Mijn koninkrijk voor wat stilte - Louis Van Dievel

Louis van Dievel, schrijver en gewezen journalist bij VRT Nieuws, kijkt elke woensdag met zijn eigenzinnige blik naar mens en maatschappij. Deze week in een volle en warme trein.

Ik zat op de trein, weeral, en probeerde de krant te lezen. Het was drukkend warm. In de treinwagon stonden alle raampjes open, wat enkel tocht en veel lawaai veroorzaakte, vooral als onze trein een tegenligger passeerde. De trein zat overvol, er was niet voor iedereen een zitplaats.

Je zou denken dat in het jaar 2017 iedere treinreiziger recht heeft op min of meer comfortabel zitje, maar de NMBS ziet dat anders. Zoals de spoorwegen ook een andere mening hebben over stiptheid, om maar iets te zeggen.

Aan de overkant van het gangpad hielden vier Nederlandse jongelui met omgekeerde petjes en rare misvormde oorlellen zes zitplaatsen bezet, de benen wijd open. Ze hadden frisdrank in blikjes en hotdogs bij zich die ze morsig opaten. De verpakkingen gooiden ze achteloos op de vloer. Het vuilnisbakje puilde immers al uit, dan mocht het, blijkbaar.

Een tikje op de schouder

De jongelieden luisterden op hun smartphone naar muziek, rapmuziek en goedkope elektronische beats. Niet mijn smaak, maar ja. Helaas luisterden ze niet allemaal naar dezelfde muziek en probeerden ze elkaar via de volumeknop te overstemmen. De mevrouw naast mij tikte een van de jongelui op de schouder: of het niet wat stiller kon.

Ik zal niet herhalen hoe het antwoord luidde. Ik wilde net mijn mond openen om te protesteren tegen de schuttingtaal en de onbeschoftheid, toen de treinbegeleider zijn opwachting maakte. Er zijn er in soorten. Je hebt er die zich verstoppen om niet tussenbeide te moeten komen en je hebt kordate treinbegeleiders. De onze was van de tweede categorie. Of het kon afgelopen zijn met hun lawaai en of ze plaats wilden maken voor reizigers die moesten rechtstaan.

Ook hij kreeg een grote bek, maar liet zich niet intimideren. Of ze in een van de volgende stations door de security van de trein wilden worden gehaald, vroeg de treinbegeleider, want daar kon hij met één telefoontje voor zorgen. En dat ze niet moesten proberen om achter zijn rug te herbeginnen, waarschuwde hij.

Morrend haalden de Nederlanders bakzeil. Een gevoel van tevredenheid maakte zich van mij en andere reizigers meester. Gerechtigheid was geschied.

Schattige kindjes

Maar lang duurde het niet. Er stapte een kroostrijk gezin op. Vijf kinderen, dat zie je niet vaak meer. Er was een tweeling bij, meisjes van een jaar of zes, hoe schattig! Tot die kleine meisjes door het gangpad begonnen te rennen en met hun hoge stemmetjes om ter hardst kreten slaakten die pijn deden aan de oren.

De ouders lieten begaan, ze hadden het druk met hun smartphone. Een reiziger stak een arm uit om de tweeling in het gangpad tegen te houden. Heel vriendelijk deed hij dat. Of ze wilden stoppen met roepen, dat zijn oren ervan tuitten. Als door een wesp gestoken kwam de vader overeind en pakte de vermetele reiziger net niet bij zijn strot. Dat hij zijn smerige tengels van zijn kinderen af moest houden.

De vader was ook al een Nederlander. Niet dat ik daarmee iets wil insinueren hoor. Maar goed, de moeder riep haar kroost bij zich, wat nog iets anders is dan tot de orde. In plaats van rapmuziek kregen we nu luide kinderliedjes te horen. De tweeling zong mee. De moeder keek de andere reizigers uitdagend aan. Ze zat op een opmerking te wachten om uit te kunnen varen.

Opnieuw kwam de treinbegeleider langs. Het kroostrijke gezin had geen kaartjes, want de automaat in station X was kapot, beweerde de vader. Wat vreemd, zei de man met de kepie, want andere reizigers die in station X waren opgestapt, hadden daar wel een kaartje uit de automaat gekocht. Toeslag betalen, dus.

Dat had je gedacht! Beledigingen. Stomme Belgen. Klotetreinen. En zo. De treinbegeleider bleef ijzig kalm. Eiste de toeslag. Legde de gevolgen van een weigering uit. Vloekend haalde de vader zijn portefeuille boven. Probeerde nog de daarnet nog door hem gebruuskeerde reizigers tot solidariteit te bewegen; hij oogstte enkel hoongelach van die stomme Belgen. Ook ik betrapte mijzelf op enige rancune.

Ik vroeg me af hoe het er vroeger aan toe ging op de trein, in de tijd dat er nog geen smartphones en laptops en iPads bestonden. Vroeger werd er gekaart en luid gediscussieerd. En gerookt, maar dit geheel ter zijde.

Het lijkt een ver verleden maar we spreken over amper vijftien jaar geleden, pakweg. De treinbegeleider heette nog conducteur. Had nog gezag. De treinen reden stipter. Waren nog niet met lelijke graffiti beschilderd. Maar de toiletten waren even smerig als nu. En wie stilte wilde moest maar in eerste klasse gaan zitten.

"Het is een schande," zei de reiziger die tegenover mij had plaats genomen, een oudere man, ouder dan ikzelf, in ieder geval. Een prater. Die ontmoet je niet vaak meer op de trein. Hij wees op mijn krant. Op de foto van Geert Versnick die een artikel over diens uitstapjes naar Bangkok illustreerde. "Allemaal graaiers, stuk voor stuk."

Maar ik was niet over Geert Versnick aan het lezen. Ik was verdiept in het Tournieuws, de val van Richie Porte, de transfer van Romelu Lukaku. Ik haalde mijn schouders eens op. Dat was een beetje laf, ik geef het toe. Maar ik had geen zin in een discussie over de hebzucht van sommige politici. Wat had ik kunnen zeggen?

Dat het niet één pot nat is? Het was te warm, ook al. Nog een slap excuus. Maar toen ik van de trein stapte, schoot mij wel die hit van Murray Head te binnen: “One night in Bangkok”, inmiddels drieëndertig jaar oud en opnieuw brandend actueel. Vooral dat ene zinnetje:

One night in Bangkok makes a tough guy tumble…”.

Waarlijk op het lijf van Geert Versnick geschreven. En sindsdien krijg ik dat verdomde liedje niet meer uit mijn hoofd.

Meest gelezen