CETA: Wat ze ons willen wijsmaken - Jan Vandemoortele

In het CETA dossier worden veel halve waarheden verkondigd. We worden om de tuin geleid door studies en rapporten die tot enig doel hebben om zekerheden voor te stellen als onzeker. Wat willen ze ons wijsmaken?
opinie
Opinie

Jan Vandemoortele is doctor in de ontwikkelingseconomie en voormalig topman bij de Verenigde Naties.

Een tiental jaar geleden bedacht Robert Proctor, professor aan de universiteit van Stanford in de VS, de term agnotologie. Hij ontleent de term van het Griekse woord agnosis, dat betekent ‘niet weten’. Met agnotologie beweert hij dat onze onwetendheid niet enkel aan ons ligt.

Aan de hand van historische voorbeelden toont hij aan dat onze onwetendheid vaak vervaardigd en gemanipuleerd wordt. We worden om de tuin geleid door studies en rapporten die tot enig doel hebben om zekerheden voor te stellen als onzeker; of om onzekerheden te presenteren als zaken die gewoon met gezond verstand te maken hebben.

Een voorbeeld daarvan is de wijze waarop de tabaksindustrie de publieke opinie jarenlang beïnvloedde door studies en berichten de wereld in te sturen die bedoeld waren om aan te tonen dat roken helemaal niet schadelijk is voor de gezondheid. 

Ook nu in het CETA-dossier

Agnotologie krijgt toepassingen in tal van andere domeinen; o.a. in de voedingsindustrie met betrekking tot de bezorgdheid omtrent suiker en obesitas. Klimaatsceptici gebruiken het om CO2-uitstoot af te doen als onschadelijk.

Nu gebeurt hetzelfde met CETA, het vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en Canada. Het veto van Wallonië stuit op onbegrip en ongeloof in het buitenland. Zoals gebruikelijk komt er in het binnenland ook een communautair aspect bij kijken.

Vrijhandel wordt voorgesteld als progressief en voordelig voor iedereen; maar deze veronderstellingen hebben meer te maken met agnotologie dan met de werkelijkheid.

In de vele persberichten en interviews zijn er twee vragen die niet aan bod komen, nochtans zijn ze essentieel om agnotologie te overkomen. 

Waarom zo lang onderhandelen?

De eerste is: Waarom neemt een vrijhandelsakkoord zeven lange jaren van onderhandelen in beslag? Als vrijhandel gaat over het opschorten van allerhande belemmeringen tot handel, dan zou zo’n akkoord toch in enkele weken rond kunnen zijn?

Het antwoord is dat CETA niet over vrijhandel gaat. Tarieven en quota’s verlagen tussen Canada en de EU zullen weinig impact hebben op de economische groei en de tewerkstelling om de eenvoudige reden dat zo’n barrières reeds erg laag zijn.

De meeste EU-lidstaten hebben reeds een handelsakkoord met Canada. Het klinkt misschien paradoxaal, maar CETA gaat in feit meer over protectionisme dan over vrijhandel; omdat CETA vooral de octrooi- en auteursrechten verlengt en verstrengt.

Deze vorm van bescherming geldt voor allerhande goederen en diensten, gaande van geneesmiddelen tot software, muziek en films. Ze verhogen vaak de prijs tot ver boven de zogenaamde vrije marktprijs.

Zo’n rechten zijn vaak gelijk aan torenhoge handelstarieven. Als dusdanig leidt CETA tot een belemmering van de vrijhandel. Hier wordt niet beweerd dat octrooien en auteursrechten geen nut hebben; wel dat ze niet misbruikt mogen worden om monopolistische posities te bestendigen.

Indien onze onderhandelaars werkelijk geïnteresseerd zijn in vrijhandel dan zou CETA zo’n posities afbouwen, niet versterken.

Waarom is arbitrage nodig?

De tweede vraag is: Waarom zijn speciale arbitragehoven nodig om handelsgeschillen uit te klaren tussen staten en grote bedrijven? Werken onze rechtbanken niet meer? Is het risico reëel dat Canada of EU-lidstaten zullen overgaan tot nationalisatie en confiscatie van privébedrijven?

In het VRT Journaal van enkele dagen geleden maakte de Vlaamse minister-president de vergelijking tussen zo’n rechtsinstanties en het Internationaal Strafhof van de Verenigde Naties.

Dat was nogal kras want het Internationaal Strafhof kan alleen zijn bevoegdheid uitoefenen wanneer aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, vooral wanneer de nationale rechtbanken niet bereid of niet in staat zijn om criminelen te vervolgen.

Zijn de rechtbanken in Canada en in de EU-lidstaten niet in staat of niet bereid om deze rol te vervullen? Het is duidelijk dat speciale arbitrage deel uitmaakt van de extra bescherming die de grote zakenwereld opeist en opdringt.

Duidelijke en overtuigende antwoorden op deze twee vragen zouden een publiek debat over CETA goed doen om de halve waarheden te overstijgen die nonchalant worden verkondigd door politici, grote bedrijven of machtige belangengroepen.

In plaats van ten gronde over CETA te debatteren, verkiezen ze echter om onwetendheid te koesteren bij de bevolking. Agnotologie strooit doelmatig zand in de ogen.

Meest gelezen