Politieke cumul is zo slecht nog niet, maar niet te veel - Dries Deweer

"Of het zinnig is dat iemand als Bart De Wever (N-VA) vasthoudt aan zijn Kamerzitje, daar mogen we gerust vraagtekens bij plaatsen. Maar een totaalverbod op cumul van een lokaal mandaat en een parlementair mandaat is geen passend antwoord. De remedie is erger dan de kwaal."
opinie
Opinie

Dries Deweer is politiek filosoof aan de Tilburg University.

Copyright: www.FOTOBEN.be

De Publifin- en Publipartschandalen hebben de decumul nog maar eens op de politieke agenda gezet. Als de graaicultuur en andere onethische aangelegenheden in het bestuur van intercommunales iets duidelijk maken, dan is het wel dat waakzaamheid geboden is.

We moeten niet meestappen in de cafépraat dat alle politici zakkenvullers zouden zijn, maar we moeten wel beseffen dat het beheer van publieke middelen zo transparant mogelijk moet plaatsvinden. Of dat ook betekent dat het cumuleren van mandaten strikt verboden moet worden is echter een andere zaak. Goede intenties kunnen immers ongewenste neveneffecten met zich meebrengen.

Cumulverbod

Meerdere partijen waren er in de loop van de voorbije week als de kippen bij om zich op te werpen als toonbeeld van zuiverheid door te pleiten voor een cumulverbod.

Als het van Groen en Ecolo afhangt zetelen er binnenkort geen burgemeesters of schepenen meer in het parlement.

CD&V houdt het bij een cumulverbod voor burgemeesters van grote steden, waarmee ze het Kamerzitje van Christoph D’haese (N-VA, Aalst), Vincent Van Quickenborne (Open VLD, Kortrijk) en – uiteraard – Bart De Wever (N-VA, Antwerpen) op de wip zetten.

Burgemeester, partijvoorzitter en Kamerlid

Daar zijn vaak goede redenen voor. De Wever, die naast voltijds burgemeester en voltijds partijvoorzitter ook nog eens voltijds Kamerlid is, voert niets uit met dat laatste mandaat, wat exact evenveel is als wat zijn voorganger, Patrick Janssens, destijds uitspookte in het Vlaams Parlement.

Je kan het ze niet kwalijk nemen dat hun dagen ook maar vierentwintig uren tellen, maar waarom dan toch krampachtig vasthouden aan dat zitje? Een verbod lijkt dan ook te vermijden dat enkelingen per se op meerdere bestuursniveaus de touwtjes in handen willen houden.

Particratie

De ironie wil dat een cumulverbod in zekere zin het tegenovergestelde bereikt. Wie meent dat de decumul machtsconcentratie tegengaat, die negeert het eerste artikel van de officieuze Belgische grondwet: België is een particratie. Dat heeft belangrijke gevolgen voor de werking van het parlement.

In een representatieve democratie kiezen we in principe vertegenwoordigers die met elkaar in debat gaan over de publieke aangelegenheden om daarna in eer en geweten te stemmen volgens hun oordeel over het algemeen belang. Zo niet in een particratie.

Daar heeft de partijleiding beslist en de parlementsleden, trouwe partijsoldaten, volgen gedwee.

In België zijn we zo gewoon aan de macht van de partijvoorzitters dat niemand er nog van opkijkt. Toch is dat helemaal niet zo vanzelfsprekend. In vele parlementaire democratieën is de autonomie van de volksvertegenwoordigers juist essentieel.

Dat wil niet zeggen dat de particratie des duivels is. Integendeel, een complex land als België is wellicht onbestuurbaar zonder de nodige partijdiscipline. In een systeem dat afhankelijk is van delicate compromissen zouden we nog veel meer blokkering kennen dan nu al het geval is wanneer parlementsleden zich niet gebonden zouden voelen aan het oordeel van hun partij.

De gratie van de voorzitter

De particratie is de smeerolie in het complexe systeem van de Belgische staat, maar elke mecanicien weet dat te veel smeerolie evenzeer problemen kan opleveren als te weinig. Een gezonde parlementaire democratie heeft nood aan kritische volksvertegenwoordigers die als het nodig is durven om buiten de lijntjes te kleuren.

De particratie heeft wel degelijk nut, maar het moet binnen de perken blijven. In het bijzonder de controlerende rol van het parlement ten aanzien van de regering wordt uitgehold wanneer parlementsleden al te zeer afhankelijk zijn van de gratie van hun partijvoorzitter.

Dat brengt mij terug bij de decumul. Juist dat laatste wordt door de decumul in de hand gewerkt. Burgemeesters en schepenen hebben meestal een sterk lokaal verankerde machtsbasis. Dat verschaft hen een zekere onafhankelijkheid ten opzichte van de centrale partijleiding.

Het zijn in vele gevallen stemmentrekkers die men niet ongestraft aan de kant schuift. Wanneer we die mensen uit het parlement houden, dan krijgen we alleen nog volksvertegenwoordigers van wie de politieke loopbaan volledig afhankelijk is van hun plaats op de lijst bij de volgende verkiezingen.

De kans dat zij hun partijvoorzitter tegen de haren durven instrijken is eerder klein. Dat verschraalt onze democratie.

Geen totaalverbod

Een cumulverbod is gemakkelijk te verkopen. Postjespakkers dwarsbomen, wie kan daar immers tegen zijn? Toch is dit een dossier dat een genuanceerde kijk verdient.

Er is sowieso al het feit dat burgemeesters en schepenen expertise binnenbrengen in parlementen die in grote mate de krijtlijnen uittekenen waarbinnen lokale besturen opereren.

Daarbovenop versterkt een cumulverbod de controle van de partijvoorzitters over hun parlementaire fracties. Schandalen zoals bij Publifin en Publipart maken nochtans ook duidelijk dat het belangrijk is dat politici zich durven uitspreken over wantoestanden zonder vrees voor represailles.

Of het zinnig is dat iemand als Bart De Wever vasthoudt aan zijn Kamerzitje, daar mogen we gerust vraagtekens bij plaatsen. Maar een totaalverbod op de cumul van een lokaal uitvoerend mandaat en een parlementair mandaat is geen passend antwoord. De remedie is erger dan de kwaal.

Meest gelezen