Parlementsleden moeten nu ook werken tot hun 67e

Het heeft lang geduurd, maar er is een akkoord tussen de politieke partijen over het pensioen van de parlementsleden. Die moeten doen wat anderen ook doen: werken tot hun 67e.

Op dit ogenblik hoeven parlementsleden niet langer dan 36 jaar te werken voor ze recht hebben op een pensioen. Dat gaat dus veranderen. Kamervoorzitter Siegfried Bracke (N-VA), die de onderhandelingen leidde: "We doen wat andere mensen ook doen.

Dat betekent dat de parlementsleden die na 2019 verkozen worden, tot hun 65e moeten werken. In 2025 wordt de pensioenleeftijd dan 66 en in 2030 67. Ook moeten ze er een carrière van 45 jaar hebben opzitten. 

Maar dat zal dus enkel gelden voor wie na de volgende verkiezingen verkozen wordt. Niet voor wie nu al in een parlement zit. Bracke: "Ja, dat is respect voor verworven rechten", zegt hij in een gesprek met VRT Nieuws.

Gelijke plichten betekent ook gelijke rechten. Nu ze langer moeten werken, krijgen de parlementsleden ook een betere sociale bescherming. Op de eerste plek: recht op een werkloosheidsuitkering. Dat hebben ze nu niet. 

Bracke: "Er zijn parlementsleden die in het zwarte gat vallen na hun carrière. Vaak omdat ze politiek verbrand zijn, en ik heb het heus niet enkel over mensen van het Vlaams Belang. Zij leven van de sociale voorzieningen van het parlement, en dat is echt niet meer van deze tijd."

Meest gelezen