Gemodificeerd herpesvirus succesvol tegen huidkanker

Patiënten met agressieve huidkanker - kwaadaardig melanoom - zijn met succes behandeld met een geneesmiddel gebaseerd op het herpesvirus. Dat is gebleken uit de eerste positieve grote klinische studie voor virustherapie, waarbij een virus genetisch gemodificeerd wordt en gebruikt wordt om kankercellen aan te vallen. Als het middel in de VS goedgekeurd wordt, kan het volgend jaar al op de markt komen, ook in Europa.
Herpes simplex type 1 veroorzaakt normaal koortsblaasjes aan de lippen.

In de studie, een grote fase 3 klinische studie met 436 patiënten met agressief, niet opereerbaar, kwaadaardig melanoom, kregen de patiënten ofwel het nieuwe middel dat Talimogene Laherparepvec of T-VEC genoemd wordt, ofwel enkel immunotherapie, een proteïne dat het immuunsysteem moet stimuleren om de kankercellen aan te vallen.

Een op de vier reageerde gunstig op de behandeling, en 16 procent was na zes maanden nog steeds in remissie, wat betekent dat de kanker op de terugweg was. Een op de tien patiënten was na drie jaar zelfs in volledige remissie, wat betekent dat er geen sporen van kanker meer gevonden worden. Drie jaar wordt tegenwoordig vaak gezien als de termijn waarna men als genezen wordt beschouwd.

De resultaten zijn bijzonder hoopvol, volgens Kevin Harrington, professor biologische kankertherapieën en de leider van het onderzoek, omdat al de patiënten niet te opereren melanoom hadden, al hervallen waren, of metastatisch melanoom hadden, waarvoor geen conventionele behandelingen meer bestonden. "Ze hadden ziektebeelden die uiteenliepen van tientallen of honderden melanomen op een lidmaat, tot patiënten waarbij de kanker zich verspreid had tot de longen en de lever", zo zei hij. 

Ook belangrijk is volgens de onderzoekers dat de patiënten met minder geavanceerde kankers (stadia IIIB, IIIC en IVM1a), en patiënten die nog geen behandeling hadden gekregen, het best  reageerden op de behandeling. Dat wijst er op dat T-VEC gebruikt kan worden als een eerstelijnsmiddel voor metastatisch melanoom dat niet operatief verwijderd kan worden. 

Patiënten met melanoom in stadium III en het begin van stadium IV die behandeld werden met T-VEC, leefden gemiddeld nog 41 maanden, tegenover 21,5 maanden voor de patiënten uit de controlegroep die enkel immunotherapie kregen.

De studie werd in het Verenigd Koninkrijk geleid door onderzoekers van The Institute of Cancer Research in Londen en The Royal Marsden NHS Foundation Trust en liep in samenwerking met 64 onderzoekscentra over de hele wereld. Ze werd betaald door de maker van T-VEC, het farmabedrijf Amgen en gepubliceerd in The Journal of Clinical Oncology.

Tweevoudige aanval

De behandeling werkt door de kanker op twee manieren aan te vallen.

T-VEC is een genetisch gemodificeerde vorm van het herpes simplex virus type-1. In het virus zijn twee belangrijke genen verwijderd, die ICP34.5 en ICP47 genoemd worden, zodat het zich niet kan vermenigvuldigen in normale cellen. Gezonde cellen sporen T-VEC zeer snel op en vernietigen het voor het schade kan aanrichten, maar het kan zich wel vermenigvuldigen in kankercellen, omdat de verdediging van kankercellen tegen infecties aangetast is door genetische fouten.

Het herpesvirus vermenigvuldigt zich dan ook explosief in de kankercellen, tot ze openbarsten en het virus in de omgeving verspreiden.

Dat leidt dan tot de tweede aanval: het virus is ook gemodificeerd om een molecule aan te maken die GM-CSF genoemd wordt en die het immuunsysteem stimuleert om de tumor aan te vallen en te vernietigen.

Eenmaal het immuunsysteem in actie is gebracht door de T-VEC behandeling, lijkt het een verhoogd vermogen te ontwikkelen om kanker op te sporen en aan te vallen doorheen heel het lichaam. Onderzoekers weten niet zeer waarom dit gebeurt, maar de studie heeft het effect bevestigd en aangetoond dat ook secundaire tumoren, die niet besmet waren met het virus, kleiner werden of verdwenen.

"Het is alsof je de kanker ontmaskert", zei professor Harrington. "Het immuunsysteem van de patiënt wordt wakker en valt de kankercellen overal in het lichaam aan."

Volgend jaar

Het geneesmiddel is ter goedkeuring voorgelegd aan het Europees Geneesmiddelenbureau EMA en aan de Amerikaanse tegenhanger FDA, de Federal Drug Administration.

