Ze zeggen dat Europa vooral met details bezig is - Hendrik Vos

Is er een goede reden waarom Europa veel regeltjes maakt die zelfs een varkenshok tot op de centimeter bepalen? In de felle discussies over de brexit zijn ook leugens en halve waarheden verteld. Hoogleraar Hendrik vos zoekt in een reeks voor ons uit wat waar of fout is. Vandaag deel 3.
opinie
Opinie

Hendrik Vos is hoogleraar aan de Universiteit Gent, waar hij directeur is van het Centrum voor EU-studies.

“Europa moet groot zijn in de grote dingen en klein in de kleine dingen.” Het is een van de weinig zaken waar iedereen het over eens lijkt. De Europese Unie moet zich niet bezighouden met allerlei detailregelingen, zo wordt gezegd.

Toch bestaat het overgrote deel van de Europese wetgeving uit superspecifieke afspraken en normen op de meest uiteenlopende vlakken, terwijl de aanpak van grote politieke uitdagingen veel moeizamer lijkt te gaan.

De ijver waarmee de Unie voorschrijft wat er op een pakje sigaretten moet staan, tot en met de dikte van het kadertje rond de gezondheidswaarschuwing, in millimeters, staat in elk geval in schril contrast met het gebrek aan doortastendheid waarmee het terrorisme of de grootschalige belastingontwijking worden aangepakt.

Het welzijn van het Europese varken

Eindeloos veel uiterst specifieke zaken worden in Europese wetgeving geregeld, gereglementeerd of gedefinieerd. Het achterlicht van een tractor, het ontwerp van kinderzitjes in de auto, de omschrijving van chocolade, het lawaai van grasmaaiers, de chemische samenstelling van de verf waarmee legoblokken worden gekleurd – we kunnen honderden, wellicht duizenden voorbeelden geven.

Laten we er eentje uitpikken: varkensstallen. In een Europese wet uit 2008 worden minimumnormen vastgelegd ter bescherming van varkens. Zeugen moeten naar Europees recht per exemplaar kunnen beschikken over een vloer van 1,3 vierkante meter, die voor maximum 15% uit afvoergaten mag bestaan, die op hun beurt een maximale grootte van 20 millimeter mogen hebben. De vloer moet effen zijn, maar niet glibberig. Ten minste acht uur per dag moet er in de stal een lichtintensiteit van minstens 40 lux zijn.

Het is slechts een kleine greep uit een hele massa van gedetailleerde voorschriften om het leven van het Europese varken aangenamer te maken.

"Hebben die Europese politici in Brussel en Straatsburg niets beter te doen?”, vragen velen zich af. Uiteraard zijn er belangrijkere zaken, maar dat wil niet zeggen dat het Europees vastleggen van die gedetailleerde afspraken geen zin heeft. Anders zouden die regels wel zijn afgeschaft. En dat gebeurt niet – integendeel, er komen er altijd meer. Daar is ook een goede reden voor. Sterker nog, het heeft te maken met de essentie van het Europese project.

Een markt met regels

De core business van de Europese integratie is altijd de eenheidsmarkt geweest: de Unie is één grote supermarkt, waar bedrijven overal actief kunnen zijn, consumenten over de grens kunnen kijken, diensten en goederen zonder obstakels overal kunnen worden aangeboden. Er is in de geschiedenis van de Europese integratie altijd een brede consensus geweest tussen links en rechts dat dit nuttig was.

In vergelijking met de afgesloten, gefragmenteerde marktjes van weleer, bracht de Europese eenheidsmarkt heel wat voordelen met zich mee: consumenten hebben meer keuze en betalen vaak lagere prijzen, terwijl bedrijven goedkoper kunnen werken omdat ze hun diensten en goederen meteen in de hele Unie kunnen verkopen, zonder obstakels, tarieven of extra controles.

De eenheidsmarkt leidde tot meer banen en economische groei, en dus hogere belastinginkomsten, waardoor de lidstaten van de Europese Unie er in slaagden om de meest genereuze systemen van sociale bescherming ter wereld uit te bouwen.

Langs links wordt er wel gemord omdat het in de eerste plaats de grote bedrijven zijn die voordeel hebben bij zo’n eengemaakte markt – niet toevallig hebben zij er zo hard voor gelobbyd. Tegelijk moppert men langs rechts over de vele regels waaraan diezelfde bedrijven dan moeten voldoen.

Die regels zijn nochtans onlosmakelijk met de ene markt verbonden. Toen Jacques Delors, een Franse socialist, in 1985 voorzitter werd van de Europese Commissie was het zijn eerste prioriteit: hij wilde de eenheidsmarkt, zeker voor goederen, realiseren tegen eind 1992, het Europa 92-project.

Maar tegelijk was het voor Delors duidelijk dat die markt geen Vrij Westen mocht zijn, zonder regels. De vrije concurrentie zou niet mogen leiden tot een sociaal of ecologisch kerkhof, of tot minder bescherming van de consument.

Race tot he bottom

Het probleem is dat het op een eengemaakte markt erg moeilijk is om dat soort regels op nationaal niveau te bepalen. Laten we even terugkeren naar de varkens.

Met Ben Weyts hebben wij een minister die erg bekommerd is om het welzijn van dieren. Vele lidstaten hebben vandaag een minister met dezelfde bevoegdheid. Dus worden er databanken aangelegd voor verloren gelopen honden, er worden plannen gesmeed om de overpopulatie van katten aan te pakken en er worden opleidingen ingericht voor wie in een asiel wil werken. Dat kan allemaal perfect op nationaal of regionaal vlak geregeld worden.

Maar stel dat Ben Weyts plots een grote sympathie ontwikkelt voor varkens. Varkens worden over het algemeen gehouden uit commerciële overwegingen, om er later spek van te maken. Stel nu dat Weyts van de Vlaamse varkensboeren eist dat zij hun stallen diervriendelijker inrichten en dat varkens meer plaats en licht moeten hebben.

Varkens zullen gelukkiger zijn, maar er zal een prijskaartje aan vasthangen. Het Vlaamse varkensvlees zal bijgevolg wat duurder worden.

Maar als de Franse collega van Weyts minder liefde voor de varkens voelt, dan zou een Frans varken in de meest triestige omstandigheden kunnen worden gehouden. Dat vlees zou uiteraard goedkoper zijn. Een kotelet van een verdrietig varken smaakt niet noodzakelijk slechter dan de kotelet van een blij varken.

De consument heeft de neiging om voor het goedkoopste te gaan, en op de eengemaakte markt zullen de Vlaamse varkensboeren in de problemen komen. In het buitenland zal men minder geïnteresseerd zijn in de dure Vlaamse koteletten en in eigen land zullen consumenten in de winkel kiezen voor de Franse.

We zouden kunnen verbieden dat er Franse varkens in onze winkels belanden, maar dan trekken we weer een barrière op. De Fransen zullen dan wellicht vergeldingsmaatregelen nemen en verhinderen dat goedkope producten van bij ons nog op hun markt komen.

Bovendien blijft het probleem overeind dat we geen varkensvlees meer kunnen exporteren wegens te duur.

De bekommernis om dierenwelzijn botst op een limiet, en de druk om de diervriendelijke maatregelen af te schaffen, zal toenemen. Het ene na het andere land zal minder beschermende maatregelen nemen. Er ontstaat een race to the bottom, om op de eengemaakte markt te kunnen meespelen.

Gelijk speelveld

Dat is ook zo op het vlak van milieubeleid of sociale bescherming: als bedrijven in land A geen rekening moeten houden met normen inzake uitstoot of met sociale afspraken over het recht op jaarlijkse vakantie van werknemers, terwijl er in land B wel strenge normen gelden, dan zullen de producten van bedrijven uit land B duurder worden, en dat is nefast op de eengemaakte markt.

