Italianen uit de steentijd ontvleesden hun doden

Zo'n 7.000 jaar geleden pasten de eerste boeren in Italië een ongewoon begrafenisritueel toe dat bekend staat als "ontvlezing". Als mensen stierven, ontdeden de dorpelingen hun beenderen van alle vlees, haalden ze het geraamte uit elkaar, en vermengden ze de beenderen met de resten van dieren en andere voorwerpen in een nabijgelegen grot. Volgens onderzoekers was de praktijk bedoeld om de doden duidelijk te scheiden van de levenden.
Een deel van de beenderen in de Scaloria-grot (foto: UCLA).

Dat is gebleken uit onderzoek van de Scaloriagrot, een met stalactieten gevulde grot in de regio Tavoliere in het zuidoosten van Italië. Een team van de universiteit van Cambridge heeft daar de rondgestrooide beenderen onderzocht van minstens 22 mensen, onder wie veel kinderen, uit het neolithicum of de nieuwe steentijd. De mensen zijn gestorven zo'n 7.200 tot 7.500 jaar geleden, en hun overblijfselen werden begraven in de Scaloriagrot.

"Ontvlezing is iets dat je terugvindt in begrafenisrituelen van over de hele wereld, maar dat we nog niet kenden in prehistorisch Europa", zei John Robb, een archeoloog aan de universiteit van Cambridge en de leider van het onderzoek.

De grot is door een instorting afgesloten gebleven tot haar ontdekking in 1931 en daardoor zijn de menselijke resten, die op een willekeurige manier gemengd waren met beenderen van dieren, gebroken aardewerk en stenen werktuigen, zeer goed bewaard gebleven, wat ongebruikelijk is.

Oppervlakkig

Neolithische gemeenschappen begroeven hun doden meestal onder of naast hun huizen, of aan de rand van hun nederzettingen. In dit geval echter hebben boeren uit dorpjes van wel 15 tot 20 kilometer ver, de ontvleesde beenderen van hun doden in de bovenste kamer van de Scaloriagrot komen strooien.

Om te weten te komen waarom ze dat deden, en wat het ons vertelt over hun visie op leven en dood, onderzochten Robb en zijn team nauwgezet de overblijfselen, die voor het eerst opgegraven zijn in 1978 en die de universiteit van Cambridge nu te leen heeft gekregen van het archeologisch museum in Manfredonia.

Het onderzoek toonde aan dat er slechts weinig volledige skeletten in de grot aanwezig waren. Meestal werd maar een beperkt aantal beenderen uitgekozen om in de grot geplaatst te worden. 

Een aantal beenderen vertoont ook enkel oppervlakkige snijsporen, wat erop wijst dat er bij de ontvlezing slechts weinig spierweefsel weggehaald moest worden. Dat betekent dat de overblijfselen waarschijnlijk in de grot geplaatst werden een jaar na het overlijden.

J. Robb et al., Antiquity / Volume 89 / Issue 343 / February 2015, pp 39-54

De beenderen vertonen slecht oppervlakkige snijsporen (foto: University of Cambridge).

Lang ritueel

Robb en zijn team gaan er dan ook van uit dat de ontvlezing een onderdeel was van een lang begrafenisritueel dat uit verschillende delen bestond. Het is niet bekend wat er in de eerste fasen van het ritueel met de stoffelijke resten gebeurde, maar het ontbreken van bijtsporen van dieren op de beenderen wijst erop dat de overblijfselen niet blootgesteld werden aan de elementen. Dat betekent dat ze ofwel ergens veilig weggeborgen werden of diep in de grond begraven werden.

Wat wel duidelijk is, is dat het ritueel zowat een jaar later eindigde, met het ontvlezen van een aantal beenderen die dan in de grot gelegd werden. Waarschijnlijk markeerde dat het einde van het rouwproces, en konden de familieleden dan de overblijfselen tussen andere weggegooide dingen plaatsen, zoals beenderen van dieren en gebroken potten. Misschien was dat een symbolisch gebaar, dat aantoonde dat de overgang van het leven naar de dood nu volledig afgerond was.

Robb stelde dat in contrast met onze hedendaagse rouwrituelen: "De dood is een cultureel taboe voor ons. Mensen in onze cultuur hebben de neiging de dood te schuwen, en ze proberen korte, eens-en-voor-altijd interacties te hebben met de doden. Maar in vele culturen hadden mensen lange interacties met de doden, ofwel door lange begrafenisrituelen in verschillende fases zoals hier, of omdat de doden aanwezig bleven als voorouders, krachtige relikwieën, als geesten of als sterke herinneringen."

Stalactieten

Robb en zijn team denken voorts dat de beenderen mogelijk beschouwd werden als het equivalent van de stalactieten, omdat ze daar wel wat op lijken. Er zijn ook beenderen gevonden die vermengd waren met afgebroken stalactieten.

De neolithische Italianen, die blijkbaar het verband legden tussen het water dat van het plafond van de grot drupte en de vorming van stalactieten, plaatsten overigens kruiken onder de stalactieten om het eraf druppelende water op te vangen. Mogelijk dachten ze dat het water een spirituele kracht bezat omdat het in staat was om "stenen beenderen" te vormen.

Het is dan ook mogelijk, zo stellen ze, dat het proces van het schoonmaken en het in de grot plaatsen van de beenderen, een manier was voor de levenden om de beenderen terug te doen keren naar hun steenachtige oorsprong, en op die manier een cyclus van incarnatie te vervolledigen.

"We weten dat grotten een groot ritueel belang hadden in de Italiaanse prehistorie, en vooral dan het water dat van de stalactieten afdruppelt", zei Mark Pearce, een archeoloog aan de University of Nottingham, die niet betrokken was bij de studie. "De Scaloria-grot, met haar moeilijk te bereiken onderste kamer, was duidelijk een speciale plaats voor de mensen van de regio Tavoliere, en we kunnen ons voorstellen dat het dan ook een geschikte plaats was voor de laatste begrafenisrituelen."

"Het is mogelijk dat ze dachten dat het leven ontsproot uit krachten of substanties van onder de grond", zei Martin Smith, een biologische antropoloog aan de Bournemouth University, die evenmin aan de studie heeft deelgenomen. "Of ze kunnen geloofd hebben dat de ziel na de dood naar ondergrondse plaatsen ging. Hoe dan ook geeft het ons een inzicht in wat mensen in de steentijd geloofden, dat we normaal niet gehad zouden hebben."

Het onderzoek is gepubliceerd in het laatste nummer van "Antiquity".

Meest gelezen