Heeft Theo Francken nu gelijk of niet? - Janek Tomasz Nowak

Nu het eerste stof is gaan liggen over de door staatssecretaris Theo Francken bejubelde uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, is het tijd om dat arrest grondig te lezen. Heeft Francken gelijk als hij zegt dat hij gewonnen heeft in de delicate visumkwestie?
opinie
Opinie

Janek Tomasz Nowak is doctoraal onderzoeken aan het Instituut voor Europees Recht, KU Leuven en aan het Max Planck Instituut Luxembourg.

Het arrest over de visumkwestie zorgt voor veel verwarring.. In de pers verschenen uiteenlopende interpretaties van de beslissing.
Daarom moeten we eens kijken naar de tekst van het arrest. Wat zegt het Hof? Of moeten we ons eigenlijk afvragen: wat zegt het Hof niet?

De pers lijkt te zeggen: Francken heeft gelijk

Dinsdag deed het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak over de vraag of de Belgische regering verplicht is om een humanitair visum af te geven wanneer dit werd aangevraagd in een Belgische ambassade of Belgisch consulaat in het buitenland. Wanneer men de pers erop naleest, blijkt hieruit dat het Hof ‘neen’ heeft geantwoord op deze vraag.

De Belgische overheid zou dus geen verplichting hebben om dergelijk visum af te geven. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen kan de Belgische overheid dus niet verplichten dit wel te doen.

Dit is echter niet wat de beslissing van het Hof van Justitie zegt. Het zegt namelijk niets over de essentie van de vraag zoals ze in pers en in de politieke wereld werd geformuleerd.

Wat heeft het Hof dan wel beslist?

Eerst moet worden opgemerkt dat deze zaak gaat niet over het Syrische gezin met de Belgische barones, dat uitgebreid in de media is gekomen. Zie verder.

In het dossier dat nu op tafel ligt werd door een ander Syrisch gezin een humanitair visum aangevraagd op grond van de EU-visumwetgeving om naar België te komen. Zij wilden hier vervolgens asiel aanvragen. Het toekennen van asiel zou leiden tot een langdurig verblijf op Belgisch grondgebied.

Het is belangrijk om te weten dat de EU-visumwetgeving enkel visa voor kort verblijf binnen de Europese Unie regelt. Een kort verblijf betekent een verblijf van maximum drie maanden.

Het Hof van Justitie stelde dat een humanitair visum dat wordt uitgereikt met het oog om asiel te verkrijgen, moet worden gelijkgesteld met een visum voor een verblijf van langer dan drie maanden.

Bijgevolg valt zo’n visum niet onder de EU Visumcode en kan het Hof van Justitie ook niets zeggen of er al dan niet een verplichting zou bestaan om dergelijk visum uit te reiken.

Voor visa die leiden tot een verblijf van meer dan drie maanden, zoals het aangevraagde humanitaire visum, geldt dan ook enkel het nationale recht. In België is dit de Vreemdelingenwet.

Om die reden kon het Hof van Justitie dan ook geen uitspraak doen over de vraag of er al dan niet een verplichting zou bestaan voor de Belgische regering om dergelijk visum uit te reiken op basis van de Belgische Vreemdelingenwet. Het EU-recht is immers niet van toepassing op deze situatie.

 

Het Belgisch recht is van toepassing

Uit het arrest van het Hof blijkt enkel dat de asielaanvraag van het Syrische gezin werd gedaan op basis van de verkeerde wetgeving. Mogelijks betekent dit dat de Belgische rechter hun zaak zal afwijzen.

Dit verandert echter niets aan het feit dat het Hof van Justitie niets heeft gezegd over het al dan niet bestaan van een verplichting om humanitaire visa uit te reiken op basis van de Belgische Vreemdelingenwet. Dit was echter de kern van de zaak.

Deze verplichting werd door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen opgelegd in de zaak over de Syrische familie met de Belgische barones. De visumaanvraag van dit gezin werd wel gedaan op basis van de Belgische Vreemdelingenwet.

De Belgische regering hoopte in de beslissing van het Hof van Justitie een antwoord te krijgen over het bestaan van zulke verplichting. Zoals hierboven gezegd, kon het Hof hierover niets zeggen omdat het EU-recht niet van toepassing is. 

Met andere woorden, het is geen probleem van EU-recht maar van Belgisch recht. De bal wordt zo teruggekaatst naar de Belgische rechter, die zelf de vraag zal moeten beantwoorden. Bijgevolg blijft de situatie dus onzeker.

Besluit?

Het is dus een brug te ver om uit het arrest af te leiden dat de Belgische overheid niet verplicht kan worden om een humanitair visum af te geven. Het arrest zegt enkel dat de EU-visumwetgeving niet van toepassing is in dergelijke situatie.

Het is dus wachten op een beslissing van de Belgische rechter. Het is bovendien niet uitgesloten dat de vraag ook nog bij Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg terecht komt. Een definitief antwoord kan dan ook nog even op zich laten wachten.

We staan dus nog even ver als enkele maanden geleden. Indien de Belgische overheid in afwachting van een definitief antwoord wil voorkomen dat een Belgische rechter in de tussentijd nog een dergelijke verplichting oplegt, zal het zelf regelgeving moeten uitvaardigen om dit tegen te gaan.

Het arrest van het Hof van Justitie kan op dit punt niet tegen de Belgische rechter worden gebruikt.
 

Meest gelezen