Over Aquino en foute procedure - Joachim Meese

Af en toe duiken ze op: berichten over lopende strafzaken waarin procedurele problemen mogelijk kunnen leiden tot vrijspraak van een misschien wel schuldige beklaagde. Ook de laatste dagen wordt er weer druk over en weer gedebatteerd over procedureregels in strafzaken, ditmaal naar aanleiding van het Aquino-proces.
opinie
Opinie

Alsof het bestaan van procedureregels maar tot eenieder doordringt wanneer er ergens in een strafzaak die voldoende media-aandacht krijgt een wiel dreigt af te draaien. Al te vaak echter leidt dat tot niet meer dan een stellingenoorlog die doorspekt is van ondoordachte quotes, waarbij aan de kern van de zaak wordt voorbijgegaan.

De kern van de zaak, die is terug te brengen tot de vraag waarom het zo belangrijk is om in een democratische rechtsstaat duidelijke spelregels vast te leggen in strafzaken en waarom het zo belangrijk is om de miskenning van die spelregels ernstig te nemen en waar nodig te sanctioneren.

Al te vaak wordt het stil wanneer die vraag wordt gesteld, of volgt er een antwoord dat eerder vaag of wollig is.

Waarom die spelregels?

De belangrijkste redenen waarom die spelregels bestaan, zijn het recht op een eerlijk proces van degene die vervolgd wordt, de bescherming van de maatschappij en het recht op rechtsbescherming van eenieder.

Een

Wat het eerste betreft: niettegenstaande het recht op een eerlijk proces vele aspecten omvat, is het duidelijk dat sommige praktijken nooit te rijmen zijn met een eerlijk proces. Zo kan nooit gebruik worden gemaakt van afgedwongen bekentenissen of kan een beklaagde nooit veroordeeld worden voor feiten die werden uitgelokt door of op verzoek van de (politionele) overheid zelf.

Twee

Wat het tweede betreft: het bestaan van duidelijke en afdwingbare rechtsregels in strafzaken beschermt de maatschappij tegen gerechtelijke dwalingen. Die rechtsregels, die als het ware geschreven zijn vanuit een zeker wantrouwen tegenover de overheid die in strafzaken een onwaarschijnlijke machtsontplooiing ten toon kan spreiden ten overstaan van de burger, moeten een kader creëren waarbinnen eenieder erop kan vertrouwen dat die machtsontplooiing niet of heel moeilijk misbruikt kan worden om een onschuldige te doen veroordelen.

Er is dus niet alleen macht, er zijn ook waarborgen opdat die macht niet misbruikt zou worden in omstandigheden waarin dat misschien aanlokkelijk lijkt voor de onderzoeker of de overheid in het algemeen.

Drie

En dan is er nog de derde reden: rechtsregels beschermen eenieder. Ook degenen die niet of nooit vervolgd zullen worden. Het is dus van belang dat het respect ervoor kan worden gewaarborgd, zodat we met een gerust hart kunnen stellen dat er bijvoorbeeld alleen maar wordt afgeluisterd als aan de wettelijke voorwaarden is voldaan, of dat er niet zomaar een ‘inkijkoperatie’ in je woning plaatsvindt waarbij men spionageapparatuur plaatst in je wagen of woonkamer. Of nog, dat bij zo’n inkijkoperatie geen bewijs ‘achtergelaten’ kan worden om het de volgende dag te ‘ontdekken’ tijdens een huiszoeking.

Het klinkt misschien paranoïde, maar het ontwikkelen van kwalitatieve procedureregels is nu eenmaal de enige manier om misbruik onmogelijk of erg moeilijk te maken. Bovendien wijst de praktijk soms uit dat evidente grondrechten toch worden miskend. Soms zelfs op grote schaal, zoals het aan het licht komen van de afluisterpraktijken van inlichtingendiensten als de NSA heeft aangetoond.

Misbruiken

Laat ons die bestaansredenen voor spelregels in strafzaken even wat concretiseren. Moeilijk is dat niet, wanneer men denkt aan de ontelbare films of series die al gemaakt zijn over een verdachte die er door de overheid ‘in geluisd’ wordt (type ‘In the Name of the Father’, overigens op ware feiten gebaseerd) of een beklaagde die terechtstaat in een kafkaiaanse procedure in een niet zo democratische rechtsstaat (type ‘Red Corner’).

Of zich dat eigenlijk wel in België kan voordoen, hoor ik je denken. In de zaak-Aquino gaat het over het inschakelen van een criminele burgerinfiltrant, wat uitdrukkelijk is verboden door de Belgische wetgever. Infiltratie kan wel, maar alleen door politiemensen die daarvoor ook speciaal zijn opgeleid.

