Eerste patiënt met draadloze minipacemaker in België
Traditioneel wordt een pacemaker tijdens een chirurgische ingreep ingebracht. Om het hart te stimuleren wordt dan ter hoogte van de schouder onderhuids een toestel ingebracht. Vanuit dat toestel vertrekken een of meer elektrische draden, de zogenaamde "leads", naar het hart. Die draden geven elektrische impulsen aan het hart.
Aan die manier van inbrengen was de laatste 30 jaar niets veranderd. En hoewel de conventionele pacemakers nog steeds een uitstekende reputatie hebben, vormen de draden het zwakke punt van de klassieke technologie.
Medische doorbraak
De nieuwe technologie wordt dan ook als een mogelijke medische doorbraak gezien. De pacemaker zelf is tien keer kleiner, ook het inbrengen is eenvoudiger en er is geen draad meer nodig.
De arts brengt de minipacemaker met een lange katheter via een bloedvat in de lies tot in de hartkamer, waarna het toestelletje met kleine weerhaakjes rechtstreeks in het hart komt te zitten.
Voordelen voor de patiënt
Omdat de pacemaker kleiner is en geen draden nodig heeft, verwachten de artsen dat er op lange termijn minder risico is op complicaties. De traditionele pacemakers geven bij vijf tot twaalf procent van de patiënten verwikkelingen zoals klaplong, het loskomen van de draden of technische defecten.
Tot nog toe moest de patiënt gedurende enkele weken zijn arm ook zo rustig mogelijk houden, om een ingroei van de draden mogelijk te maken. Bij de nieuwe technologie kan de patiënt al enkele uren na de ingreep zonder beperkingen bewegen. De nieuwe pacemaker is ook niet meer zichtbaar.
In onze buurlanden wordt de technologie sinds begin dit jaar met succes toegepast. De ingreep in Leuven was de eerste in ons land. De minipacemaker kan wel enkel gebruikt worden bij patiënten die in aanmerking komen voor een eenkamerpacemaker en wordt voorlopig ook nog niet terugbetaald.