelaagde gitaarrock van Fink -live staat er echt wel een band en geen eenzame singer-songwriter- leent zich uitstekend om languit liggend in het gras, of wat daar nu nog van overblijft, over je heen te laten komen. Net buiten de tent is dat ook wat veel mensen aan het doen zijn.

In de lange finale van “Sort of revolution” legt Greenall zijn gitaar op de grond en speelt zo verder. Live klinkt het nummer een pak minder sober en ingetogen dan op plaat. Het nieuwe jasje neigt meer naar het vollere, meer rijke geluid van “Hard believer”. Van dat album krijgen we nog het titelnummer en het slepende “Pilgrim”. Afsluiter is zoals verwacht “Looking too closely”, dat opbouwt naar een gitaarclimax om u tegen te zeggen. Interessante artiest, sterk concert. Daar zijn wij al heel tevreden mee. (JT)

Bill Callahan gaat voor sober en somber

De 48-jarige singer-songwiter Bill Callahan heeft al een lange carrière achter de rug. Na lange tijd als Smog door het leven te zijn gegaan, maakt hij de laatste jaren furore met zijn soloalbums. “Dream river”, zijn jongste worp, werd overal met lof ontvangen. Callahan -strak in het pak- opent met “Summer painter”, uit dat laatste album. Sobere gitaartonen en de donkere, diepe bariton-stem van Callahan vullen de Club.

De toon is meteen gezet. Callahan is niet meteen een vrolijke jongen. Zijn songs zijn somber en komen traag op gang, om dan op het einde los te barsten of gewoon berustend uit te doven. Callahan heeft enkele muzikanten meegebracht om zijn gitaarwerk aan te vullen en het geluid rijker te maken. Zingen doet hij traag, op spreektempo. Zijn stijl doet denken aan die van Will Oldham (Bonnie ‘Prince’ Billy). Beiden hebben ook een vergelijkbare carrière achter de rug.

Het epische “America!”, een onconventionele ode aan zijn thuisland, brengt wat meer tempo in de set. Dan volgt “Ride my arrow”, een van de hoogtepunten van “Dream river”. Als hoogtepunt kiezen wij voor “Too many birds”, dat besloten wordt met een prachtige, doorleefde gitaarsolo. Ook afsluiter “Drover” is erg knap. Callahan is een rasartiest, maar hij brengt muziek die niet evident is op een festival. Het zullen vooral de fans zijn die genoten hebben. (JT)

Alt-J-achtige Glass Animals heeft nog groeipotentieel

Glass Animals klinkt als een mengelmoes van rock, r&b, pop, elektro en soul. Mix The XX en Alt-J - met net dat tikkeltje extra Alt-J - en u snapt waar we naartoe willen. De Britse band heeft net het sterke debuutalbum “Zaba” uit en brengt daarop nummers die zowel atmosferisch als dansbaar zijn. Muziek die met andere woorden ideaal is om mee wakker te worden, maar ook goed is om op te feesten.

Er is vrij veel volk in de Marquee om de jongens uit Oxford aan het werk te zien. De set start met het sensuele, dromerige “Psylla” terwijl de band baadt in blauw licht. Glass Animals is sexy, ietwat poppy en de stem van frontman Dave Bayley klinkt bij momenten zelfs breekbaar. Het tempo wordt iets opgedreven en met de andere belichting valt op hoe jong het kwartet eigenlijk is. “Dit is wellicht het grootste publiek waar we ooit voor gespeeld hebben”, zegt Bayley duidelijk onder de indruk.

Daarna worden onder meer de nummers “Gooey” en “Flip” gespeeld. Net voor het laatste nummer wordt Glass Animals geplaagd door een technisch probleempje dat het tempo uit de set weghaalt. Jammer, maar zo’n dingen gebeuren nu eenmaal. Eindigen doet de band met “Pools” dat iets minder klinkt dan verhoopt.

Een vrij succesvolle doortocht van Glass Animals dus, maar er is zeker nog ruimte om te groeien. Liefst in een richting die iets verder van Alt-J afstaat, want nu lijkt de band bij momenten wel erg veel te copy-pasten. (PH)

Float Fall bevestigt al het goede op Pukkelpop

Vorig jaar stonden ze nog in de Wablief?!, vandaag heeft Float Fall promotie gemaakt naar de Club-tent. Die loopt snel helemaal vol als het Leuvense duo aan zijn set begint. Nochtans is het het afgelopen jaar vrij stil geweest rond Float Fall. Na de hype rond de internationaal opgepikte single "Someday" hebben ze de tijd genomen om rustig aan het debuutalbum te werken. Dit najaar komt de plaat eindelijk uit.

"We zijn een beetje zenuwachtig", zegt zangeres Rozanne Descheemaker een beetje verlegen aan het begin van het concert. Aan hun performance is het alvast niet te merken. En opvallend ook: Descheemaeker en haar compagnon Ruben Lefever staan niet langer met twee op het podium. Er zijn twee extra muzikanten bijgekomen, een drummer en een gitarist/keyboardspeler.

