Met religie spot je niet - Fernand Keuleneer

Volgens de heersende mening was de aanslag op Charlie Hebdo een “aanslag op de vrije meningsuiting”, een van de “hoekstenen van onze beschaving”. Met die opinie ben ik het niet eens.
opinie
Opinie

Aanslagen worden niet gepleegd op waarden of hoekstenen, maar op concrete doelwitten met de bedoeling macht te tonen en een proces in gang te zetten dat machtsverhoudingen wijzigt of tot een wijziging bijdraagt. Zoals steeds zijn de relevante vragen ook in dit geval van een totaal andere orde, namelijk: welke (politico-criminele) netwerken zijn hier aan het werk ? hoe opereren ze ? hoe zijn ze ontstaan ? wie financiert ze ? wie heeft baat bij hun acties ? Daarmee moeten elke analyse en elke tegenactie aanvangen. De drijfveren beneden de oppervlakte zijn in grote mate geopolitiek en hebben te maken met het herschudden van het kaartspel van de macht in de wereld. Wij worden echt niet bedreigd because they don’t like our freedom. Dat is misleidende framing. Vaak hebben politici het over “waarden” en “beschavingsconflicten” omdat ze een falend beleid willen verdoezelen, of geen idee hebben van wat er zich echt afspeelt. Maar dat is een ander thema.

En bovendien, waarin bestaat die “grondwaarde van vrije meningsuiting” dan precies? Moet ze begrepen worden als het absoluut recht om zijn gal te spuwen?

Liberaal-libertaire sharia

Al in 2004, toen cineast en columnist Theo Van Gogh vermoord werd, hadden we die discussie. In bijna identieke termen. De Morgen blokletterde toen op zijn voorpagina: ‘Het vrije woord is vermoord’. De links-liberale krant stond hiermee niet alleen. In De Standaard schreef de rechts-liberale rechtsfilosoof Paul Cliteur: ,,Met Theo van Gogh stierf een van de meest markante pleitbezorgers van het vrije woord.’’ Het is nu niet anders. Maar waren en zijn Theo Van Gogh en Charlie Hebdo echt de kampioenen van het vrije woord?

Als het om vrije meningsuiting gaat moet een onderscheid worden gemaakt tussen wat er wordt gezegd, en hoe het wordt verwoord. Van Charlie Hebdo is bekend dat het de provocatie opzoekt, en er niet voor terugschrok om cartoons te publiceren die weinig smaakvol waren en konden kwetsen en/of beledigen.

De Europese pers, die volop de kaart trekt van de pseudo-analyse “waardenconflict” in plaats van de echte politieke vragen te stellen, dacht dit vorige week te moeten overdoen door nog maar eens dezelfde cartoons te publiceren, in sommige gevallen alweer vulgair en nodeloos provocerend. Het journalistengild, dat gewoonlijk op de voorste rij staat om de noodzaak en weldaden van "diversiteit" aan te prijzen, weigert blijkbaar elke tegemoetkoming aan sommige nochtans perfect legitieme gevoeligheden in die “gediversifieerde” samenleving, vooral als het om religie gaat. De diversiteit lijkt zich strikt te moeten houden aan de contouren van de allesoverheersende liberaal-libertaire sharia, waarvan de inhoud door een ideologische elite bepaald lijkt te worden.

Fatsoen

Beperkingen aan de vrijheid van meningsuiting zijn nochtans niets nieuws. Laster en eerroof zijn sinds lang bij wet verboden. Er toe aanzetten de wet te overtreden, is dat eveneens. Het Strafwetboek (“ons” Strafwetboek) sanctioneert bovendien niet enkel laster en eerroof, maar ook belediging, in het bijzijn van anderen of door “geschriften, prenten of zinnebeelden” die aangeplakt, verspreid of verkocht, te koop geboden of openlijk tentoongesteld worden. Als we opkomen voor “onze” vrije meningsuiting, sluit dat dus duidelijk niet het recht om te beledigen in. Want dat recht bestaat simpelweg niet.

John Stuart Mill (1806-1873), auteur van On Liberty, wordt terecht beschouwd als een van de theoretici die de grondslagen hebben gelegd van een politieke filosofie die erg veel belang hecht aan de vrijheid van denken en discussie. In Tegen de decadentie schrijft Paul Cliteur over de intellectuele traditie waartoe Mill behoort: "Wat die mensen met elkaar verbindt, is niet dat zij atheïst zijn, maar dat zij allemaal godsdienst onder kritiek hebben gesteld. Zij hebben dat soms op hardhandige wijze gedaan, door te laten zien dat niet alles wat in de heilige geschriften aan morele voorschriften wordt aanbevolen, de toets van een redelijke kritiek kan doorstaan. Maar soms ook door het gedrag van Jezus, Mohammed, Boeddha of zelfs God te bekritiseren.’’

Dat belet John Stuart Mill niet om in On Liberty te stellen dat publieke handelingen die indruisen tegen normen van fatsoen, eerbaarheid of waardigheid, mogen worden verboden zonder dat van een ongeoorloofde vrijheidsbeperking sprake kan zijn.

Mill maakt duidelijk dat niet alle uitingen de bescherming van meningen moeten krijgen. Wat op een onbehoorlijke wijze wordt geformuleerd, verdient volgens Mill geen bescherming, niet om wat wordt gezegd, maar door de wijze waarop het is verwoord. Men kan niet naar Mill verwijzen om Charlie tot heraut van het vrije woord uit te roepen. Dat betekent nog niet noodzakelijk dat het verstandig zou zijn om restricties op te leggen, enkel dat er tegen zulke restricties geen grondrechtelijke – en dus absolute en allesoverheersende – bescherming hoort te zijn.

Galspuwrecht

In een westerse samenleving, zogezegd open op de wereld en kosmopolitisch, is men blijkbaar vergeten wat religie en sacraliteit in grote delen van de wereld nog betekenen. Religie is niet een liefzijn- of geïndividualiseerd zingevingsprogramma, maar wel het domein van het sacrale in een samenleving, dat zich per definitie onderscheidt van en niet laat behandelen zoals het profane, zich vaak in de sfeer van de diepe emotionaliteit bevindt en dus geweldpotentieel heeft. Met religie en met het sacrale spot je niet.

Daarom is het sacraal, en zo is dat nu eenmaal in de niet-ideologische realiteit, ook al verplaats je mensen uit die samenlevingen naar hier, wat massaal en ongevraagd gebeurd is en nog altijd gebeurt (onder meer als gevolg van catastrofale interventies zoals in Libië). In de complexe samenleving die men zodoende wetens en willens gecreëerd heeft, kunnen beperkingen aan bepaalde uitingen en uitingsvormen soms nodig zijn, en in andere omstandigheden dan weer niet. Zulks is een bij uitstek politiek oordeel, een resultaat van afweging en democratische besluitvorming.

In mijn rangorde van politieke beginselen zijn er rechtsgoederen die voor de ordening van onze samenleving net iets fundamenteler zijn dan het onbeperkte recht zijn gal te spuwen. Maar in plaats van ruimte te laten voor een politiek oordeel, maken sommigen van het galspuwrecht een absoluut grondrecht, dat per definitie voorrang zou horen te hebben op alle andere normen en politieke overwegingen. Vaak dan nog in zijn meest extreme vorm, inclusief het (niet-bestaande) recht op belediging.

Multi-gevoeligheid

Het probleem met de restricties van Mill is evenwel dat in onze maatschappij normen als publiek fatsoen, eerbaarheid en waardigheid verregaand geprivatiseerd en geïndividualiseerd zijn, zodat ze als collectieve norm zijn verdwenen en er zo goed als geen collectieve richtsnoeren overblijven. Paradoxalerwijze hebben die privatisering en individualisering geleid tot een oeverloze uitbreiding van wat als kwetsend en beledigend kan worden beschouwd, want bij gebrek aan collectieve richtsnoeren geven de individuele en subjectieve gevoelens van de geadresseerde nu de doorslag.

Als we er niet in slagen een halt toe te roepen aan het ongebreidelde libertinisme in het publieke taalgebruik, en een aantal publieke normen niet opnieuw ingang doen vinden en doen respecteren, komen we terecht in een doodlopend straatje van subjectivisme en willekeur. Elke publieke en collectieve norm wordt dan opgeofferd aan een ongeordend gevecht dat drijft op multi-gevoeligheid, versterkt door multi-culturaliteit, waarin niemand nog weet waaraan zich te houden, en waar elke notie van orde en voorspelbaarheid smelt als sneeuw voor de zon.

Met nog meer hoogoplopende emoties tot gevolg. En met de echte, inhoudelijke vrije meningsuiting als eerste slachtoffer. Ik kan met evenveel recht kwetsend vinden wat u niet kwetsend vindt. Volstaat dat om er een ongeoorloofde meningsuiting van te maken ? Neen, zeker niet.

Mijn pleidooi is dus tweeledig: (i) vóor een zo goed als totale en onbeperkte vrijheid tot het uiten van om het even welke mening en tot het maken van om het even welke analyse, maar (ii) niet op om het even welke wijze.

Complete vrijheid naar de inhoud, en zekere beperkingen naar de vorm. Beledigingen en eerroof zijn verboden, nu reeds. Dus moet dat verbod op een kordate en gelijke wijze toegepast worden, op basis van standaarden die voor eenieder en tegenover eenieder gelden, los van groepsspecificiteiten en -aanhorigheden. Ook en momenteel wellicht in de eerste plaats tegen beelden die gericht zijn op desacralisering van het sacrale, welke ook de specifieke religie. En zolang het politiek nodig geacht wordt.

(Fernand Keuleneer is advocaat.)

 

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen