Grondwettelijk Hof verwerpt Vlaamse verzet tegen federale economische diplomatie

Vlaanderen vangt bot met zijn poging om via het Grondwettelijk Hof de economische diplomatie van de federale regering in het buitenland een halt toe te roepen. De vorige Vlaamse regering nam met name enkele artikels uit het nieuw Consulair Wetboek in het vizier, maar de rechters zien daar geen graten in.

De federale economische diplomatie is de Vlaamse regering al langer een doorn in het oog. Het gaat immers om een Vlaamse bevoegdheid. Eerder deze maand kwam er nog forse kritiek op de economische missie van premier Charles Michel en minister van Werk Kris Peeters in Japan. "Een bevoegdheidsoverschreiding om 'u' tegen te zeggen", klonk het verwijtend.

Ook de vorige Vlaamse regering - met diezelfde Kris Peeters toen nog als minister-president - zat op die lijn. Nadat ze al naar de Raad van State was getrokken tegen de plannen van buitenlandminister Didier Reynders om een netwerk van federale economische adviseurs uit te bouwen, tekende ze vorige zomer in lopende zaken ook beroep aan bij het Grondwettelijk Hof tegen enkele artikels uit het nieuw Consulair Wetboek. Opnieuw in een poging een halt toe te roepen aan de federale plannen, klonk het toen.

Concreet vocht de Vlaamse regering bij het Grondwettelijk Hof de artikels aan die stellen dat de federale consulaire ambtenaren bevoegd zijn om "alle consulaire werkzaamheden die door het internationale recht worden bepaald" uit te oefenen, die stellen dat enkel de federale regering consulair personeel kan benoemen en dat het diplomatieke posthoofd steeds het diplomatiek gezag behoudt.

Het Grondwettelijk Hof ziet daar echter geen graten in. Uit de geviseerde artikels kan "niet worden afgeleid dat de federale wetgever zich de bevoegdheid toe-eigent om normerend op te treden in aangelegenheden die tot de bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten behoren", oordelen de rechters.
Bovendien garanderen twee samenwerkingsakkoorden de autonomie van de gewesten bij het uitoefenen van hun bevoegdheden inzake economische, culturele en persoonsgebonden activiteiten, aldus het hof.

Zo bepalen de akkoorden uit 1994 en 1995 dat de vertegenwoordigers en attachés uitsluitend door de deelstaten worden aangewezen, hun taken van de gemeenschappen en gewesten krijgen en voor de uitoefening van die taken ook ten aanzien van hen verantwoordelijk zijn.

De artikels die Vlaanderen aanvocht, moeten dus in samenhang gelezen worden met beide samenwerkingsakkoorden, besluit het hof. Hun meerwaarde is onder meer het verzekeren van de eenheid en de coherentie van de buitenlandse betrekkingen van de verschillende Belgische overheden.

Over de federale economische adviseurs an sich spreekt het Grondwettelijk Hof zich niet uit. De rechters bogen zich immers enkel over de artikels uit het Consulair Wetboek die de Vlaamse regering vorige zomer besloot aan te vechten.

Meest gelezen