Float Fall, dat enkele maanden geleden nog mocht spelen op het vermaarde SXSW-festival in de VS, heeft duidelijk niet stilgezeten. De songs klinken verrassend groovy en bijwijlen zelfs voorzichtig dansbaar. De intieme setting, die hen de vergelijking met The XX opleverde, verdwijnt naar de achtergrond en maakt plaats voor een echt bandgevoel.

De magische sfeer die ze creëren met hun zachte dreampop is er gelukkig wel nog steeds. En de nieuwe nummers doen het beste vermoeden voor het debuutalbum. Wij horen er enkele die het ongetwijfeld goed zullen doen op Radio 1 en StuBru. Doorbraakhit "Someday" kondigen ze aan als "een nummer dat heel speciaal is voor hen". Achteraf volgt een oorverdovend applaus en gaan we over naar afsluiter "Castles", een mooi, rustig nummer. Maar de twee omwisselen zou logischer geweest zijn. Float Fall gaat nog veel groter worden. Het moet eigenlijk nog beginnen. (JT)

Deels uitgeregende The Neighbourhood overtuigt nipt

De Amerikaanse groep The Neighbourhood heeft het weer tegen. Net bij de aanvang van het concert begint het keihard te regenen. De Californische band rond zanger Jesse Rutherford maakt poppy indierock met een vleugje rap. De combinatie van vooral die laatste twee is weinigen gegeven en The Neighbourhood komt er niet overtuigend mee weg.

Zeker de eerste nummers klinken mak en weinig geïnspireerd. Het debuutalbum “I love you” van vorig jaar kon niet overtuigen en live blijft de band heel nipt overeind. Terwijl intussen de zon opnieuw door de wolken komt piepen, krabbelen de jongens stilaan recht. Het laatste deel van de set is merkbaar beter en ook het publiek begint enthousiaster mee te doen. Mogelijk zit de zon daar voor iets tussen.

“Sweater weather” wordt door tientallen fans meegebruld en is een zeldzaam hoogtepunt is een vrij grijs concert. The Neighbourhood levert geen slechte prestatie, maar een hoogvlieger is het zeker ook niet. Met de hakken over de sloot dus. (PH)

Laatste festivaldag krijgt sterke start met Altrego

Vergeet alles wat je denkt te weten over Jasper Erkens, de schattige krullenbol is niet meer. De tiener is groot geworden sinds hij gestopt is met te wachten als een hond. Schoollopen aan de prestigieuze BRIT-school - waar onder meer Adele en The Kooks studeerden - heeft hem duidelijk deugd gedaan. Samen met André Fisher en een drummer heeft hij de ondankbare opdracht om met Altrego op een - zéker voor de laatste festivaldag - ontzettend vroeg uur de Marquee te openen.

Er staat amper volk voor het podium aan het begin van de set, maar dat kan Erkens zijn humeur duidelijk niet verpesten. “Goeiemorgen Pukkelpop. Het is hier best gezellig”, zegt hij ietwat laconiek. De vette elektrotrapbeats van Fisher in combinatie met de strakke drummer en de stem van Erkens werken aanstekelijk. Het weinige volk in de tent slaat vrij snel aan het klappen en het dansen.

“Is iedereen intussen wakker”, vraagt hij een paar nummers later. “Bedankt om hier al zo vroeg te zijn. Voor wie nog half slaapt, gaan we wat luider spelen.” Geen idee of ze hem tot op de camping gehoord hebben, maar langzaam maar zeker loopt de Marquee-tent toch nog vrij vol

Altrego speelt een vrij sterke set en de combinatie van rock en elektro werkt erg goed bij de meeste nummers. Al moet wel gezegd worden dat het bij bijvoorbeeld “A lizard on ice” soms ietwat geforceerd aanvoelt. Zeker bij de hit “Lucky 13”, het aanstekelijke “Love is flawless” en afsluiter “Miraculous epiphanies” werkt die combo zeer goed. “Pukkelpop, jullie waren geweldig”, besluit Erkens. Jij ook Jasper. Jij ook. (PH)

Postrock van Maybeshewill is aangename verrassing

Zonder veel voorkennis trekken wij naar Maybeshewill, de opener in de Club op een ontieglijk vroeg uur. Desondanks is de opkomst behoorlijk te noemen. Maybeshewill is een Britse instrumentale postrockgroep die al bijna 10 jaar bestaat en deze maand haar vierde album uitbrengt, “Fair youth”.

De band gaat stevig van start met zware drums en een muur van gitaren, waarop vervolgens samples en zachte elektronica geschilderd worden. Het geluid valt te vergelijken met dat van Mogwai, maar met minder hypnotische, trage stukken. De groep wisselt nieuw en oud werk af. “Fair youth”, de titeltrack van het nieuwe album, is een van de nummers die uitbarst in een boeiende geluidsstorm.

Onder meer door de pianotoetsen af en toe, heeft het af en toe ook wat weg van het lieflijke van Sigur Rós, op andere momenten neigt het naar metal. Afsluiter “Not for want of trying” doet door de afwisseling tussen instrumentaal gitaargeweld en een gesampeld filmfragment dan weer denken aan Godspeed You! Black Emperor. Maybeshewill is niet de beste groep in het genre, maar al bij al een aangename verrassing. (JT)

Meest gelezen