De nieuwe wielerterroristen - Louis Van Dievel

Louis van Dievel, schrijver en journalist, kijkt elke woensdag met zijn eigenzinnige blik naar mens en maatschappij. Deze week fietst hij over Vlaamse wegen.

Het was meneer Van Goethem, denk ik, die iedere weekdag op zijn zwarte Solex naar zijn werk in Mechelen snorde. Meneer Van Goethem was bediende bij de christelijke mutualiteit, de CM. En wij, twaalfjarige schoolplichtigen, wachtten hem halverwege Bonheiden en Mechelen op, aan de viswinkel om precies te zijn.

Daar lieten wij hem passeren, nestelden ons met een spurtje in zijn wiel en en vormden een lange sliert die door de aanzuigingskracht – of hoe heet dat – van de Solex snelheden tot wel vijfentwintig per uur haalde. Wij waanden ons echte coureurs, wij koersten achter een derny!

Wanneer de hoed van meneer Van Goethem scheef stond en hij geen zin had in dat gevolg van knaapjes die zich het snot in de ogen fietsten, verdapperde hij zijn pedaalslag en trok de gashendel van zijn oude Solex open tot de maximumsnelheid: dertig en een halve kilometer per uur. Alleen de sterksten onder ons konden dan nog volgen. Waarom ik u dit alles vertel, zal u straks duidelijk worden.

Nu, ruim een halve eeuw jaar later, woon ik in Kalmthout en ligt mijn straat op diverse populaire fietsroutes. Aan passage op twee wielen geen gebrek. Ik mag graag aan de straatkant plaatsnemen, de handen op de rug gevouwen, om naar het fietsverkeer te kijken.

Het liefst zijn mij de solitaire, bejaarde wielertoeristen, met hun dunne maar gespierde benen in witte sokken, op oudmodische maar degelijke koersfietsen. Ze dragen afgewassen koerstruien, niet in wol zoals in de jaren zestig, maar toch ook niet in het nieuwste lycra. Ze maken reclame voor handelszaken die allang gesloten zijn.

Ze lijken traag te fietsen, maar schijn bedriegt, heb ik al enkele malen mogen ondervinden, toen ik meedogenloos gepasseerd werd door zeventigers en tachtigers. Te mijner verschoning: ikzelf reed op een zware burgermansfiets. En met twee kranten in mijn boodschappentas.

Gele hesjes

Op de tweede plaats van mijn voorkeurslijstje staan (of stonden) de georganiseerde pelotons bejaarde fietsers. Ze dragen gele hesjes die vaak hun ideologie verraden. OKRA, staat er in grote letters op hun rug, of ATB-DE NATUURVRIENDEN. Deze mensen – mannen én vrouwen door mekaar - rijden niet op koersfietsen, wat zou het. Zij fietsen voor de gezelligheid en omdat het gezond is, en tateren intussen dat het een lieve lust in.

Hun peloton wordt aangevoerd door de VERANTWOORDELIJKE (in hoofdletters). Deze man (het is altijd een man) hanteert een waarschuwingsbordje en een fluitje, waarmee hij dreigend gevaar aankondigt en poogt zijn zorgeloos kwekkende gevolg te disciplineren.

Deze groepen fietsers zijn de nachtmerrie van iedere gehaaste automobilist. Ze rijden namelijk twee aan twee, wat hun volste recht is overigens, en benutten een meer dan ruime portie van de openbare weg. Driekwart, ongeveer. Ze zijn onmogelijk te passeren, zeker wanneer de groep ook een VERANTWOORDELIJKE in haar rangen telt die de stoet afsluit en die met boze blikken en armgebaren de gefrustreerde autobestuurder op zijn plaats zet: achteraan.

Krampachtig

Tot voor kort fietsten deze krasse bejaarden op heel eenvoudige rijwielen die niet eens altijd waren uitgerust met een versnellingsapparaat. De snelheid – nu ja - werd door de traagste fietser bepaald. Die tijd is voorbij.

Alle bejaarden fietsen nu op een e-bike. En deze e-bike, beste lezer, heeft de zeden en gewoonten in wielerland drastisch en voorgoed veranderd. Nog steeds rijdt een VERANTWOORDELIJKE voorop in de OKRA-stoet of bij de uitstap van de NATUURVRIENDEN, maar de snelheid ligt nu zo hoog (vijfentwintig per uur!) dat hij zijn handen krampachtig aan het stuur moet houden en hooguit amechtig op zijn fluitje kan blazen.

De achterste VERANTWOORDELIJKE kan al helemaal niet meer boos omkijken of hij ligt met zijn klikken en zijn klakken in de graskant.

Je hebt vervelende wielertoeristen ...

Tot voor kort – andermaal – stonden de wielertoeristen helemaal onderaan mijn rangschikking. Ik hou niet van wielertoeristen, hoewel sommige van mijn beste vrienden wielertoeristen zijn.

Ze hebben een heel eigen interpretatie van de verkeersregels, om maar iets te zeggen. Ze vinden dat de openbare weg van hen is. Ze vinden dat trage weggebruikers – voetgangers, bejaarden op gewone fietsen en schrijvers op burgerfietsen – ruim baan moeten maken als zij eraan komen gesjeesd. Wie niet snel de kant opzoekt, kan een Sagan-elleboogje krijgen.

Ze eindigen hun fietstochten altijd op café en maken de geleverde inspanningen met vele glazen sterk bier ongedaan. Tot daaraan toe. Wat mij bij de wielertoeristen mateloos stoort, is het lawaai dat zij produceren. Wielertoeristen leven namelijk in de waan dat zij moeten roepen als zij met elkaar spreken tijdens het fietsen. Zij denken dat hun dure bolides zoveel decibels produceren dat zij die moeten overschreeuwen. Zij dolen. Koersfietsen maken geen lawaai, hooguit een geruis van tubes en een geklik van gesmeerde kettingen. Het zijn de berijders die men van verre hoort aankomen.

... en je hebt wielerterroristen

Maar wielertoeristen zijn onschuldige lammeren vergeleken bij de nieuwste soort wielerterroristen: de berijders van de allersnelste elektrische fiets, de pedelec. Vijfenveertig kilometer per uur, alstublieft.

Dat is veel te snel voor een fiets. Dat is ronduit gevaarlijk. Niet alleen omwille van de vereiste stuurmanskunst. Vooral omwille van de attitude: iedereen moet uit de weg want hier komt een voormalige vervuiler die zijn salariswagen heeft ingeruild voor een ecologisch verantwoord voertuig. Dat heeft zeer gedaan. Dat moet lonen.

Opzij opzij opzij, maak plaats maak plaats maak plaats, zong (en zingt) Herman Van Veen.

Het voertuig mag veranderd zijn, de houding is dezelfde gebleven. En weet u wat het ergste is? Berijders van die supersnelle e-bikes zijn egoïsten: ze dulden niemand in hun wiel. En al zeker geen twaalfjarige scholieren.

Meest gelezen