Kan BDW veroordeeld worden wegens racisme? - Dirk Voorhoof

De uitspraken van Bart De Wever in het VRT-programma Terzake over Marokkanen en Berbers hebben al heel wat reacties uitgelokt en ze blijven nazinderen. Politici van de N-VA scharen zich achter De Wever, anderen betreuren de uitspraken van de Antwerpse burgemeester, sommigen vinden ze ongepast of politiek en moreel verwerpelijk. De strafklacht die nu tegen BDW is ingediend door de Association Marocaine des Droits Humains (AMDH), roept de vraag op of de Berber-uitspraak van BDW ook een strafbare meningsuiting is, in strijd met de antiracismewet.
opinie
Opinie

Een duidelijk onderscheid

Laat het duidelijk zijn: de antiracismewet verbiedt geen uitingen die denigrerend of stereotyperend zijn of waar mogelijk een racistisch geurtje aan zit. De wet bestraft uitingen die bewust in het openbaar aanzetten tot discriminatie, segregatie, haat of geweld jegens een groep personen of gemeenschap, wegens hun nationaliteit, afkomst, nationale of etnische afstamming of zogenaamd ras. De wetgever tilt wel zwaar aan dergelijke feiten: straffen kunnen oplopen tot fikse geldboetes en zelfs tot gevangenisstraffen van een maand tot een jaar.

"Dan stop ik ermee"

Bart De Wever reageert, zoals te verwachten was, fel op de klacht. Hij voert aan dat hij enkel de waarheid heeft gesproken door specifiek de Marokkaanse gemeenschap, en vooral Berbers, te viseren bij zijn analyse van het falend inburgeringsbeleid. Volgens De Wever wordt racisme te gemakkelijk ingeroepen als een excuus voor persoonlijk falen, vooral door sommige bevolkingsgroepen, zoals de Marokkaanse gemeenschap. "Vooral Berbers. Dat zijn zeer gesloten gemeenschappen, met een wantrouwen tegenover de overheid", poneerde De Wever. Hij liet ook optekenen dat gedurende lange tijd “de verkeerde soort migranten” massaal in ons land zijn toegelaten. De Wever vindt evenwel niet dat zijn uitspraken aanzetten tot racisme. “Als ik daarvoor word veroordeeld, is het 'game over'”, zegt BDW: “dan stop ik ermee”.

Een gedwongen exit is mogelijk

De vraag is evenwel of die keuze bij Bart De Wever zelf ligt. Als BDW wordt veroordeeld wegens inbreuk op de antiracismewet is de kans immers niet denkbeeldig dat hij meteen ook voor een bepaalde periode van het recht wordt ontheven om verkozen te worden. Een gedwongen politieke exit dus. Deze sanctiemogelijkheid staat uitdrukkelijk in de wet.

Het overkwam eerder ook al Daniel Féret, de voormalige lijsttrekker van het Belgische Front National, die in 2006 door het Brusselse hof van beroep werd veroordeeld wegens aanzetten tot racisme en vreemdelingenhaat. Féret werd veroordeeld tot een werkstraf van 250 uur en werd voor 10 jaar vervallen verklaard van het recht om verkozen te worden. Féret vond toen de vervolging die tegen hem was ingesteld en de veroordeling die erop volgde schandelijk en in strijd met de politieke expressievrijheid. Hij zegde toch immers maar gewoon de waarheid en hij had vooral kritiek geuit op het fiasco van het inburgeringsbeleid van de opeenvolgende regeringen.

Daarom trok Féret naar het Europees Hof in Straatsburg, zich beroepend op de vrijheid van meningsuiting. Het Europees Mensenrechtenhof heeft de klacht van Féret evenwel verworpen, met een nipte meerderheid weliswaar. Volgens het Hof mag van politici verwacht worden dat zij bevolkingsgroepen niet tegen elkaar opzetten en geen haatgevoelens zaaien onder de diverse bevolkingsgroepen. Een racistisch discours dat de waardigheid en de veiligheid van groepen in de samenleving aantast, kan niet door de beugel.

Het is dus verantwoord op te treden, ook via het strafrecht, tegen uitspraken van een politicus die aanzet tot discriminatie en vreemdelingenhaat, en daardoor de sociale cohesie in gevaar brengt en voeding geeft aan onverdraagzaamheid en racisme. Het zijn niet mijn woorden, het zijn de overwegingen en argumenten van het Europees Hof voor de Rechten de Mens.

Het eindoordeel is aan de rechter

Daarmee is natuurlijk nog niet gezegd dat BDW veroordeeld zal worden in toepassing van de antiracismewet. Zover is het duidelijk nog niet. Vraag is immers of de klacht doorverwezen zal worden, of er een opheffing komt van de parlementaire onschendbaarheid van BDW (zoals ook gebeurde in de zaak-Féret, al sleepte die procedure wel enkele jaren aan) en of dan ook nog finaal een rechtscollege de uitspraken van De Wever als aanzet tot racisme of discriminatie zal beoordelen.

In dat geval moeten de uitspraken van BDW in hun context bekeken worden en zal rekening gehouden worden met het voornemen, de inhoud, de formulering en de impact ervan. Om nog eens te vergelijken met de veroordeling van Féret: de FN-kopman had bij herhaling opgeroepen om migranten terug te sturen naar hun land van herkomst, om de voordelen van de sociale zekerheid voor te behouden aan Belgen en Europeanen en om opvangcentra voor politieke vluchtelingen om te bouwen tot huisvesting voor dakloze Belgen. Féret pleitte er ook voor om de toegang tot de arbeidsmarkt af te schermen voor enkel Belgen en Europeanen en om een einde te maken aan subsidies voor socioculturele organisaties die instaan voor de integratie van migranten.

Bij Féret ging het om een herhaald oproepen tot effectieve discriminatie van niet-Europese vreemdelingen. De uitspraken van De Wever in Terzake hebben dergelijke strekking niet. Maar dat wil niet zeggen dat ze daarom zonneklaar buiten de toepassing van de antiracismewet vallen.

De beperking op de vrijheid van meningsuiting als gevolg van de Belgische antiracismewet vloeit voort uit internationaalrechtelijke verplichtingen en is door opeenvolgende parlementen én door het Grondwettelijk Hof als noodzakelijk beoordeeld in een democratische samenleving. Politici die zich met bepaalde uitspraken in de gevarenzone van de toepassing van de antiracismewet bewegen, doen er dan ook goed aan, als tegen hen een strafklacht wordt ingediend of vervolging wordt ingesteld, de uitspraak van de rechterlijke macht af te wachten.

Een eventuele vrijspraak van BDW in deze zaak zal dan de verdienste hebben dat het duidelijker wordt waar de mogelijkheden en waar de grenzen zich bevinden van het politieke debat in verband met inburgering en racisme. Wie aanvoert dat het niet aan de rechterlijke macht toekomt om die krijtlijnen vast te leggen, negeert een beslissend kenmerk van de democratische rechtsstaat. Het komt evenwel ook niet aan de geviseerde groepen zelf toe om denigrerende kritiek gelijk te schakelen met het strafbaar aanzetten tot racisme, discriminatie of vreemdelingenhaat.

Het is nu aan justitie om hierover zo vlug mogelijk klaarheid te scheppen. Zonder nog meer verbaal geweld, dreigementen of haantjesgedrag dus van de betrokkenen. Een stevig debat moet kunnen, maar met meer wederzijds respect. Voor een burgemeester zou dit vanzelfsprekend moeten zijn.

 

(Dirk Voorhoof is hoogleraar Mediarecht aan de Universiteit Gent.)

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen