Hebben Vlamingen kwaliteitsvol werk? - Mieke Van Gramberen

Een nieuwe meting van de Stichting Innovatie en Arbeid licht een tipje van de sluier. Er zijn twee zaken die in het oog springen: minder Vlamingen hebben een kwaliteitsvolle job en minder mensen denken in de huidige job door te kunnen werken tot aan het pensioen.
opinie
Opinie

Mieke Van Gramberen is arbeidsmarkt- en organisatiedeskundige bij Flanders Synergy.

51% van de Vlamingen geeft aan te beschikken over een kwaliteitsvolle job. Dit is een job waarin je de mogelijkheid hebt om iets te leren en jezelf te ontwikkelen, waarin werkdruk hanteerbaar is en waarbij je werk en privé goed op mekaar afgestemd krijgt.

Dit aantal ligt aanzienlijk lager dan in 2013 (54,6%). De algemene vooruitgang geboekt sinds 2004 (52,3%) lijkt verdwenen. De daling is vooral te wijten aan de duik die de kwaliteit van de arbeid maakt in periode 2013 en 2016: nagenoeg alle sectoren zakken in de beleving van hun arbeidskwaliteit, het sterkst en meest frappant geldt dit voor de quartaire sectoren (zoals overheid, onderwijs en zorg). De doelstelling van de Vlaamse regering en de Vlaamse sociale partners om tegen 2020 het aantal kwaliteitsvolle jobs op 60% te brengen zal alleszins een bijzonder creatieve en zware inspanning vergen.

Psychische vermoeidheid

De terugval in arbeidskwaliteit wordt voornamelijk verklaard door de sterke toename van psychische vermoeidheid. De groep werknemers die problematische werkstress ervaart stijgt van 31,0% in 2004 naar 36,6% in 2016. In nagenoeg alle sectoren neemt de werkdruk aanzienlijk toe. De sterkste toename zien we – naast vermelde quartaire sectoren- in onder meer metaal, voeding, horeca, zakelijke dienstverlening en kleinhandel.

Dit is het tweede onderzoeksrapport op nauwelijks één maand tijd (cf. HIVA-studie, 2016) waarin men onafhankelijk van mekaar tot dezelfde conclusie komt: er is een sterke stijging van werkdruk. Hoe valt dit te verklaren?

Een deel van de oorzaak ligt in de omgeving waarin organisaties werken: die is complexer en onvoorspelbaarder geworden. Dit is geen nieuw gegeven maar leidt wel tot een steeds toenemende complexiteit op het werk. Steeds meer mensen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het eigen werk, ze moeten meer dan vroeger onvoorziene problemen oplossen en voeren ingewikkelde taken uit waarin ze voortdurend nieuwe dingen moeten leren.

Een toenemende complexiteit in de aard van het werk hoeft niet per definitie negatief te zijn. Op voorwaarde dat werknemers de nodige hefbomen in handen krijgen -zoals samenhangende en afgeronde takenpakketten, voldoende beslissingsruimte inzake werkvolgorde, -methode, -tempo & collega’s en/of een leidinggevende die hen ondersteuning biedt- vormen deze complexe situaties een bron van leren. Hier knelt het schoentje. Het vermoeden is dat de autonomie, de afhankelijkheid van anderen om tot een goede resultaat te komen, de ondersteuningsmogelijkheden ed. de afgelopen vijf jaar onvoldoende zijn mee geëvolueerd.

Omgaan met die complexe buitenwereld vraagt dat bedrijven zich intern anders organiseren. De bureaucratische organisatievorm - waarbij het werk wordt verknipt in kleine deeltjes, waarbij mensen afhankelijk zijn van beslissingen van andere afdelingen en/of vele leidinggevenden, moeten baan ruimen voor meer innovatieve organisatievormen. Een organisatie die bestaat uit eenvoudige bouwstenen en waarin mensen opnieuw ruimte ervaren om complexe opdrachten samen tot een goed eind te brengen, dat is de weg die we moeten inslaan.

Werken tot aan het pensioen? Liever niet

Een tweede markante vaststelling is dat het aantal mensen die het haalbaar acht om in de huidige job door te werken tot aan het pensioen, in vrije val is. In 2013 achtte 67,2% van de mensen dit haalbaar, in 2016 zakt dit cijfer naar een dieptepunt van 59,6%. Een steeds grotere groep heeft behoefte aan aangepast werk. De werknemers die het haalbaar achten om te werken tot aan het pensioen mits aangepast werk is gestegen van 26,6% in 2013 naar een piek van 36,6% in 2016.

Conclusie? Mensen willen wél langer werken maar ze vragen zich af hoe ze dat gaan doen. Daar moet het beleid op inspelen. Sociale partners en overheid moeten mee perspectief bieden. En mee nadenken over hoe contexten tot stand kunnen worden gebracht waarin de complexiteit toeneemt maar de werkdruk op een hanteerbaar en aanvaardbaar niveau blijft. Hoe brengen we deze voorbeelden op grotere schaal? Hoe kunnen werknemers –wetende dat voor ieder van ons een actieve rol is weggelegd om onze toekomst en loopbaan zélf in handen te nemen –worden ondersteund om hun loopbaan een nieuwe wending te geven?

Sociale partners en de overheid hebben eerder en mét succes, hun schouders gezet onder belangrijke maatschappelijke thema’s – zoals bijvoorbeeld het vergroten van leermogelijkheden op de werkplek. De voorzitter van de SERV (Sociaal Economische Raad van Vlaanderen), Ann Vermorgen, vertelde in de Vrije Markt dat de Vlaamse sociale partners de handschoen willen opnemen. Ze willen komen tot een actieplan inzake werkbaar werk. Dat is bemoedigend en noodzakelijk. Want werkbaar werk ontstaat niet vanzelf.

Meest gelezen