Ervaringen uit het verleden hebben uitgewezen dat het onzorgvuldig omspringen met bijzondere opsporingsmethoden zoals een infiltratie kan leiden tot misbruik, zeker wanneer criminelen er door de overheid toe worden aangespoord om misdrijven te plegen om andere criminelen te kunnen vatten. België kende in de jaren ’80 van de vorige eeuw de zaken François en Reyniers, waarbij respectievelijk een rijkswachtkapitein en een hoofdcommissaris van gerechtelijke politie zelf terechtstonden. In Nederland was er in de jaren ’90 de parlementaire enquêtecommissie-Van Traa, waarbij heel wat politioneel misbruik aan het licht kwam.

Ook in België

De commissie concludeerde: “De beginselen van de democratische rechtsstaat zijn geen boekenwijsheid maar vormen de grondslag voor een levende rechtsstaat die geen ongetoetst, beter nog ongecontroleerd domein in de rechtshandhaving en opsporing duldt. Een vrij politiebedrijf is ongepast” (Inzake opsporing, p. 420). In 1995 was er in Nederland nog het arrest-Zwolsman over onrechtmatig politiehandelen. Dat alles leidde tot regulering van de bijzondere opsporingsmethoden in Nederland en uiteindelijk in 2003 ook in ons land.

Daarmee is niet gezegd dat er zich nu geen problemen meer kunnen voordoen. Enkele maanden terug stelde het hof van beroep van Gent in een drugszaak nog vast dat het aannemelijk was dat de beklaagde het slachtoffer was geworden van een geënsceneerde afrekening door een door de politie ingeschakelde informant. Bij de beklaagde was een halve kilo heroïne aangetroffen, waarvan het hof van beroep dus aannam dat die er mogelijk ‘geplaatst’ werd om hem nadien te klissen. Dat gebeurde bij een huiszoeking die werd uitgevoerd op basis van het gegeven dat de politie in een nochtans doodbloedend dossier plots ‘vernomen zou hebben’ dat er zich drugs in de woning van de betrokkene zouden bevinden …

Visie?

De spelregels zijn dus belangrijk en moeten alleen maar worden nageleefd opdat er zich geen doemscenario zou voordoen. Maar wat staat er te doen als er toch een regel wordt miskend?

Niet elke regel is natuurlijk even substantieel. De rechtspraak, daarin uiteindelijk gevolgd door de wetgever, heeft uitgemaakt dat de miskenning van een procedureregel slechts in bepaalde gevallen kan leiden tot bewijsuitsluiting, bijvoorbeeld wanneer het eerlijk proces anders in het gedrang zou komen. Het is wel logisch dat de sanctionering, als die is vereist, voldoende ‘gedragssturend’ moet zijn.

Daarvoor is dan weer noodzakelijk dat de sanctie voorspelbaar en duidelijk is, zodat opsporingsinstanties zich voldoende bewust zijn van de gevolgen van onrechtmatig handelen. En daar knelt in België het schoentje. De rechtspraak over de vraag of onrechtmatig verkregen bewijs wel of niet mag worden gebruikt, is helaas tot stand gekomen zonder visie, zonder terugkoppeling naar gedragssturende effecten of naar de bestaansredenen van de bewijsuitsluitingsregel.

Daarom is die rechtspraak, die zonder enig kritisch debat zonder meer werd overgenomen door de wetgever, moeilijk uitlegbaar aan een juridische leek.

En laat net dat nu belangrijk zijn voor de legitimiteit van het strafrechtelijk apparaat. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld, de bakermat van de ‘exclusionary rule’, wordt bij elke aanpassing aan de uitsluitingsregel door het Hooggerechtshof duidelijk uitgelegd waarom die regel bestaat en waarom de aanpassing geen impact zal hebben op het gedragssturend effect.

Het gevolg ervan is dat elke burger begrijpt waarom de regel bestaat en waarom sommige strafzaken noodgedwongen moeten stranden omwille van onrechtmatig politioneel handelen. Veel meer dan bij ons, maken sommige procedureregels er als het ware ook deel uit van de nationale cultuur. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de ‘Miranda-warning’ bij arrestatie (‘you have the right to remain silent …’).

In het ideale scenario leidt het bestaan van procedureregels tot een perfect evenwicht tussen rechtsbescherming en rechtshandhaving. De praktijk leert echter dat er sprake is van een eeuwige slingerbeweging: soms hellen wetgeving en rechtspraak te veel over naar het ene of naar het andere.

Ophefmakende strafzaken kunnen daarbij een katalysator zijn om de slinger opnieuw in de ene of andere richting te doen bewegen. Men kan alleen maar hopen dat het debat dat daaraan ten grondslag ligt ook inhoudelijk wordt gevoerd.

(De auteur is professor straf(proces)recht UAntwerpen en vennoot van Walter Van Steenbrugge, advocaat in dit proces.)

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen