Is een preventieve aanpak van radicalisering nog mogelijk? - Erik De Soir

Door de snel opeenvolgende terreuraanslagen zal de publieke opinie weldra niet meer willen weten van preventie en riskeren bevolkingsgroepen met verschillende geloofsovertuigingen lijnrecht tegenover elkaar te komen staan. Dit zou een ramp zijn voor onze samenleving.
opinie
Opinie
Karel Hemerijckx

Erik de Soir – Doctor in de Psychologie – Doctor in de Sociale en Militaire Wetenschappen - Docent Crisispsychologie verbonden aan het Departement Gedragswetenschappen aan de Koninklijke Militaire School

Saint-Etienne-du-Rouvray in de Seine-Maritime. Alleen door een mirakel heeft de 87-jarige Guy C. een terreuraanslag overleefd tijdens de ochtenddienst van dinsdagmorgen 26 juli 2016 in het plaatselijke kerkje. Zijn vrouw Jeanne getuigde op televisie over de gruwel die plaatsvond in aanwezigheid van drie kloosterzusters en de 86-jarige priester Jacques Hamel. Om 9.45 uur drongen twee terroristen langs de achterdeur aan het altaar de kerk binnen. De priester werd meteen tegen de grond geslagen en viel zieltogend neer. De vier vrouwen kregen te horen dat ze als gijzelaar zouden dienen en Guy kreeg een mobiele telefoon in handen om de vermoorde priester op bevel van de terroristen te filmen. Maar meteen daarna kreeg ook Guy vier messteken en viel hij voor dood neer op de kerkvloer. Kort daarop werden de terroristen neergeschoten door de politiediensten en de bejaarde man haalde het nog net.

Intussen rouwt Saint-Etienne-du-Rouvray om zijn geliefde priester, die bekend stond als een figuur die de dialoog over de gemeenschappen heen bewaarde en actief bezig was met het slaan van bruggen naar de plaatselijke moslimgemeenschap, die eveneens geschokt is door deze laffe daad. Op woensdag werd de vermoorde geestelijke herdacht op vele plaatsen in Frankrijk, waaronder ook in de Notre-Dame de Paris in aanwezigheid van de meest prominente leiders van de Franse republiek. Maar vandaag woedt het debat over deradicalisering opnieuw in alle hevigheid. De Franse kranten schreeuwen het uit en stellen de vraag hoe het mogelijk is dat Adel Kermiche, een van de daders, onlangs nog vrijkwam met een enkelband nadat hij ervan verdacht was gevaarlijk te zijn en reeds meerdere pogingen ondernomen had om in Syrië te gaan strijden en terwijl de inlichtingendiensten reeds vier dagen de tweede dader, een gevaarlijk en geradicaliseerd individu met een baard, gesignaleerd hadden als iemand die dicht bij een "passage à l’acte" stond. Een zoektocht tegen de klok die om begrijpelijke reden verloren werd in de veelheid van informatie die momenteel voorhanden is.

Overal beweegt het, alles beweegt en overal lijkt plots gevaar te loeren. De angst om inschattingsfouten te maken stijgt en de publieke opinie staat op scherp. Maar toch lijkt het te veel op de reeds gekende litanie: persconferenties waarin politici verscherpte maatregelen aankondigen, het vrijkomen van propagandavideo’s waarin IS de daders verheerlijkt, (inter)nationale verontwaardiging en een roep om meer samenwerking, overleg tussen de leiders van de verschillende godsdiensten, het samenroepen van de nationale veiligheidsraad en, opnieuw, politiek gekrakeel en spanningen tussen de veiligheidsdiensten onderling.

Ik wil me geen oordeel vormen over alle veiligheidsaspecten in dit soort zaken noch over deze nieuwe aanslag, die het aantal Franse doden door terreur sedert begin 2015 op 255 brengt. Ik ben geen veiligheidsexpert die de tactisch-operationele en repressieve kant van de terreurdreiging onder de loep moet nemen.

Sedert enkele jaren gaat mijn volle aandacht in deze problematiek naar de mogelijkheden en het bereik van een menselijke aanpak vanuit een aspect van preventie. In 2015 sprak ik de leden van de "Commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering" toe in het Vlaams Parlement met als insteek de mogelijkheden voor het inschakelen van gedragswetenschappers in het preventieluik van de terreurbestrijding. Op eigen initiatief zocht ik aansluiting bij enkele Europese initiatieven zoals het Radicalisation Awareness Network (RAN) en kon ik optekenen dat er toch heel wat mogelijkheden zijn om in te grijpen voor het te laat is.

Op vakantie in Frankrijk valt me in het publieke debat vooral het gevecht van Nadia Remadna, stichtster van de “Brigade des mères à Sévran” (in Seine-Saint-Denis), op. Gebeurtenissen zoals de aanslag in Nice en de drieste aanslag op de priester van Saint-Etienne-du-Rouvray brengen het gevecht van de moeders uit haar beweging opnieuw een harde slag toe. De voedingsbodem waarop hun actie gericht is, riskeert totaal weg te vallen. Door dit soort snel opeenvolgende gebeurtenissen zal de publieke opinie weldra niet meer willen weten van preventie en riskeren bevolkingsgroepen met verschillende geloofsovertuigingen lijnrecht tegenover elkaar te komen staan. Dit zou een ramp zijn voor onze samenleving en uitmonden in nog meer geweld. Aanslagen kunnen misschien niet altijd voorkomen worden, maar volgens Nadia bleef de familie van Adel Kermiche, een van de daders, die de radicalisering van hun zoon hadden bekendgemaakt bij de politiediensten in de kou staan. Nog niet eens zo lang geleden werd ik zelf gecontacteerd door ouders die enkele teksten van me hadden gelezen en hulp zochten omdat hun beide zonen in de handen waren gevallen van radicale rekruteerders. Bij contactname met leden van de lokale politiezone kregen ze geen gehoor en werd er niet eens een pv opgemaakt. Het zal ook niet meteen een groen nummer zijn dat radicalisme en terreurdaden zal tegengaan, maar wel het voeren van een gecoördineerde strijd tegen religieus radicalisme, schooluitval en -falen, sociale uitsluiting en maatschappelijke verrotting.

In de krant "Aujourd’hui en France" van 28 juli 2016 gaat Nadia Remadna nog verder. Volgens haar zal geen enkele bezorgde moeder eigenhandig durven contact opnemen met het nummer van "Stop Djihadisme", alleen al de benaming boezemt angst in. Ze schuwt het niet om ronduit te pleiten voor de afschaffing van de salafistische scholen die, onder het mom van het geven van onderwijs in het Arabisch, zoekende jongeren aansporen om het woord van de Profeet beter te verdedigen. Wat daar dan al mee bedoeld wordt, is te vaak onduidelijk en dit moet beter in toom gehouden worden. De kracht om jongeren te stoppen moet volgens haar komen van families die ervaring hebben met het probleem en die vaak zelf een kind verloren in de strijd in Syrië, voor andere families die met het beginnende probleem geen raad weten. De status van de moeder in de islam is volgens haar sterk genoeg om de jongeren zelf een halt toe te roepen.

Misschien moeten ook cineasten, theatermakers en kunstenaars zich mee in de strijd werpen. "Ne m’abandonne pas", de eerste Franse film over ouders die hun dochters uit de klauwen van de jihad willen redden, trok eerder dit jaar nog 5 miljoen kijkers en de film vindt veelvuldig zijn weg naar scholen en ouderverenigingen die met het probleem van radicalisering worden geconfronteerd. Het kost alleen moed om deze weg zo open en met steun van alle geloofsgemeenschappen op te gaan.

Waar mijn aanbevelingen aan de "Commissie bestrijding van gewelddadige radicalisering" in de praktijk nog te veel dode letter bleven, is op het vlak van de inschakeling van specialisten uit de geestelijke gezondheidszorg met kennis van dit fenomeen, liefst in combinatie met een gedegen opleiding in de traumapsychologie.

Serge Hefez, psychiater van het befaamde Pitié-Salpêtrière-hospitaal in Parijs, werkt met jongeren van tussen de 15 en 25 jaar die hij weer normaal wil leren functioneren in de maatschappij. Het is niet correct om terroristen systematisch als psychiatrische gevallen te bestempelen, maar de gebeurtenissen van de laatste weken tonen voldoende aan dat er bij de daders heel wat problemen van psychiatrische origine zijn.

Dat was trouwens ook al een van de conclusies van een Brits onderzoek dat in een bijeenkomst van het bovengenoemd Radicalisation Awareness Network aan bod kwam. Veel van die jonge daders zijn niet zo verschillend van jongeren die aan zelfverminking doen of wegdeemsteren in de marge van de samenleving. In gevallen waar de familie niet (meer) bij machte is om een bron van steun en opvang te zijn, vervreemden ze van hun leefkern en riskeren ze terecht te komen in een diepe identiteitscrisis.

Natuurlijk kan radicalisering haar oorsprong vinden in de psychiatrische achtergrond van een persoon, maar meestal is het niet de enige reden. Zowel religie als socio-economische achtergrond en ontwikkelingsniveau spelen een rol. Aan de andere kant staan de "rekruteerders" klaar, gewiekst in het uitkiezen van net die jongeren die vatbaar zijn. Zoals een roofdier zijn prooi vanop afstand ruikt, zo mikken deze ronselaars precies op een kwetsbare groep. Speeches over het complot van het Westen tegen de moslimbroeders, de moorden op die broeders in landen in oorlog en de roep van het hogere ideaal met als uitweg de eeuwige roem en het paradijs, worden er geleidelijk aan ingelepeld. Dat liedje is al langer bekend. Volgens diezelfde Hefez is ook de strategie van Abou Bakr al-Baghdadi, de huidige chef van IS, aan het veranderen, waarschijnlijk onder de grote verliezen die IS onlangs opliep onder de herhaalde mokerslagen van de internationale coalitie. Er is een oproep aan de volgelingen om alleen toe te slaan, onverwacht en op plaatsen die niet als evident kunnen worden gezien.

Dit op zich is een trekpleister voor "lone wolfs" met meer een paranoïde en psychiatrische achtergrond, die in alle hevigheid en buiten alle proportie toeslaan, zoals onlangs Omar Mateen, de doder van de nachtclub in Orlando of Mohamed Lahouaiej Bouhlel, de truckdoder van Nice. Hun motief kan moeilijk alleen religieus zijn op basis van hun voorafgaand gedrag: ze kleden zich westers, drinken alcohol, letten niet te nauw op hun voeding en geven zelfs vaak blijk van afwijkend seksueel gedrag. Het ergste is dat ze er zelf van overtuigd zijn dat het een gevecht van één tegen allen is, dat goed bij hun psychiatrisch profiel past, waarbij zij uiteindelijk als een held sterven. Maar ook als een martelaar want ze "schenken" zichzelf, bekeken vanuit hun ziekelijk standpunt, een grandioos en apocalyptisch einde waardoor hun naam vanaf dan gaat deel uitmaken van de geschreven en verbeelde geschiedenis.

Preventie is hierbij het enige redmiddel dat ik kan bedenken. Aangezien het tijdig ingrijpen van de ordediensten niet steeds mogelijk zal zijn, moeten gedragswetenschappers een grotere rol krijgen, zowel binnen geloofsgemeenschappen als binnen scholen, jeugdhuizen, educatieve centra voor ouders, vluchtelingencentra en gevangenissen.

Elke vorm van sociale isolatie, vereenzaming in subgroepen en afwijkend gedrag, in de bevolkingsgroep jonger dan 30 waarbinnen velen nog op zoek zijn naar een juiste plaats en identiteit in de gemeenschap, moet zo snel mogelijk worden gedetecteerd en in kaart gebracht. Gedesillusioneerde terugkeerders moeten evenzeer worden geholpen, zoals in het Pitié-Salpêtrière-ziekenhuis in Parijs, om stilaan weer normale sociale verbindingen aan te gaan met de gemeenschap. Binnen alleen een repressieve context riskeren ze verder te radicaliseren.

Dit is niet het werk van enkele straathoekwerkers, maatschappelijk assistenten of psychologen met een immigratieachtergrond of vrijwilligersorganisaties. Dit zal in België een sterk uitgebouwde en goed gecoördineerde aanpak vragen om de betrokken federale niveaus op de realiteit binnen de gewesten en de regio’s te laten aansluiten.

Et maintenant?! Il n’est peut-être pas encore trop tard…

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen