Het is niet omdat Theo Francken ongelijk heeft dat Abou Jahjah gelijk heeft - Lode Lauwaert

Wanneer is geweld een daad van terrorisme of een daad van verzet? De vraag staat op scherp sinds de aanslag vorige week in Israël en de beslissing van De Standaard om de samenwerking met columnist Dyab Abou Jahjah stop te zetten. Abou Jahjah vond dat geweld een "noodzakelijk middel". Staatssecretaris Theo Francken vond deze uitspraak "ziek".
opinie
Opinie

Lode Lauwaert werkt als postdoctoraal onderzoeker aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (KU Leuven). Hij interesseert zich als filosoof voor de rariteiten van de mens. Zo schreef hij een boek over markies de Sade, publiceert hij eind dit jaar bij Polis een boek over geweld, en verricht hij ook onderzoek naar zelfmoordterrorisme.

(c) koen broos www.koenbroos.be

Als het geval met Abou Jahjah al één ding leerde, dan is het wel dat onze postmoderne tijden nog niet voorbij zijn. Want wat bleek? Terwijl de ex-columnist de moord op de Israëlische soldaten een daad van verzet vond, stelden staatssecretaris Theo Francken (N-VA) en het tijdschrift Joods Actueel dat het om terrorisme ging.

Eén daad dus, maar twee tegengestelde interpretaties. Vreemd genoeg plaatsen commentatoren daar amper vraagtekens bij.

Onze afkeer uitdrukken

Dat de plegers en sympathisanten van aanslagen die daden zelf niet als terroristisch begrijpen, is dan weer niet verwonderlijk. Terrorisme is namelijk per definitie moreel fout, terwijl niemand zichzelf (of de strijd die men steunt) als verwerpelijk wil zien.

Omgekeerd is het ook begrijpelijk dat wij samen met Francken de aanslagen direct onder de noemer ‘terrorisme’ plaatsen. Want we willen ons distantiëren van die daden, en daar leent het woord ‘terrorisme’ zich goed toe, net omdat het verwijst naar een moreel foute daad.

Wanneer we dus zeggen dat iets terroristisch is, drukken we ook onze afkeer uit: we beschrijven dan niet alleen, maar zijn ook aan het (ver)oordelen.

Hoewel beide reacties begrijpelijk zijn, moeten we wel de patstelling van ‘ieder zijn waarheid’ ontmijnen. Zowel het publieke debat als het politieke bedrijf doen er goed aan om niet mee te huilen met de absurde idee van post-truth. Maar dan komt natuurlijk de vraag: wanneer is iets terroristisch?

Om te beginnen is het duidelijk dat terrorisme altijd gericht is op een doel. Terroristen zijn noch wildebrassen noch sadisten die louter voor hun plezier geweld uitoefenen. Die doelen kunnen overigens sterk uiteenlopen.

Want naast crimineel (maffia) en religieus terrorisme (IS) is er het politieke terrorisme van het Iers Republikeins Leger, en verder kan je ook conservatieve (staatsterrorisme) of revolutionaire (Rote Armee Fraktion) doelen onderscheiden.

Dat betekent meteen ook dat de voormalige Palestijnse leider Yasser Arafat ongelijk had. In zijn bekende speech voor de VN in 1974 stelde hij namelijk dat je ofwel vrijheidsstrijder ofwel terrorist bent. Dat is natuurlijk nonsens: je kan wel degelijk beide tegelijk zijn.

Al moet het debat genuanceerd blijven: wie strijdt tegen een bezetter kan terrorist zijn, maar dat is niet noodzakelijk zo. Hoed u dus voor wie die nuance niet maakt, want die doet mogelijk aan retoriek, met als doel om kritiek de mond te snoeren.

Onvoorspelbaarheid

Bevrijding of het kalifaat mag dan wel het doel zijn, paniek onder de bevolking is het middel waarop iedere terrorist inzet om zijn politieke of religieuze objectieven te bereiken. Geen terrorisme zonder paniek.

Maar ook geen paniek zonder onvoorspelbaarheid, zo weet ook de terrorist. Want hoe zou je collectieve angst kunnen creëren, indien je op voorhand zou weten waar en wanneer men zal toeslaan?

Onvoorspelbaarheid is dus essentieel om terrorisme te begrijpen, maar het is tegelijk wel de reden waarom sommigen menen dat terrorisme een irrationele praktijk is, wat natuurlijk volstrekt onterecht is.

Iedereen voelt spontaan aan dat deze analyse nog niet voldoet: er moet ook geweld zijn, of op z’n minst de dreiging met geweld. Zonder geweld geen terrorisme. Preciezer: dat geweld kan om het even waar en wanneer opduiken, maar de terrorist gebruikt het niet tegen eender wie.

De slachtoffers zijn goed uitgekozen: het gaat steeds over onschuldige burgers die recht op bescherming genieten.

Terrorisme is het bewust doden van burgers die principieel beschermd moeten worden, en het is precies dit feit dat terrorisme per definitie moreel fout maakt. Maar wanneer verliezen burgers hun onschuld?

Je kan het volgende criterium hanteren: mensen verliezen hun onschuld indien ze nauw verbonden zijn met de zaak waartegen de terrorist strijdt (denk aan agenten en politici).

Concreet wil dit zeggen dat de aanslag op de Twin Towers een terreurdaad was omdat de Amerikaanse burgerslachtoffers niet direct betrokken waren bij de VS-politiek in het Midden-Oosten.

Maar anders was het bij de moord op de Italiaanse premier Aldo Moro in 1978. Die moord, nochtans gepleegd door de terroristen van de Rode Brigades, is zelf geen terreurdaad, en dat komt omdat het slachtoffer lid was van het regime waartegen de terreurgroep streed.

"Politieke moord"

Hetzelfde kan je besluiten in verband met de aanslag van vorige week in Jeruzalem, net omdat het over Israëlische militairen ging. In beide gevallen is het beter om van ‘politieke moord’ te spreken.

Francken en Joods Actueel hebben dus ongelijk: het ging niet over een terreurdaad. Al wil dat uiteraard niet zeggen dat Abou Jahjah automatisch juist zou zijn.

Want het is niet omdat iets geen terrorisme is, dat het gerechtvaardigd zou zijn. Niet alle geweld is legitiem, net zoals niet alles wat toegelaten is (omdat het bijvoorbeeld gerechtvaardigd verzet is) ook noodzakelijk wenselijk is.

Meest gelezen