Dus, zo zei Delors, is het nodig om het speelveld gelijk te trekken. Is er in Europa een breed draagvlak voor dierenwelzijn, milieubescherming en sociale rechten? Dan gaan we concrete afspraken hierrond voortaan ook gezamenlijk maken. Als we dat niet doen, zal er immers wel ergens een lidstaat zijn die het wat minder nauw neemt, bijgevolg goedkoper is, en daarmee de rest in de problemen brengt.

Dus leggen we samen vast dat werknemers in alle lidstaten recht hebben op minimaal vier weken betaalde vakantie, dat bedrijven zich aan heel gedetailleerde milieunormen moeten houden, en dat de vloer in varkensboerderijen effen moet zijn, maar niet glibberig.

Ook productnormen moeten op een eengemaakte markt natuurlijk samen worden vastgelegd. Als één lidstaat toestaat dat er goedkope, maar gevaarlijke loodhoudende verf gebruikt wordt bij het kleuren van speelgoed, dan dreigt dat speelgoed de hele markt te overspoelen. Om dat te vermijden wordt tot in de kleinste details voor iedereen vastgelegd wat er wel en niet in speelgoedverf mag zitten.

Anders gezegd, al die pietluttigheden die Europees geregeld worden, zijn een logisch gevolg van de interne markt. Ze kleven er als het ware aan vast.

Gaten in het speelveld

Ligt het speelveld daarmee helemaal gelijk? Nee, want er zijn gaten: er zijn terreinen waar het (nog) niet lukt om gezamenlijke afspraken rond te maken.

Op sociaal vlak zijn er best wel wat gemeenschappelijke regels (bijvoorbeeld over de inrichting van werkplaatsen, en zelfs over arbeidstijd), maar er is geen Europese wetgeving rond minimumlonen. Er zijn ook geen Europese regels rond bedrijfsbelastingen.

Landen die een hoog minimumloon willen en die bedrijven op een ernstig niveau belasten, maken het zichzelf lastig. Want in de eengemaakte markt gaan bedrijven de neiging hebben om zich te vestigen waar de lonen lager zijn en waar ze minder belast worden. Ze kunnen hun producten immers toch overal kwijt, zonder barrières.

In theorie kunnen lidstaten, bij gebrek aan Europese regels, zelf wel hogere normen hanteren, maar dan prijzen ze zich letterlijk uit de markt. Dus gaan ze eerder met elkaar in concurrentie, door lonen en vooral belastingen op een zo laag mogelijk niveau te leggen.

De meest effectieve manier om zo’n spiraal naar omlaag te stoppen, is door ook deze zaken op Europees niveau te regelen. Daar is wetgeving voor nodig, die finaal ook door de lidstaten moet worden goedgekeurd. Voorlopig is er geen meerderheid te vinden die wil weten van een Europees minimumloon of een Europese bedrijfsbelasting.

Een goede reden

Dat EU zich bezig houdt met details is dus correct. Maar er is ook een goede reden voor. De eengemaakte markt, die economisch zo belangrijk is, vraagt nu eenmaal om een gezamenlijke aanpak van allerlei kwesties.

Wie bezorgd is over het milieu, over de veiligheid van speelgoed of over het lot van boederijdieren, kan dit niet meer land per land regelen. Want dan zijn er opnieuw grenscontroles nodig om na te gaan of een product wel aan de eigen normen voldoet. Of om te controleren of de leverancier zich wel hield aan de regels die jij belangrijk vindt.

Met zoveel obstakels zou er al snel geen Europese markt meer zijn en zou Europa een verzameling zijn van uiterst gefragmenteerd marktjes, met elk hun eigen regels en normen. In de praktijk worden dat gesloten economieën, en dat zijn over het algemeen geen paradijzen.

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen