Waarom de "omgekeerde" aanpak van de Dender het overstromingsgevaar verhoogt

Bijna 7 jaar na de grote overstromingen van 2010 is nog geen enkele van de 7 oude Vlaamse stuwen op de Dender gemoderniseerd. Die stuwen zijn nodig om het overstromingsgevaar tegen te gaan. Het contrast met het Waalse deel van de rivier is groot: daar is het probleem wel aangepakt. En daardoor wordt het risico voor Vlaanderen net groter, want eigenlijk had het Vlaamse deel eerst moeten komen.
Archieffoto

Een rivier verbreden of moderniseren zodat ze meer water kan afvoeren, dat doe je van de monding naar de bron. Als je omgekeerd werkt en ze dus van de bron af verbreedt, dan ben je totaal fout bezig. De grotere massa water die je aan de bovenloop laat afvoeren, komt dan terecht in een smallere flessenhals stroomafwaarts: het ideale recept voor overstromingen.

Elke waterbouwkundige weet dit: het is een van de basisregels van hun discipline. Maar er is een rivier in België waar deze basisregel compleet met de voeten is getreden: de Dender. En laat dat nu precies de rivier zijn die al decennialang geplaagd wordt door overstromingen.

Opsplitsing

Nochtans zag het er ooit goed uit voor de Dender. Want er was wel degelijk een nationaal plan dat de rivier van monding naar bron zou aanpakken. Maar toen werd de bevoegdheid over het waterbeheer geregionaliseerd. En de Dender gesplitst in een Waalse en een Vlaamse rivier.

De Walen besloten de vroegere nationale plannen uit te voeren. Ze moderniseerden bijna 30 jaar geleden drie van hun vijf stokoude, 19e-eeuwse stuwen. Want die waren echt niet meer van deze tijd. Door de verharding van de oppervlakte (veel meer wegen, beton, asfalt, woningen met geplaveide opritten) stroomt het regenwater nu veel sneller af naar de Dender dan in de 19e eeuw. De rivier reageert daardoor veel heftiger en stijgt pijlsnel wanneer het flink regent.

Een oude 19de-eeuwse stuw, waarvan je de schotbalken met een wieltje en een ketting moet ophalen, is dan geen optie meer. Het gaat niet alleen heel traag, maar er raakt ook te weinig water door want de stuwen zijn gewoon te smal geworden. Dus bouwde het Waalse gewest in de steden Ath en Lessines nieuwe stuwen: hydraulisch, computergestuurd, met sensoren zodat bij de minste verandering van het waterpeil de stuwen automatisch wat meer of minder water gingen afvoeren.

En vooral ook: ze waren veel groter. Geen 30.000 liter water per seconde lieten ze door, maar voortaan 70.000 liter. Tegelijkertijd baggerden de Walen hun dichtgeslibde deel van de Dender ook uit, zodat die nog meer water kon afvoeren. En het hielp: Ath hield bij grote overstromingen de voeten droog. En ook het centrum van Lessines bleef gespaard van grote waterellende.

Dender was economisch niet interessant

Maar Vlaanderen… dat deed dus niets. Nochtans had het Vlaamse gewest volgens de regels van de waterbouwkunde eerst moeten beginnen met het opkrikken van zijn waterafvoer: want de monding van de Dender, die ligt in Vlaanderen, niet in Wallonië. Maar de Dender was economisch niet interessant. Industriële binnenscheepvaart had je alleen nog op de tien kilometer tussen Dendermonde en Aalst. De 35 kilometer vanaf Aalst tot Geraardsbergen werd enkel nog gebruikt door plezierbootjes. En dus was de modernisering van de 19de-eeuwse Vlaamse stuwen niet echt een prioriteit. Ook het uitbaggeren viel helemaal stil.

Nochtans wisten de bevoegde Vlaamse diensten heel goed dat hun stuwen dringend moesten worden aangepakt. Ze waren een essentieel onderdeel in de strijd tegen de waterellende die keer op keer de gemeenten Geraardsbergen, Idegem, Zandbergen, Pollare, Ninove, Roosdaal, Liedekerke, Denderleeuw, Affligem, Erembodegem, Aalst, Denderbelle, enzovoort bedreigde. Maar het bleef bij plannen: op het terrein gebeurde niets.

2010 is keerpunt voor Wallonië

Toen kwamen de grote overstromingen van 2010: duizenden gebouwen in het Dender- en Zennebekken liepen onder. Alle gemeenten tussen Geraardsbergen en Aalst werden getroffen door het wassende water. Ook in Wallonië liepen huizen onder. Met name het laatste dorpje voor de taalgrens, het kleine Deux-Acren, werd ernstig getroffen. Want in Deux-Acren lag nog één oude 19e-eeuwse stuw, die de enorme watermassa niet de baas kon.

En dus haalde de Waalse overheid de oude plannen uit de jaren 80 van vorige eeuw opnieuw onder het stof vandaan, en vulde de laatste ontbrekende schakels van het waterbestrijdingsplan in. In amper anderhalf jaar tijd verrees er een nieuwe stuw en een ringkanaal van 700 meter in het dorpje Papignies. Tussen Lessines en Deux-Acren werd er een nieuwe dijk aangelegd, er komt een nieuw gecontroleerd overstromingsgebied en net voor de zomer van 2016 startte de bevoegde administratie met de modernisering van de laatste oude stuw: die van Deux-Acren.

Naast de oude stuw komt een compleet nieuwe, die de afvoercapaciteit ruim zal verdubbelen: van 30.000 liter per seconde naar 70.000 liter. 70.000 liter die amper zes kilometer verderop zal botsen op de eerste oude Vlaamse stuw: die van Geraardsbergen.

Grote achterstand in Vlaanderen

Gelukkig is ook de Vlaamse overheid sinds de overstromingen van 2010 in actie geschoten. Er zijn een aantal waterkeringsmuren gebouwd en de zeven oude stuwen zouden nu echt worden aangepakt. En in Geraardsbergen zijn ze effectief met de bouw van een nieuwe stuw begonnen. Net als in Aalst. Maar Vlaanderen heeft intussen zo’n grote achterstand opgelopen tegenover zijn Waalse buren dat het die nooit meer zal bijhalen. Niet alleen is Vlaanderen veel later gestart, bovendien zijn ook de vergunningstrajecten veel langer en complexer dan in Wallonië en vooral: de projecten zijn veel ingewikkelder én Vlaanderen heeft dus zeven stuwen te moderniseren, tegenover “maar” vijf in Wallonië.

Wanneer Wallonië dit najaar zijn vijfde en laatste stuw feestelijk in gebruik zal nemen, zal Vlaanderen nog geen enkele van zijn stuwen hebben gemoderniseerd. In Geraardsbergen hopen ze begin 2019 klaar te zijn. Maar dan moeten ze wel hopen dat ze niet op de oude middeleeuwse ringtoren aan de Dender stoten. Want dan moeten volgens de Vlaamse regels eerst de archeologen de restanten kunnen onderzoeken. En dat kan maanden vertraging opleveren.

Technische uitdagingen

In Aalst zijn ze in maart 2015 begonnen, maar is zelfs de bouwput voor de stuw nog niet klaar. En van het kanaal dat de stuw met de rivier moet verbinden is na ruim twee jaar nog bijna niets te zien: een aantal stalen platen die vaag de loop van het kanaal aangeven, met een ondiepe greppel. Een heel contrast met de werken in Wallonië: tussen maart 2015 en september 2016, op amper een half jaar tijd verrees er een nieuwe stuw en een ringkanaal van 700 meter lengte.

In Aalst belemmeren allerlei technische uitdagingen (verlaging van het waterpeil, met impact op natuurgebied, noodzakelijke uitbaggeren van de rivier, versteviging van de oevers, nabijheid van een oude vervuilde industriële site) de uitvoering. Verschillende keren al zijn de uitvoeringstermijnen verlengd, onderdelen van het project moeten nog worden aanbesteed en wanneer alles precies afgewerkt zal zijn is nog niet duidelijk.

En dan blijven er nog de vijf andere stuwen over die de Vlaamse overheid nog moet aanpakken: geen enkele ervan is al vergund, van de meeste liggen er zelfs nog geen concrete uitvoeringsplannen op tafel. Toch beweert het bevoegde agentschap dat tegen 2020 op alle zeven de stuwen de werken gestart zullen zijn.

"Water stopt niet aan de taalgrens"

De scepsis bij specialisten, bestuurders en bewoners is groot. De inwoners van de Denderregio vrezen de grotere watermassa die vanuit Wallonië hun sowieso al bedreigde woningen nog kwetsbaarder kan maken. De burgemeesters zien dat het probleem met de huidige aanpak niet wordt opgelost, maar gewoon wordt verplaatst: van Wallonië naar Vlaanderen, van Geraardsbergen naar Ninove en zo verder de rivier af tot aan de monding.

Volgens prof. dr. ir. Ronny Verhoeven, voormalig hoofd van het labo waterbouwkunde van de Universiteit Gent is dit een schoolvoorbeeld van een project dat compleet fout is gelopen door de communautaire opdeling van ons land. Waterbeheer had een federale materie moeten blijven, stelt Verhoeven, want het water stopt niet aan de taalgrens.

De hoogleraar vreest dat de Vlaamse bewoners van het Denderbekken nog tot minstens 2025 met zware overstromingen kunnen worden geconfronteerd. Op onze vraag of onze overheden nu omgekeerde rivier hebben gebouwd, die aan haar Waalse bovenloop meer en beter gecontroleerd water kan afvoeren dan aan haar Vlaamse middenloop, antwoordt Verhoeven lachend: “Zo zou je het kunnen zeggen, ja.”

Meest gelezen