Haat en liefde in de dorpen

Het is een titanenwerk: "Maak van elke gemeente een portret". Zowat de hele redactie heeft mee geschreven. Alles samen is dit uniek materiaal. We kunnen "denken en doen" van lokale politici in kaart brengen: Haat en liefde in de dorpen.

Het is een immens werk om alle gemeenten te portretteren. Ze zijn met veel en bovendien heel verschillend. De ene is een "feestgemeente", de andere geeft subsidies voor vuile "pakketjes" van zwaluwen op uw stoep, installeert "intelligente hondenpoepbakjes met tele-bewaking", pronkt met de eretitel van "palinggemeente" of heeft, volgens de oppositie, af te rekenen met een “Zonnekoning-burgemeester”.

Toch zijn er gelijkenissen te bespeuren en die beschrijven we vanaf nu in onze reeks "portretten van uw gemeente". Al die portretten geven ons een schat aan uitzonderlijk en boeiend materiaal, op basis van interviews met meerderheid en oppositie. Over de steden is al veel geweten, over de "kleintjes" heel weinig. Daar beginnen we dus mee. Ze worstelen steeds meer met contradicties.

Kleintjes worden groot

Het is een verhaal van haat en liefde. Tussen mensen die elkaar liefhebben of verfoeien, maar vooral liefde of haat voor de oprukkende verstedelijking. Dorpen worden groot en lijken steeds meer op steden, met alle potentiële voor- en nadelen die daar bij horen en ook met veel discussies. Sommigen willen klein blijven: “Denderleeuw mag geen slaapstad van Brussel worden”. Hechtel-Eksel bestempelt zich als “groene trekpleister”.

Anderen zien troeven in de grotere schaal. Een greep: Pittem, Kortemark en Kuurne willen mensen verleiden om daar te komen wonen. Putte en Sint-Gillis-Waas willen “meer zijn dan een plattelandsgemeente”, Bree wil “een middelgrote stad worden”.

Steeds meer burgers

Het is moeilijk om een exact cijfer te geven, maar allicht in 90 procent van de gemeenten is er discussie over nieuwkomers. De bevolking groeit en de gemeenten voelen dat. In Houthulst steeg de bevolking sinds 2006 met 10 procent, tot 9.700.

Deze nieuwe trend blijkt ook uit cijfers van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Het aantal gemeenteraadsleden stijgt fors. Als de bevolking groeit, krijgt een gemeente ook meer gemeenteraadsleden en schepenen. Bij de vorige verkiezingen daalde dit aantal licht. Nu komen er 114 gemeenteraadsleden en 16 schepenen bij.

Maar wie zijn die nieuwkomers in de gemeenten? Het clichébeeld klopt niet: het is niet zozeer de migratie van arme Marokkanen of Turken die discussies uitlokt. Zulke gemeenten zijn er, bijvoorbeeld Vilvoorde en Ronse, maar meestal zijn de nieuwkomers jonge Belgische gezinnen met kinderen. Een typevoorbeeld is Boutersem.

Die jonge gezinnen zijn bemiddeld. Zij mijden de stad en wonen liefst in een "dorp". Het meest aantrekkelijk zijn gemeenten die een vlotte pendelrit garanderen naar steden. Ze willen liefst de rust van een landelijke omgeving en toch snel kunnen genieten van de lusten van de stad, zoals winkels, cultuur en werk. Het lokt hevige discussies uit in bijvoorbeeld Oud-Turnhout en Bertem, tussen Leuven en Brussel en vlak bij de E40. Of in Deerlijk bij de E17.

Ook ver weg van de steden

Maar opvallend: deze nieuwe problematiek voor de gemeenten breidt zich steeds verder uit in Vlaanderen. Ook in gemeenten die moeilijk bereikbaar zijn en dus niet in de buurt van een stad liggen, zo blijkt uit de vele voorbeelden. Dus ook naar het klassieke platteland.

Burgers willen rijden

Deze evolutie heeft een keerzijde. Hoe meer inwoners, hoe meer auto’s, een fenomeen waar steden al langer mee kampen. De wegen kunnen het verkeer niet meer slikken, ook op onverwachte plaatsen zoals Wetteren of Eeklo.

Dat brengt meteen een topprioriteit aan het licht. Massaal veel fietspaden, rotondes, versmallingen, zones 30, verkeersdrempels of parkings "aan de rand" zijn aangelegd om het centrum te ontlasten en vooral om voetgangers en fietsers te beschermen. Hooglede had daarom “de grootste werkzaamheden ooit”.

De wagen moet uit het centrum blijven, vooral het sluipverkeer en zeker vrachtwagens. Er is commotie over “De Lange Wapper van Anzegem”. Ook in Wachtebeke, Oostrozebeke of Asse is dit een hoofdthema.

Sommige gemeenten zijn weigerachtig omdat winkeliers ervoor vrezen om parkeerplaatsen - en dus klanten - te verliezen, onder meer in Oudenaarde en Zottegem. Beersel en Diest zijn op zoek naar de gulden middenweg tussen groene rust of bouwwoede van een stad.

Burgers willen kopen

Nog een gevolg van de bevolkingsgroei is de stijgende prijs van huizen. De meest gehoorde verzuchting is dat  jonge dorpelingen niet meer kunnen kopen en noodgedwongen verhuizen.

Burgemeesters keuren nieuwe verkavelingen goed waarbij gepoogd wordt om voorrang te geven aan jonge tweeverdieners. Eigenlijk drijven de nieuwkomers de eigen dorpelingen weg omdat de koopprijs van huizen en gronden stijgt. Er is dus een groeiend spanningsveld tussen bemiddelde jonge gezinnen (nieuwkomers) en minder bemiddelde jonge gezinnen (eigen dorpelingen).

In Lendelede, met nog geen 6.000 inwoners, vertellen ze: “De woningvraag blijft groot bij heel wat jonge gezinnen waardoor de nieuwe verkaveling “Kasteelgoed” met 28 huizen onmiddellijk verkocht was."

Sommige gemeenten, zoals Bilzen, gaan een stap verder en spelen zelf bouwheer. De gemeente koopt en verkoopt zelf tegen lage prijzen in de hoop zo de prijzen op de privé-markt te drukken.De oppositie sneert: "Bilzen speelt makelaar". Oosterzele en Meise gokken op sociale woningen om “jong en oud” te kunnen houden.

Zutendaal gaat in tegen de trend en verzet zich tegen verkavelingen en dus inwijkelingen. Het wil “een groen snoepje blijven”. Grimbergen: “Iedereen praat over betaalbaar en goedkoper wonen, maar ik zeg dat we dat als gemeente niet kunnen. Er is al weinig grond.”

Kasterlee remt de bouw van nieuwe appartementen af om het landelijke karakter te vrijwaren. Ook in Hoeilaart of Merchtem zijn er voor- en tegenstanders. In Sint-Pieters-Leeuw is er felle kritiek omdat nieuwbouwprojecten “de stadsvlucht aanwakkeren”. Lees: dan komen Brusselaars naar ons.

Burgers maken kinderen

Jonge gezinnen met kinderen hebben andere eisen. Veel gemeenten zagen zich gedwongen om scholen te bouwen of uit te breiden en op zoek te gaan naar naschoolse kinderopvang. Jabbeke, Lochristi en Oudenburg bijvoorbeeld. Herk-de-Stad geeft een geboortepremie van 80 euro.

En als die kinderen groter worden, moeten ze iets kunnen doen. Jeugdverenigingen, of sportclubs - Koekelaere - krijgen hogere subsidies of lokalen van de gemeente. In vele gemeenten is er discussie over jeugdhuizen, sportzalen, voetbalvelden - Nevele en Lovendegem - of, zoals in Lebbeke, speelpleinen.

Angst voor de stad

Ook hier is er een politieke antipode: het beeld van hangjongeren - Lokeren - duikt nu ook op buiten de steden. Bilzen vaardigt een nachtelijk samenscholingsverbod uit tegen “rondhangende jongeren”. In Lebbeke protesteren jongeren omdat ze niet mogen fuiven. In Geraardsbergen is er discussie over het groeiend aantal allochtonen en stijgende criminaliteit: “Mensen zijn daar bezorgd over."

Camera’s worden gehangen in onder meer Torhout, Zele, Mol en Lokeren. In Boutersem is er protest tegen de bouw van een nieuwe wijk omdat er dan verkeersoverlast zou zijn voor de bestaande wijk ernaast.

Erpe-Mere heeft een heel bijzonder verkiezingsthema: “Kinderopvang zonder lawaai”. De bouw van een crèche werd uitgesteld na juridisch protest van buren voor overlast. Het lawaai, zo lijken ze te vrezen, verjaagt de stille rust van een landelijke gemeente.

Erik Wijnen

Meest gelezen