Als het goedgekeurd wordt, kan het voor de Amerikaanse patiënten beschikbaar zijn vanaf volgend jaar en in Europa niet veel later.

T--VEC maakt deel uit van een nieuwe golf van geneesmiddelen die gebaseerd zijn op virussen, en die in studies werkzaam blijken tegen kanker. Het is het eerste dat in een grote, gerandomiseerde fase 3 studie effectief blijkt. Momenteel lopen er nog andere studies met middelen gebaseerd op het herpesvirus, mazelen en koepokken.

Het idee dat virussen zouden gebruikt kunnen worden om kanker aan te vallen, dook voor het eerst op in het begin van de twintigste eeuw, toen dokters opmerkten dat kankerpatiënten die de mazelen, hepatitis of klierkoorts kregen, soms een tijdelijk herstel kenden.

In een test in 1949 werden patiënten met de ziekte van Hodgkin - een vorm van lymfekanker - geïnfecteerd met virale hepatitis. Een patiënt stierf en 13 anderen kregen hepatitis, maar zeven patiënten kenden een tijdelijke remissie. Dankzij genetische manipulatie, waarmee veilige versies van virussen gecreëerd kunnen worden, is de techniek nu aan een heropleving toe.

Minder bijwerkingen

Professor Harrington zei in een persbericht van het Institute of Cancer Research (ICR): "De opwinding over het gebruik van virale behandelingen zoals T-VEC voor kanker neemt toe, omdat ze een tweevoudige aanval kunnen lanceren op tumoren, waarbij ze de kankercellen zowel direct uitschakelen als het immuunsysteem er tegen inschakelen. En omdat virale behandelingen zich specifiek kunnen richten op de kankercellen, hebben ze meestal veel minder bijwerkingen dan de traditionele chemotherapie of sommige van de andere nieuwe immunotherapieën."

"We zien virussen gewoonlijk als vijanden van de mensheid", zei professor Paul Workman, de algemeen directeur van het ICR, "maar het is net hun vermogen om menselijke cellen te infecteren en te doden dat van hen zo'n veelbelovende kankerbehandelingen maakt."

Fase 3

Een fase 3 klinische studie is normaal gezien de laatste fase voor een nieuw geneesmiddel op de markt komt.

Een nieuw middel doorloopt  vijf fasen, beginnend met fase 0. Daarin worden zeer kleine dosissen van het middel toegediend aan enkele mensen, 10 tot 15, om te zien wat het middel doet met het lichaam, en wat het lichaam doet met het middel. Nagegaan wordt hoe het middel wordt opgenomen, verdeeld wordt over het lichaam, wat er mee gebeurt in de stofwisseling, en hoe het wordt uitgescheiden.

Als de gegevens uit fase 0 overeenstemmen met de verwachtingen, gaat men over tot fase 1, waarin op een kleine groep mensen, 20 tot 80, getest wordt dat het middel veilig is, wat de veilige dosis is, en wat de bijwerkingen zijn. Aangezien bijwerkingen subtiel kunnen zijn, pas na een lange tijd kunnen optreden, of slechts bij enkele mensen kunnen voorkomen, wordt niet verwacht dat in een fase 1 test alle bijwerkingen opgespoord worden.

In een fase 2 test, wordt de effectiviteit van het middel getest op een grotere groep mensen, 100 tot 300, en meestal tegenover een controlegroep die een placebo krijgt, een stof waarin geen werkzame bestanddelen zitten. Ook hier kijkt men nog naar eventuele bijwerkingen die in de grotere groep aan het daglicht zouden kunnen komen.

Daarna volgt een fase 3 studie, waarin in een grotere groep mensen, vaak 1.000 tot 3.000, de werkzaamheid en de veiligheid van het middel getest wordt. Ook deze testen gebeuren vaak met een controlegroep, en ze zijn vaak dubbelblind en gerandomiseerd: de patiënten worden willekeurig ingedeeld in de groep die het middel krijgt en de controlegroep die een placebo krijgt, en de patiënten noch de onderzoekers weten wie in welke groep zit. In deze fase kijkt men ook nog naar bijwerkingen, vergelijkt men eventueel het nieuwe middel met andere behandelingen en verzamelt men informatie over de veilige toediening van het middel.

Fase 4, de laatste fase, vindt plaats als een middel al op de markt is. Men verzamelt bijkomende informatie over de risico's van het middel, de voordelen, en het optimale gebruik er van. Deze fase loopt in principe zo lang als het geneesmiddel gebruikt wordt.

Jonas Hamers / ImageGlobe

Meest gelezen