Pensioenen: hoger, lager?! - Kim De Witte

Verzekeringsmaatschappijen vroegen de regering om het minimumrendement op aanvullende pensioenen te verlagen van 3,25 naar 0,4 procent. Dat kan neerkomen op een halvering van uw aanvullend pensioen over een hele loopbaan. De regering zegt het voorstel te willen bekijken. Opnieuw een stap in de verkeerde richting.
opinie
Opinie

België heeft de laagste pensioenen van het oude Europa. Een gemiddeld pensioen bij ons bedraagt maar goed de helft van een gemiddeld inkomen. In de ons omringende landen is dat twee derde of vier vijfde. Wie door ziekte, echtscheiding of ontslag geen kans kreeg om een spaarpot opzij te zetten, belandt al gauw in de armoede. In België is bijna één op vijf ouderen arm, in Nederland is dat slechts één op twintig, in Frankrijk één op tien.

Laatste loon of lengte loopbaan?

Sommige wijten de lage Belgische pensioenen aan de lengte van de loopbanen. Maar dat is veel te kort door de bocht. Indien we het wettelijk pensioen van een Belgische werknemer vergelijken met dat van een Nederlander, een Fransman, een Brit en een Duitser, die allemaal even lang gewerkt en even veel verdiend hebben, dan heeft de Belg het laagste pensioen. Het lage pensioen is vooral te wijten aan de Belgische pensioenwetgeving, niet aan het langer of korter werken.

Een werknemer die 45 jaar gewerkt heeft krijgt hier een pensioen gelijk aan 60% van zijn of haar gemiddeld loon. Een werknemer die minder dan 45 jaar gewerkt heeft, krijgt minder dan 60% van zijn of haar gemiddeld loon. 60% van het gemiddeld loon is zeer weinig. Dat is min of meer de definitie van de armoedegrens (60% van het mediaan equivalent inkomen). Het loon waarop het pensioen wordt berekend, wordt bovendien onvolledig geïndexeerd en niet aangepast aan de welvaart.

In andere landen wordt het pensioen berekend op basis van het laatste loon, op basis van kortere loopbanen en/of op basis van betere percentages. Dat zorgt onmiddellijk voor betere pensioenen. De vraag stelt zich waarom de pensioenwetgeving voor werknemers nooit verbeterd werd.

Liberale versus sociale visie

Er zijn twee tegengestelde visies op het pensioenbeleid: een sociale en een liberale visie. De sociale visie pleit voor een sterke sociale zekerheid, met een brede risicospreiding, een hoge rechtsbescherming tegen faillissement en een zekere herverdelende solidariteit (werknemers die meer dan 52.760 euro per jaar verdienen, zijn solidair met werknemers die minder verdienen).

De liberale visie pleit voor een sterke private spaaractiviteit, met een lagere risicospreiding (het risico wordt vooral gedragen door het individu), een lagere rechtsbescherming (private pensioeninstellingen die failliet kunnen gaan) en geen inkomensherverdelende solidariteit.

Het Belgisch pensioenbeleid vertrok lange tijd van de sociale visie. Dat is echter veranderd. Ook in België werd de privatisering van de pensioenen voorbereid. Paradoxaal genoeg gebeurde dat door twee pensioenministers van de sp.a: Marcel Colla in 1996 en Frank Vandenbroucke in 2003. Zij voerden de wet op de aanvullende pensioenen in. De aanvullende pensioenen moesten zorgen voor dat extra bovenop de wettelijke pensioenen. De privatisering werd verkocht onder de noemer van ‘sociale’ aanvullende pensioenen: een aanvullend pensioen voor alle werknemers met een gegarandeerd minimumrendement.

De ene zijn brood ...

De balans van het ‘sociale’ aanvullende pensioenbeleid is niet rooskleurig. De aanvullende pensioenen zijn en blijven de pensioenen van de ongelijkheid: bijna de helft van de stortingen voor het aanvullend pensioen komen in de zakken van amper vijf procent van de werknemers terecht. Voor bedrijfsleiders worden miljoenen euro’s aan aanvullende pensioenrechten opgebouwd, met alle sociale en fiscale voordelen van dien. Voor gewone werknemers gaat het over enkele duizenden euro’s. Een druppel op een hete plaat wanneer de facturen van rusthuis, zorg, hospitalisatieverzekering binnenstromen.

Het aanvullend pensioen is bovendien niet zonder risico. Recent ging de aanvullende pensioenverzekeraar APRA Leven failliet. Hierover zijn nog verschillende rechtszaken lopende, maar in een aantal gevallen werd al geoordeeld dat de gedupeerde werknemers een deel van hun opgebouwde pensioenrechten verliezen.

Het aanvullend pensioen is ook niet zo voordelig. In een studie aan de KU Leuven  (zie vooral p 20) werd het pensioenrendement vergeleken. De zogenaamde ‘beheers- en administratiekosten’ voor aanvullende pensioenen kunnen oplopen tot 40 procent van de gestorte premies. Geld dat verdwijnt in de zakken van private pensioeninstellingen.

Het aanvullend pensioen is tot slot niet neutraal. Loon uitbetalen onder de vorm van een aanvullend pensioen is veel voordeliger dan gewoon loon uitbetalen. Op het gewone loon betaalt een werkgever ongeveer 35 procent aan werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid. Op het loon onder vorm van een aanvullend pensioen betaalt de werkgever slechts 8,8 procent. Dat is vier keer zo weinig. De dupe is de sociale zekerheid. De FOD Sociale Zekerheid trok al aan de alarmbel: de daling van de werkgeversbijdragen is één van de belangrijkste evoluties van de laatste tijd. Het aanvullend pensioen haar brood, is het wettelijk pensioen haar dood.

Minimale bescherming

De Belgische overheid verbond zich tot de ‘geleidelijke verhoging’ van de sociale zekerheid (in artikel 12 van het Europees Sociaal Handvest). Maar eigenlijk gebeurt het tegendeel. De wettelijke pensioenen worden afgebouwd: de pensioenbonus is geschrapt (179,4 euro per maand minder pensioen voor wie actief blijft tot 65 jaar), verschillende gelijkgestelde periodes verdwijnen (tot 125 euro minder pensioen per maand), de ambtenarenpensioenen worden afgebroken (al snel 300 euro minder pensioen per maand).

De wettelijke pensioenen worden omgebouwd tot een minimale bescherming tegen armoede. Voor een fatsoenlijk inkomen na een leven van intense arbeid, moeten we hoe langer hoe meer beroep doen op de private spaaractiviteit. De ervaringen uit het buitenland (VS en UK) leren ons dat een sociale zekerheid die focust op armoede, vroeg of laat omslaat in een arme sociale zekerheid. Zij verliest de steun van de middenklasse, die vecht voor het behoud van een sterke sociale zekerheid.

Met het voorstel van de verzekeringssector om de rendementsgarantie te beperken tot 0,4 procent, wordt het 'sociale' karakter van het aanvullend pensioen nog verder ingedijkt. Onbegrijpelijk dat de regering dit in overweging neemt. Als het goed gaat, dan gaan verzekeraars lopen met de winst. Als het slecht gaat, dan krijgen werknemers de rekening gepresenteerd.

Een kwestie van beschaving

België heeft nood aan een sociaal pensioenbeleid. Wie oud is kan de cijfertjes op zijn of haar bankrekening niet meer veranderen. Zijn of haar lot hangt af van de gemeenschap. Dat lot mogen we niet verbinden aan de grillen van de markt. Een sociaal pensioenbeleid spreidt de risico’s over een brede groep. Het zorgt voor bescherming tegen verlies van opgebouwde pensioenrechten. Het voorziet een zekere inkomensherverdelende solidariteit (vanaf een welbepaalde loongrens, die momenteel op 52.760 euro ligt).

Men kan beschavingen rangschikken aan de manier waarop ze met hun ouderen omgaan”, zo schreef de bekende antropoloog Lévi-Strauss. België heeft de laagste pensioenen van het oude Europa. Bijna één op vijf ouderen is arm. Dat is een pijnlijk feit. De oorzaak is een falend pensioenbeleid.

 

(Kim De Witte is docent in de leergang pensioenrecht van de KU Leuven en pensioenspecialist van de PVDA.)
 

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen