Vertolken Franstalige liberalen de Vlaamse grondstroom? - Dave Sinardet

Vandaag in onze reeks over één jaar na de verkiezingen van 25 mei 2014 kijkt professor Dave Sinardet naar de start en het voorlopige resultaat van deze merkwaardige regering voor de politieke geschiedenis van ons land. Hij onderzoekt de politieke krachten die de (in)stabiliteit van de regering Michel bepalen.
opinie
Opinie

Toen de regering Michel gevormd werd, leek het een wat wankele constructie te worden. Zeg nu zelf: een Belgische regering met maar één Franstalige partij (en niet eens de grootste), een Vlaams-nationalistische partij die een ellendig imago torst in het andere landsdeel en geen enkele partij die de brug maakt met de Franstalige deelregeringen. Het leken recepten voor instabiliteit en conflict.

Toch leek de regering Michel ook te kunnen bouwen op enkele stevige fundamenten: een federale regering met (centrum-)rechtse partijen die socio-economisch dicht bij elkaar liggen, zonder de PS die volgens veel Vlaamse politici hervormingen blokkeerde, én met eindelijk eens een verkiezingsloze periode van maar liefst vier jaar voor de boeg. Het leken recepten voor stabiliteit en fundamentele hervorming.

In beide gevallen leverden die recepten echter niet het verwachte gerecht op. Integendeel. Er is wel degelijk instabiliteit en conflict in de regering, maar die komt nu net niét uit de hoek waar men haar verwachtte, wel uit die hoek waar men ze helemaal niet van zag komen.

Vlaamse grondstroom?

De dubbelzinnige positie van de N-VA? Ja, er is wel wat zenuwachtigheid bij de Vlaams-nationalistische achterban wat nu en dan tot een koortsopstootje leidt, vooral vanuit de Vlaamse regering. Maar Bart De Wever lijkt er voorlopig goed in geslaagd de traditionele achterban te overtuigen dat een regering zonder socialisten best een communautaire stilstand waard is.

De asymmetrische regeringen aan Franstalige kant? Ja, rond de factuur die de federale overheid naar de deelgebieden stuurde waren er sterke spanningen tussen de federale en de Waalse regering - het tegendeel zou wel zeer bizar zijn - maar echte beleidsblokkeringen kwamen er voorlopig niet. MR en PS lijken de regeringen waarin ze zitten niet meteen als wapen tegen elkaar te willen gebruiken.

De lastige positie van de MR als enige Franstalige partij? Heeft de MR al ergens last van, dan is het de kwaliteit van sommige van haar ministers, maar verder lijken de Franstalige liberalen zich in de regering als een vis in het water te voelen. Charles Michel mag dan bijna en stoemelings premier zijn geworden, die rol past vrij goed bij de positie van zijn partij die in deze regering eerder in het centrum zit. Op socio-economisch vlak zit de MR vaker op een lijn met de CD&V, op vlak van veiligheid meer op die van N-VA. Inhoudelijke problemen met de achterban vanwege een beleid dat te veel of te weinig rechts is, moet Michel niet meteen vrezen. Misschien zijn de Franstalige liberalen uiteindelijk de ware vertolkers van de mythische Vlaamse grondstroom?

ACW?

Alleszins een geluk dat er nog een Franstalige premier is om een consensus te zoeken tussen Vlaamse partijen die constant vechtend over de straatstenen rollen. Wat ons meteen brengt tot de elementen die bronnen van stabiliteit leken te zullen worden.

Partijen - zeker aan Vlaamse kant - die inhoudelijk op dezelfde lijn zitten en dus vrij probleemloos een beleid kunnen uitstippelen? Vergeet het.

Integendeel: de voornaamste bron van instabiliteit in deze regering ligt overduidelijk bij de tegenstellingen tussen de Vlaamse partijen. Omdat die electoraal deels in dezelfde vijver vissen en deels daardoor veelvuldig kibbelen, ja, maar er is meer aan de hand dan deze steeds herhaalde analyse: de conflicten zijn dieper en fundamenteler. Vooral dan tussen CD&V en de twee andere Vlaamse partijen.

Alleen al over de rol van het sociaal overleg - en dus over het belang van het middenveld - staat de visie van CD&V haaks op die van N-VA, wat geen verrassing zou mogen zijn.

Maar ook ten gronde in belangrijke socio-economsiche debatten: over (verdere) besparingen in de sociale zekerheid, het indexmechanisme, beperken van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd, het belasten van vermogens- en andere winsten, enzovoort, enzoverder. Van de weeromstuit gaan N-VA en Open VLD dan weer met elkaar in opbod om de trofee te verdienen van meest 'taxofobe' partij.

Het is duidelijk dat CD&V zich in deze federale regering strategisch heeft geherpositioneerd ter linkerzijde, maar evenzeer werd de voorbije jaren onderschat dat CD&V een partij is met ook een niet onbelangrijke sociale en vakbondsvleugel die veilig in het centrum zat en zich dus wel eens kon verstoppen achter PS of cdH. Nu moet ze bepaalde gevechten zelf én openlijk leveren. Zoals Herman Van Rompuy zei ten tijde van de pogingen om in 2007 een centrum-rechtse regering te maken: 'In een rechtse regering zijn wij allemaal ACW'ers'. De fundamentele tegenstellingen tussen Vlaamse partijen werden de voorbije jaren onderbelicht, wellicht door een fixatie op de PS.

Dankzij of ondanks socialisten?

Wat ons naadloos brengt bij de volgende niet ingeloste verwachting. Een week voor de verkiezingen stelde Bart De Wever dat zowat alle Vlaamse partijen in essentie inhoudelijk op een lijn zaten, zelfs de SP.A zat volgens hem in het zogenaamde N-VA-model dat werd geplaatst tegenover het PS-model. Nu blijkt dat noch PS, noch sp.a erbij hoeft te zijn om deze regering gebukt te laten gaan onder klassieke links-rechts tegenstellingen.

Het is ongetwijfeld zo dat met socialisten een aantal beleidskeuzes van deze regering veel moeilijker tot onmogelijk waren geweest: er was wellicht geen indexsprong (maar door de lage inflatie had die nog geen effect) en zeker geen optrekken van de pensioenleeftijd naar 67 (maar dat is pas voor een paar regeringen later).

Anderzijds: terwijl het voorstel van een vermogenswinstbelasting jarenlang een marginaal bestaan leidde en zelfs door socialistische partijen niet werd verdedigd haalde CD&V het onder druk van de vakbonden naar het centrum van het politieke debat door er de inzet van de tax shift van te maken. Dat houdt natuurlijk wel risico's inhoudt want CD&V zal nu ook afgerekend worden op iets wat ze in deze regering zeer moeilijk kan binnenhalen. Want zoals de debatten nu in de media verlopen lijkt het erop dat als de consensus dan toch wordt gevonden, de verschillende partijen elkaar eerder neutraliseren in plaats van wederzijds de taboes opzij te schuiven en samen vooruit te gaan.

Eindelijk tijd?

En dat brengt ons bij de laatste gepercipieerde bron van stabiliteit die de verwachtingen niet waar maakte. Hoe vaak wezen allerlei analisten - inclusief ondergetekende - er niet op dat de opeenvolging aan verkiezingen de voorbije tien jaar (2003, 2004, 2006, 2007, 2009, 2010, 2012, 2014) lange termijn beleid en grote hervormingen onmogelijk maakten omdat politici bij elke beslissing meteen aan de mogelijk nefaste electorale gevolgen dachten. De regering Michel zou daarentegen de eerste in 20 jaar zijn die minstens 4 jaar kan regeren in een verkiezingsloze periode. Eindelijk zouden dus grote, mogelijk onpopulaire maar noodzakelijke hervormingen kunnen worden doorgevoerd.

De grote fiscale hervorming die ons voor de verkiezingen werd beloofd wijst (voorlopig) helaas op het tegendeel. Over een aantal hervormingen waarover quasi iedereen het rationeel eens is dat ze noodzakelijk zijn werden al taboes uitgesproken. Zo gaf Bart De Wever al enkele keren openlijk toe dat het huidige systeem dat bedrijfswagens fiscaal subsidieert nefaste gevolgen heeft. Maar toch ligt het te gevoelig om te wijzigen, zelfs al dalen tegelijk de lasten op arbeid.

Hetzelfde geldt voor de hervorming van het kadastraal inkomen: dat het kadaster gebaseerd is op gegevens uit 1975 betekent dat sommigen te veel en andere te weinig betalen. Maar nog liever houdt men deze situatie in stand dan zij die te weinig betalen voor de borst te stoten. Een zuivere, fundamentele verschuiving van de belastingen blijkt dus onmogelijk uit angst dat dit de perceptie oplevert dat de belastingen stijgen. En zelfs vier jaar voor de volgende verkiezingen leeft men dus in angst voor een foute perceptie.

Toegegeven, in het pensioendebat heeft men wel een grote sprong vooruit gemaakt, door plotseling over 67 jaar te spreken terwijl het zelfs niet in de partijprogramma's stond, maar dat is voor later: in de praktijk blijkt het nog steeds zeer moeilijk om de reële pensioenleeftijd die niet eens op 60 ligt, op te trekken en vooral allerlei uitzonderingen te hervormen, zoals onlangs bleek voor de politie waar men tot nader order nog steeds op 58 of 59 op pensioen zal kunnen gaan.

Of blik al op verkiezingen '18?

Intussen draait de communicatiemachine al op volle toeren, met de koers gericht op de lokale verkiezingen van 2018. Nadat enkele weken geleden N-VA een ongeziene grote marketingcampagne lanceerde, zette afgelopen weekend CD&V haar lokale verankering expliciet in de markt.

Uiteraard zou het van een zeer grote naïviteit getuigen om te verwachten dat partijen plots niet meer in electorale termen zouden denken, maar de mate waarin dit vier jaar voor de volgende verkiezingen een cruciale drijfveer lijkt te zijn verbijstert en verontrust zelfs een doorgewinterde politicoloog.

(De auteur doceert politieke wetenschappen aan de VUB.)

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen