Wat nu met onze vrijhandel? - Guillaume Van der Loo

De weigering van Wallonië om het vrijhandelsverdrag CETA tussen Europa en Canada te ondertekenen lokt de vraag uit of België het Europese handelsbeleid ondermijnt. Mag een kleine regio een beslissing van alle andere lidstaten blokkeren?
opinie
Opinie

Guillaume Van der Loo is postdoctoraal onderzoeker aan het Ghent European Law Institute (GELI) en het Centre for European Policy Studies (CEPS), een onafhankelijke denktank in Brussel.

Onder grote belangstelling van de internationale pers verklaarde Waals minister-president Paul Magnette afgelopen vrijdag in het Waals Parlement plechtig dat de Waalse regering niet de vereiste toestemming zal geven aan de federale overheid om het langverwachte handelsakkoord met Canada (CETA) te ondertekenen op de Europees-Canadese top van 27 oktober. Ook het Brussels Parlement gaf al eerder rood licht.

Dit lokte meteen woedende reacties uit aan Vlaamse zijde. Zo verklaarde Vlaams minister-president Geert Bourgeois dat dit ertoe leidt dat België zich isoleert op Europees en internationaal vlak met een grote reputatieschade tot gevolg. 

Steeds meer binnelandse politiek

Dit Waalse njet heeft dan ook een communautaire dimensie aangezien het de Franstalige oppositiepartijen in de federale regering zijn (PS, CDH, Ecolo en PTB) die CETA blokkeren in Wallonië. Bovendien is het vooral Vlaanderen dat zou profiteren van dit akkoord aangezien het verantwoordelijk is voor meer dan 80% van de Belgische export.

Het lijkt er ook sterk op dat de PS zich niet alleen door inhoudelijke argumenten laat leiden, maar zich vooral ferm wil positioneren om de toenemende druk van de radicaal linkse PTB te counteren.

Beleidsmakers en diplomaten in de EU en Canada proberen nu wanhopig te begrijpen waarom in België 6 regeringen hun akkoord moeten geven voor het ondertekenen van een internationaal akkoord.

Maar deze situatie toont niet alleen het complexe besluitvormingsproces aan in België, het legt ook een fundamenteler probleem bloot op EU-niveau: hoe komt het dat één lidstaat een handelsakkoord kan blokkeren voor de hele EU?

Steeds meer protest

Terwijl EU-handelsakkoorden vroeger maar weinig animo opwekten is er sinds de laatste jaren een sterk gepolariseerd debat ontstaan over het EU-handelsbeleid. Vooral het controversiële TTIP-akkoord dat onderhandeld wordt met de VS moet het ontgelden bij ngo’s, vakbonden en consumentenorganisaties.

Deze vrezen dat het akkoord zal leiden tot de verzwakking van EU-regelgeving op gebied van milieu en voedselveiligheid, het alleen multinationals zal bevoordelen en dat het geschillenbeslechtingssyteem (Investor-State dispute settlement (ISDS)) buitenlandse investeerders in staat zal stellen hun gastland te dagvaarden wanneer ze vinden dat hun belangen geschaad zijn.

Het zijn ook deze argumenten die het Waals Parlement aanhaalt in haar resolutie tegen CETA. In Duitsland kwamen er vorige maand nog tienduizenden betogers op straat voor een manifestatie tegen CETA en TTIP en in de Europese wijk in Brussel moet je al goed zoeken om een verkeersbord te vinden waar er nog geen "stop TTIP/CETA"-sticker op kleeft.

Steeds meer lidstaten versus EU

Ook al is de kritiek op CETA en TTIP vaak wel wat doorgedraaid en ongenuanceerd, op zich is het uiteraard een goede zaak dat er eindelijk een brede belangstelling voor deze materie is. Bovendien hebben deze protesten de Commissie er al toe aangezet om de onderhandelingen over handelsakkoorden transparanter te maken en het ISDS-systeem te hervormen.

Een fundamenteler probleem is echter de toegenomen rol van de lidstaten in het EU-handelsbeleid.

Sinds de oprichting van de EEG in 1957 is handel een exclusieve EU-bevoegdheid. Dit houdt in dat enkel de EU vrijhandelsakkoorden kan sluiten met een derde land, en niet de lidstaten apart. Maar dit wil daarom niet zeggen dat de lidstaten niet betrokken zijn in de totstandkoming van deze handelsakkoorden.

Integendeel, op EU-niveau zijn de lidstaten vertegenwoordigd in de Raad van de Europese Unie. Voor vrijhandelsakkoorden is het is dan ook de Raad die de Europese Commissie een mandaat geeft om de onderhandelingen op te starten met een bepaald land.

Tijdens de onderhandelingen houdt de Raad de Commissie nauwlettend in het oog en na afloop moet de Raad een besluit nemen om het akkoord te ondertekenen en finaal te sluiten.

Voor handelsakkoorden wordt deze beslissing met gekwalificeerde meerderheid genomen. Dit betekent dat één lidstaat niet zomaar het akkoord kan blokkeren, ook al wordt er in de praktijk bijna steeds naar een unanieme beslissing gezocht. Bovendien moet sinds het Verdrag van Lissabon ook het Europees Parlement haar toestemming geven vooraleer een handelsakkoord in werking kan treden.

Steeds meer dan tarieven

De EU heeft nu al tientallen vrijhandelsakkoorden gesloten met landen over heel de wereld. De eerste handelsovereenkomsten werden voornamelijk gesloten met kleinere buurlanden en focusten op het wegwerken van douanetarieven van industriële goederen.

Deze akkoorden werden alleen door de EU gesloten, zonder dat ze nog eens door alle lidstaten moesten worden goedgekeurd. Maar het laatste decennium is de EU-handelsagenda veel ambitieuzer geworden en wil de EU ‘diepe en brede’ vrijhandelsakkoorden afsluiten met belangrijkste handelspartners en groeilanden globaal.

De voornaamste reden voor deze ‘bilaterale’ aanpak zijn de vastgelopen onderhandelingen op het niveau van de Wereldhandelsorganisatie.

Meer dan Canada

Deze nieuwe generatie vrijhandelsakkoorden gaat veel verder dan het afschaffen van douanetarieven aangezien deze tot doel hebben handelsbarrières weg te werken in alle domeinen die cruciaal zijn geworden in de hedendaagse geglobaliseerde wereldeconomie zoals handel in diensten, technische handelsbelemmeringen, intellectuele eigendom, investeringen, overheidsopdrachten en duurzame ontwikkeling.

Zo sloot de EU in 2011 een ambitieus vrijhandelsakkoord met Korea en onderhandelde het recent gelijkaardige akkoorden met o.a. Canada (CETA), Singapore en Vietnam. Zulke vrijhandelsakkoorden worden ook nog onderhandeld of beoogd met vele andere landen zoals de Verenigde Staten (TTIP), Japan, Mexico en Australië.

Meer invloed EU, maar ook van de lidstaten

Om dit te realiseren hebben de lidstaten bovendien langzaam maar zeker in bijna in elke verdragswijziging de omvang van het exclusieve EU-handelsbeleid uitgebreid.

Zo hebben de lidstaten in het Verdrag van Lissabon nog nieuwe bevoegdheden naar het EU-niveau overgeheveld op het gebied van handel in diensten, intellectuele eigendom en directe buitenlandse investeringen.

Maar paradoxaal genoeg eisen lidstaten steeds meer dat vrijhandelsakkoorden gesloten worden als ‘gemengde akkoorden’.

Dit zijn akkoorden met derde landen die niet alleen door de EU gesloten worden, maar ook door alle lidstaten. De juridische reden hiervoor is dat deze akkoorden ook bepalingen bevatten die niet onder het exclusieve EU-handelsbeleid vallen maar onder de bevoegdheid van de lidstaten.

Steeds meer politieke motieven

Maar de lidstaten hebben eerder politieke motieven om handelsakkoorden als ‘gemengd’ te catalogiseren aangezien zulke akkoorden niet alleen goedgekeurd moeten worden door de EU maar ook door alle 28 lidstaten, elk volgens hun eigen grondwettelijke procedures. Zo bekomen de lidstaten elk een vetorecht bij de totstandkoming van zulke akkoorden.

De Europese Commissie en de lidstaten liggen dan ook op dit punt in discussie. Zo heeft de Commissie in juli dit jaar voorgesteld om CETA als een gemengd akkoord te sluiten onder druk van de lidstaten en om de ondertekening van het akkoord niet verder uit te stellen, ook al is het de tegenovergestelde mening toegedaan.

Om duidelijkheid te scheppen over deze delicate bevoegdheidsverdeling vroeg de Commissie recent aan het Hof van Justitie van de EU of de EU nu alleen een handelsakkoord met Singapore kan sluiten, of ook de lidstaten hun goedkeuring moeten geven (wat uiteraard de voorkeur is van de Raad en de lidstaten). 

Steeds meer bijkomende eisen

In tegenstelling tot de lidstaten interpreteert de Commissie het exclusieve handelsbeleid zo ruim mogelijk om net te vermijden dat één of meerdere lidstaten een handelsakkoord kunnen blokkeren, bijvoorbeeld voor redenen die niks met handel te maken hebben of omdat een lidstaat zijn goedkeuring zou gebruiken als pasmunt in onderhandelingen over een ander dossier.

De laatste maanden blijkt ook dat deze vrees niet onterecht is. Zo kan de Nederlandse regering een associatieakkoord (dat ook een vrijhandelszone bevat) met Oekraïne niet ondertekenen omdat een minderheid van de Nederlandse kiesgerechtigden in een consultief referendum het akkoord heeft verworpen.

Dat deze neen-stemmers eerder geleid werden door onvrede met de regering-Rutte of door ruimere anti-migratie- of anti-EU-gevoelens verandert niks aan het resultaat. Of zo dreigden Roemenië en Bulgarije ermee om CETA te blokkeren zolang Canada de visumplicht voor Roemeense en Bulgaarse burgers niet schrapt. Of in het geval van België kan dus 1 van de 6 overheden een akkoord tegenhouden voor de hele EU.

Steeds meer Eurosceptiscisme

Hiermee ondergraven de lidstaten één van de belangrijkste beleidsdomeinen en verwezenlijkingen van de Europese Unie: een gemeenschappelijke handelspolitiek die de EU in staat stelt om als 1 blok op het wereldtoneel haar handelsbelangen en agenda te verdedigen en te promoten.

De toekomst ziet er niet rooskleurig uit. Het sluiten van nieuwe handelsakkoorden zal altijd wel bemoeilijkt of verhinderd worden door één lidstaat, al dan niet voor redenen die inhoudelijk met het akkoord te maken hebben. Het groeiende euroscepticisme en populisme in verschillende lidstaten zal dit nog verder bemoeilijken.

En nu?

Het feit dat handelsakkoorden een zuivere EU-aangelegenheid moeten blijven, staat los van het debat over de specifieke inhoud van deze akkoorden.

Het huidige debat dat is losgebarsten rond TTIP en CETA bij het bredere publiek kan en moet een impact blijven hebben op de richting van het EU-handelsbeleid en nationale parlementen moeten sterker hun nationale regering opvolgen in de Raad (ook al zijn dit er 6 voor 1 lidstaat).

Maar een ‘gemeenschappelijke’ handelspolitiek die gestuurd wordt vanuit 28 hoofdsteden is geen werkbare optie om de mondiale uitdagingen van de 21e eeuw het hoofd te bieden.

Meest gelezen