Journalisten maken nooit fouten! (Of toch wel?)

Mensen maken fouten, maar journalisten doen alsof zij nooit fouten maken. Een reeks artikelen in De Standaard toont volgens mediaspecialist Leo Neels het onvermogen van journalisten om eigen fouten te zien en hun gesukkel om fouten recht te zetten.
opinie
Leo Neels
Leo Neels was hoogleraar Communicatierecht bij KULeuven en UAntwerpen.. Hij is CEO van de denktank Itinera

Leo Neels was hoogleraar media- en communicatierecht.

Redacties moeten geloven in de waarde van de producten die ze afleveren, maar worstelen er soms mee om niet te vervallen in redactionele hardnekkigheid.

Het is dan moeilijk om te nuanceren, laat staan om bij gelegenheid eens ongelijk te bekennen of een nuance aan te brengen.

Dit is geen slogan uit de anti-media-bibliotheek, maar de conclusie van een ervaren journalist, Craig Silverman. De fake news expert van de Amerikaanse nieuwssite Buzzfeed klaagt aan dat journalisten te weinig bereid zijn om eigen fouten recht te zetten. Kleine foutjes, zo voert hij aan, worden rechtgezet, maar substantiële fouten worden onder het journalistieke tapijt geveegd.

Hij bepleit de behoefte aan journalistieke accuraatheid, en probeert nu al tien jaar om “de kunst van de rechtzetting” nieuw leven in te blazen.

Mensen maken fouten, maar journalisten doen het voorkomen alsof zij daar niet vatbaar voor zijn. Ze worstelen met rechtzetting van fouten en negeren die te vaak. Het kan niet, aldus Silverman, dat journalisten iedereen over de knie leggen, maar zichzelf als onfeilbaar blijven zien.

Ik moest hieraan terugdenken bij het commentaar van hoofdredacteur Karel Verhoeven in De Standaard (30 mei 2017), nadat Rik Torfs had aangekondigd (DS 29 mei 2017) niet meer als columnist voor De Standaard te willen fungeren.

Torfs wreef de krant extreem moralisme aan, meer bepaald in een spectaculaire artikelenreeks over een ontslagen arts van Gasthuisberg, Stefaan Van Gool.

Aan Torfs persoonlijk werd verweten niet alle elementen van dat ontslag te hebben publiek gemaakt, met de puur speculatieve suggestie dat dit gebeurde om een financieel belang te vrijwaren.

Hoofdredacteur Verhoeven galoppeert on high moral ground, en verwijt Torfs voor minder transparantie te pleiten. Dat doet geen recht aan de genuanceerde woorden van Torfs. Die pleitte voor andere transparantie, niet voor minder, en de hoofdredacteur gebruikt zijn laatste woord om zijn groot gelijk nog eens uit te schrijven.

Het getuigt van weinig subtiliteit. De theorie is dat botsende meningen leiden tot meer helder inzicht, daarvan was hier weinig te merken.

NICOLAS MAETERLINCK

Het ontslag van een topresearcher in Gasthuisberg wegens administratieve onregelmatigheden bij klinische studies is zeker een ernstige aangelegenheid van maatschappelijk belang, waarover media vrij moeten kunnen berichten. De toonzetting was dat de KULeuven het ontslag aan de openbaarheid zou hebben onttrokken.

Verhoeven argumenteert:

“Wij hebben bijna een jaar gezocht naar de echte redenen voor dat onverklaarbare ontslag van het goudhaantje van het Leuvense Universitair Ziekenhuis. En naar de documenten die dat staafden.”

Dat roept de suggestie op van moeilijk en grondig journalistiek werk, waarbij allerlei occulte elementen moesten worden bovengespit.

Bovengespit?

Er is toch ruimte voor enige nuancering. De Standaard had ook de Artsenkrant kunnen lezen van 15 mei 2015, waarin het ontslag werd beschreven.

Het dossier was bovendien lang gekend in al de relevante middens. De gehele beleidswereld inzake Gezondheidszorg was op de hoogte omdat de kern goed was geanalyseerd in documenten van het Verzekeringscomité van het RIZIV (Nota CG 2015/308 van 5 oktober 2015).

Het ging om administratieve nalatigheid inzake de ethische voorschriften bij klinische studies. Dat leidde tot ontslag van de arts. Alle ouders van patiënten werden correct ingelicht, en de wetenschappelijke tijdschrijften waarin dr Van Gool over deze klinische studie publiceerde, ontvingen een “Expression of Concern”, een melding die de wetenschappelijke betrouwbaarheid van zulke publicaties fataal aantast.

De studie werd stopgezet, het Riziv werd ingelicht, de patiëntjes werden verder behandeld met de beschikbare therapieën.

Openheid?

De Standaard voert aan dat belangen van toekomstige patiënten of van zij die in de kracht van Van Gools geneeskunde geloven,met die acties onvoldoende werden behartigd, en dat die belangen zouden pleiten voor radicale openheid.

Torfs voert aan dat transparantie onder omstandigheden kan begrensd zijn door een zekere mate van discretie, gelet op alle belangen; hij noemt het een bescheiden transparantie, die grenzen kent en die ons beschermt tegen de schandpaal van de Middeleeuwen.

Grenzen aan openheid?

Zou transparantie nooit kunnen of moeten stoten op legitieme grenzen, en is het niet soms aangewezen om er op te letten dat niet nog meer schade wordt aangericht?

Ook daar moet er ruimte zijn voor nuance, moraliteit in de transparantie, rechtmatige beperking van schade voor allen. Of moet men aannemen dat zulke houding altijd en per definitie geïnspireerd door kwade trouw?

Torfs opende het debat, Verhoeven sloot het. Dat is jammer: miste De Standaard niet een grote kans om de nuance te capteren in plaats van ze te negeren?

De radicale toon van de stukken van De Standaard stond haaks op de delicate gebeurtenissen inzake klinische medische experimenten voor jonge patiënten met een zeer kleine overlevingskans, en had ook kenmerken van een persoonlijke aanval op Rik Torfs.

Bovendien verscheen de reeks artikelen pas dit jaar, in de aanloop naar de rectorverkiezingen in Leuven. De Standaard beweert er een jaar onderzoek op gedaan te hebben, terwijl alle elementen gekend waren sinds 2015.

Zulke dingen gebeuren in journalistiek, ze zouden niet mogen gebeuren. Ook journalistiek is mensenwerk, en vatbaar voor gebrek aan nuance of fouten.

Dat journalisten wel eens fouten maken, is niet erg, schrijft Silverman, het zijn ook mensen en alle mensen maken wel eens een fout. Maar het onvermogen van journalisten om eigen fouten te zien en hun gesukkel om fouten recht te zetten is een professionele tekortkoming. Ook daar moet men aan denken wanneer men anderen de mantel uitveegt.

Meest gelezen