Een doodgeboren wetsvoorstel - Jan Nolf

Het liberale wetsvoorstel om voor verkeersovertreders “ de strafmaat te temperen” zit dicht bij het record van het kortste parlementaire bestaan. Officieel ingediend op 8 januari werd het gisterochtend via een tweet van Open VLD haastig afgevoerd: “verkeersveiligheid is topprioriteit en slachtoffers verdienen respect. Wetsvoorstel was verkeerd signaal en wordt dan ook ingetrokken”. Vijf parlementaire bladzijden roemloos herleid tot minder dan 140 tekens. En nu ?
opinie
Opinie

Over voortschrijdend inzicht gesproken

Dinsdag, in De Standaard, luidde het vanwege volksvertegenwoordiger Sabien Lahaye-Battheu nog strijdvaardig: ”dat moet natuurlijk besproken worden”. Het was immers “de bedoeling om correcte en gepaste vonnissen te krijgen”. Tegen dat laatste kan niemand bezwaar hebben, al is de eerste vereiste die voor een vonnis bij mij opkomt, die van ‘rechtvaardig’.

Toch klonk meteen een soort ontkenning van moederschap door want “het was eigenlijk een wetsvoorstel van de hand van Guido De Padt” (recordhouder van parlementaire vragen en ook een tijdje minister van Binnenlandse Zaken).

In 2006 was Guido De Padt inderdaad de eenzame vader die de parlementaire geboorteakte van het wetsvoorstel inzake dodelijke verkeersongevallen ondertekende: een vermindering van de maximumgevangenisstraf van vijf naar drie jaar.

Bij de tweede herindiening van het voorstel in 2008 kreeg hij de handtekeningen mee van gewezen minister van verkeer Herman De Croo, Willem-Frederik Schiltz, evenals de dames Lahaye-Battheu en Van Cauter. Die twee laatsten verkregen bij de derde herindiening in 2011 enkel nog de handtekening van Patrick Dewael. De vierde keer, op 8 januari 2014 bleken ze de enig overgeblevenen.

Een afvallingskoers dus. De aanhouder wint niet altijd. Het wetgevende duo had extra moeten nadenken.

Een "depadtje" doen

Het reflexmatig herindienen van oude wetsvoorstellen kunnen we nu “een depadtje” noemen. Binnen partijen worden zo’n teksten ook wel uitgedeeld om de teller van hardwerkende parlementairen draaiend te houden. Platgetreden paden worden zonder nadenken opnieuw bewandeld tot ze een bedorven pad in de korf worden.

Op de website van volksvertegenwoordiger Battheu luidde het gisteren dat het voorstel “dus volledig losstaat van de huidige actualiteit”. Dat is nu net het probleem.

Het oude voorstel “temperde de strafmaat” voor verkeer met een louter technische motivering, ingefluisterd door het College van parketten-generaal. Het parket had opgemerkt dat oudere wetten de andere onopzettelijke dodingen minder streng bestraften dan de recente wetten dat deden voor verkeersdelicten.

Dat is nu toch een vreemde redenering, recht uit de ivoren toren van justitie zelf.

Immers gaan sinds meerdere jaren alle straffen de hoogte in. De actuele vraag was vandaag dus niet zozeer of vrij recent voor doding en verwonding binnen het verkeer een te hoge bestraffingsruimte ontstaan was. De vraag van 2015 was integendeel of die oude wetten voor doding en verwonding buiten het verkeer om, niet van een ouderwets gebrek aan respect getuigden voor het leven en de lichamelijke integriteit van de medeburger.
Daar zijn we minstens sinds 2006 toch nog wat gevoeliger voor geworden, of niet ?

Het volstaat ondertussen niet oude wetten op hun actualiteit te toetsen. Dat laatste is o.m. het werk van de parlementaire commissie wetsevaluatie die daarvoor sinds april 2013 zelfs suggesties vraagt aan de burger via een eigen website www.comitewetsevaluatie.be .

Het parlementair kwaad moet bij de wortel van het wetsvoorstel aangepakt en dan kan ook kostbaar tijdverlies voor parlementairen zelf vermeden worden. Kieper achterhaalde voorstellen in de parlementaire prullenbak. En vooral: recycleer ze niet.

Hoe het vroeger was

Ik blik eerst even terug op mijn decennium als advocaat. Voorhechtenis bij zware verkeersongevallen met intoxicatie gaven in de jaren 70-80 heel vaak aanleiding tot langere voorhechtenis. Die wordt dezer dagen weer enthousiast toegejuicht als een voorschot op straf. Ik herinnerde me uit die tijd van toen de ontredderde blik van naarstige werkmensen en brave familievaders in de grauwe cel van het gerechtsgebouw: “haal me hier uit, het was een ongeluk ! Straks verlies ik nog mijn job erbij...”. Uiteraard hadden ze te veel gedronken, soms misdadig veel.

In de tachtiger jaren kantelde die wrede juridische praktijk want voor het gerechtelijk onderzoek zelf had die voorhechtenis geen enkele zin, en langzaam groeide ook de overbezetting van gevangenissen.

In 1995 namen de professionele politierechters als “verkeersrechters” het werk van de vrederechters over. Gevangenisstraf werd weggewuifd als ouderwets. Om de centen was het nog te doen: van boete tot schadevergoeding, in industriële koelte afstandelijk afgehandeld.

Welke straf voor verkeersterroristen?

Dat de doden uit het verkeer uit het anonieme familiale lijden traden is vooral de verdienste van de media, waar het Instituut voor Verkeersveiligheid onschatbare partners vond. Het verdriet vond een weg en werd een maatschappelijke en pedagogische aanklacht tegen de al te lang aanvaarde collateral dammage van Koning Auto.

Empathische rechters vervingen hier en daar de ijskoningen van justitie. Het was hoog tijd – ook om het vel van justitie zelf te redden overigens.

Maar zoals altijd slaat de klepel door. Rechters spreken soms een taal waar procureurs bij verbleken. Hier en daar lijkt het wel een showproces om ondertussen heel het land te waarschuwen. Is dàt de rol van een rechter wel, vraag ik me wel eens af.

Niet de Peter van Dendermonde, maar die van de Brugse politierechtbank pleitte anderhalve maand geleden voor “gevangenisstraf op water en brood” voor dat “poepeloere dronken rijden”. En om de beeldspraak te vervolledigen voegde Peter Vandamme er in een streep zwarte humor nog de ketting “en een bol aan hun enkel, zoals in de tekenfilms” aan toe.

Ondertussen was het dezelfde Brugse politierechter die de kritiek van heel Vlaanderen over zich heen kreeg omdat hij een bestaande wet pienter toepaste: de wagen van de zware overtreders verbeurd verklaren. Dat lijkt nochtans pas ‘immanente rechtvaardigheid’ want je rijdt meestal met de auto die je portemonnee toelaat.

De vrijheid van de rechter

De vraag is niet of een rechter streng moet zijn, maar hoe.

Het signaal moet niet uitgaan van één vonnis in één enkele zaak – opgediend als vogel voor de pers - maar van een coherente wet. Die zit er na jaren van steekvlampolitiek en jojo-wetgeving misschien eindelijk aan te komen.

Minister Koen Geens gaf in zijn beleidsverklaring uitdrukkelijk aan dat korte gevangenisstraffen geen oplossing zijn in misdaadbestrijding. Het is dus evenmin een beschaafde manier om wegpiraten ‘wakker te schudden’. Ook niet als het om jonge voetballers met fataal dure sponsorauto’s gaat.

Er moeten meer diverse en duurzame strafmogelijkheden buiten de gevangenismuren gecreëerd worden en daar maakt de minister wellicht (verder) werk van. Dat stemt dan uiteindelijk overeen met wat ook in het liberale voorstel stond: “de rechter meer vrijheid te geven bij de bepaling van de strafmaat”.

Dat zou pas een klare kentering zijn, nadat een wantrouwende wetgever jarenlang die marge van rechterlijke straftoepassing en strafuitvoering benauwend versmalde.

(De auteur was vrederechter en twittert op @NolfJan)

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen