Studeren? Het kan ook gratis

De nieuwe Vlaamse regering wil snoeien in de budgetten voor het hoger onderwijs. Tien dagen terug maakten de rectoren van de KU Leuven, UAntwerpen en UHasselt bekend dat alle Vlaamse hogescholen en universiteiten samen binnenkort 80 miljoen euro per jaar zullen moeten inleveren. Meteen bleek dat deze besparing helemaal op de nek van de student zou terechtkomen: het inschrijvingsgeld zou stijgen van 620 naar 1.071 euro.

Volgens de drie regeringspartijen CD&V, NV-A en Open VLD is een dergelijke stijging “acceptabel”. Ook minister van Staat Miet Smet deelde mee op Radio 1 dat in andere landen "veel meer betaald wordt voor onderwijs". Wij stelden ons de vraag: klopt dit?

Gratis bestaat ook

We keken eerst even over de taalgrens. Onderwijs is een regionale bevoegdheid en het inschrijvingsgeld verschilt tussen de landsdelen. Zo kost een opleiding aan een Waalse hogeschool of universiteit 837 euro. Studeren in Vlaanderen is een stuk goedkoper: het inschrijvingsgeld bedraagt het komende academiejaar 619,90 euro.

Wat met de rest van Europa? Kort geleden vergeleek de Europese Commissie het inschrijvingsgeld in alle Europese lidstaten. Wat bleek? Studeren is in het buitenland niet altijd duurder. Het kan zelfs gratis. In heel Scandinavië - vaak genoemd als “gidsregio” wat de kwaliteit van het hoger onderwijs betreft - is dit het geval.

Wat nog opvalt: in landen waar meer inschrijvingsgeld wordt betaald dan in Vlaanderen, wordt een groot deel van de studenten ondersteund door beurzen of toelagen - op Portugal en Slowakije na.

Is een verhoging van het inschrijvingsgeld noodzakelijk?

Om een antwoord op deze vraag te formuleren, kijken we even na hoeveel de overheid jaarlijks besteedt aan het hoger onderwijs. Uit het cijferrapport van het Departement Onderwijs en Vorming blijkt het volgende: in 2013 werd in totaal 10,75 miljard euro uitgegeven aan onderwijs. Dit is gelijk aan 38,29 procent van de Vlaamse begroting. 1,68 miljard euro of ongeveer 16 procent daarvan is specifiek bestemd voor het hoger onderwijs.

1,68 miljard kan veel lijken, toch zijn er steeds meer signalen dat het hoger onderwijs onder budgettaire druk staat. Twee weken terug verklaarde Roger Blanpain, emeritus hoogleraar aan de KU Leuven, in de krant De Morgen dat universiteiten “meer geld nodig hebben voor het behoorlijk betalen van voldoende academisch, wetenschappelijk en administratief personeel en voor het organiseren van wetenschappelijk onderzoek".

Wat Nicaise ons vertelt, wordt bevestigd door de cijfers. Sinds 2008 is het budget voor het hoger onderwijs bijna gelijk gebleven. Daartegenover staat wel een spectaculaire stijging van het aantal studenten. Het beschikbare bedrag om onderwijs te voorzien per student, is dus steeds blijven dalen. Eén belangrijke kanttekening bij deze cijfers: in het totale budget voor het hoger onderwijs zitten ook de middelen voor onderzoek. Het totale budget per student is dus een stuk lager dan in deze tabel wordt weergegeven.

De bewering van Blanpain wordt bevestigd door professor Ides Nicaise, onderwijsspecialist en onderzoeker aan het Leuvense HIVA. “Het spant, voornamelijk aan de universiteiten”, vertelt Nicaise, “het wordt moeilijker te differentiëren tussen studenten of aangepaste lessen aan verschillende groepen te geven. Het wordt zelfs steeds moeilijker om masterstudenten tijdens het schrijven van hun thesis te begeleiden. Er is wel degelijk een kwaliteitsprobleem.”

“Het kwaliteitsprobleem is een belangrijk argument voor het optrekken van het inschrijvingsgeld”, vertelt Ides Nicaise ons, “het hoger onderwijs heeft namelijk dringend meer middelen nodig. Jammer genoeg is dit niet de reden waarom de nieuwe Vlaamse regering het inschrijvingsgeld wil optrekken. Hier gaat het om het invullen van een besparing. Het kwaliteitsprobleem zal dus niet verdwijnen.”

Waarom de student?

De VVS, de koepelorganisatie van de Vlaamse studentenraden, gaat niet akkoord met de geplande stijging. In een persmededeling vraagt voorzitter Bram Roelant zich af hoe “dit te rijmen valt met een beleid dat streeft naar de democratisering van het hoger onderwijs". Wij stelden ons de vraag: komt de democratische basis van het hoger onderwijs in gevaar bij een verhoging van het inschrijvingsgeld?

Dit is niet noodzakelijk waar, zo blijkt. “Er moet worden bespaard op de budgetten voor het hoger onderwijs, dus heeft de regering twee keuzes”, zegt Rudi D’hauwers, beleidsadviseur bij het departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse overheid, “ofwel stijgt de belastingdruk op de hele bevolking om het hoger onderwijs te kunnen blijven financieren, ofwel vraag je aan het individu een eigen bijdrage".

Hoewel de beleidsadviseur de bal in het midden houdt, geeft hij argumenten voor de laatste optie. “70 procent van de 18-jarigen stroomt door naar het hoger onderwijs”, zegt de adviseur, “dit betekent dat ongeveer 30 procent van de gezinnen meebetaalt voor onderwijs waar het nooit gebruik van maakt. Is dat democratisch?”

Onderwijsdeskundige Ides Nicaise gaat nog een stap verder. “Uit de laatste onderzoeken blijkt dat slechts 60 procent doorstroomt naar het hoger onderwijs”, vertelt hij, “maar eigenlijk moeten we kijken naar het aantal personen dat daadwerkelijk een diploma haalt: dat is 50 procent".

Nicaise wijst er vervolgens op dat de 50 procent die daadwerkelijk afstudeert, het hele latere leven de vruchten zal plukken van het behalen van dat diploma. “Personen die hoger onderwijs afmaken, verdienen later ook een stuk meer”, stelt de expert, “het afmaken van een hogere opleiding geeft je in Vlaanderen een rendement van 8,5 tot 17 procent. Dat blijkt uit eigen onderzoek. Vergelijk het met aandelen op de beurs: het is alsof je een aandeel bezit dat elk jaar 8,5 tot 17 procent opbrengt. Dat is bijzonder veel".

Ides Nicaise besluit het volgende: “Als je zo’n mooi rendement uit je investering haalt, is het normaal dat je er zelf een deel van de kosten van dekt en niet dat de maatschappij alle kosten betaalt.”

Nood aan studietoelagen

Belangrijk om op te merken: geen enkele deskundige pleit voor het simpelweg optrekken van het inschrijvingsgeld zonder een uitbreiding van het stelsel van studiebeurzen en -toelagen voor wie de studies niet of nauwelijks kan betalen. Bovendien leidt het systeem in haar huidige vorm al tot een ondervertegenwoordiging van lagere inkomensgroepen in het hoger onderwijs.

“De doorsnee student komt uit het meer welstellende deel van de bevolking”, stelt Johan Van Gompel, senior economist bij de KBC group. Hoe hij tot deze conclusie komt? “Het grootste deel van de jongeren die instromen naar het hoger onderwijs, is afkomstig uit gezinnen met ouders die ook hoger onderwijs hebben genoten”, antwoordt Van Gompel, “die ouders verdienen over het algemeen beter - dankzij hun hogere studies - dan ouders die geen hoger onderwijs hebben genoten.”

Klopt de bewering van de senior economist? In de Fact Check van 18 april 2014 over sociale mobiliteit in België werd reeds aangetoond dat “staatsuitgaven voor kinderopvang en hoger onderwijs vooral bij gezinnen met hoge inkomens terechtkomen.” En een studie van het Centrum voor Sociaal Beleid van de UAntwerpen uit 2009 toonde inderdaad aan dat kinderen van ouders die een hogere opleiding genoten hadden, oververtegenwoordigd zijn in het hoger onderwijs.

"Er wordt minder geparticipeerd als de prijs hoog is"

Onderwijsexpert Ides Nicaise wijst er bovendien op dat de huidige studiebeurzen enkel de directe kosten van een studie dekken. “Directe kosten zijn onder andere het inschrijvingsgeld, de aankoop van boeken en de huur van een kot”, vertelt hij, “maar daar komen verschillende indirecte kosten bij: voeding en andere dagelijkse leefkosten. Die worden op dit moment niet gedekt.”

Dat is volgens Nicaise één van de oorzaken van de ondervertegenwoordiging van lagere inkomenscatgorieën in het hoger onderwijs. “De totale kostprijs van een studie - directe en indirecte kosten - zijn van doorslaggevend belang in de keuze om al dan niet te beginnen aan hogere studies. Dat weten we uit eigen onderzoek. Er wordt minder geparticipeerd als de prijs hoog is.”

Daarom concludeert de expert: “Als we een hogere participatiegraad willen van de lagere inkomenscategorieën, dan moeten de studietoelagen minstens een deel van de indirecte kosten dekken. Dat is nu niet het geval.”

Het pleidooi van Nicaise wordt ondersteund door bevindingen uit de laatste onderwijsstudie van de OESO. De data - die vorige week door Johan Van Gompel in De Standaard werden gepubliceerd - geven duidelijk aan dat niet de hoogte van het inschrijvingsgeld, maar financiële steun in beurzen en leningen van doorslaggevend belang zijn voor de doorstroming naar het hoger onderwijs.

Zo publiceerde Johan Van Gompel afgelopen donderdag OESO-data in De Standaard die suggereren dat niet zozeer de hoogte van het inschrijvingsgeld, maar de financiële steun in beurzen en leningen aan studenten doorslaggevend is voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.

Conclusie?

Conclusie: Wat inschrijvingsgeld betreft, zit Vlaanderen in de middenmoot. Er zijn Europese landen waar inschrijven duurder is, maar eveneens landen waar inschrijven gratis is. In landen waar inschrijven gratis is, worden de studies betaald door de belastingbetaler en dat is een politieke keuze. Er zijn echter enkele duidelijke argumenten die pleiten voor het optrekken van het inschrijvingsgeld: slechts zestig tot zeventig procent van de 18-jarigen stroomt door naar hogere studies terwijl de hele bevolking ervoor betaalt.

Uit studies blijkt bovendien dat jongeren in het hoger onderwijs vaak uit welgestelde gezinnen komen. Tot slot is het belangrijk te vermelden dat niemand pleit voor een simpele verhoging van het inschrijvingsgeld. Die moet worden aangevuld door een systeem van beurzen en/of leningen voor wie het inschrijvingsgeld niet kan betalen. Uit gegevens van de OESO blijkt dat niet zozeer de hoogte van het inschrijvingsgeld, maar de financiële toelage bepalend is voor de instroom naar het hoger onderwijs.

Meest gelezen