Zet die pensioenplaat af! - Marc Leemans

De Studiecommissie voor de Vergrijzing heeft haar jaarverslag uit. Opvallendst daarin: de neerwaartse herziening van de vergrijzingskosten. Slecht nieuws voor de paniekzaaiers.
opinie
Opinie

Mantra van de vergrijzing

Het is tot de mantra’s gaan behoren van de doemdenkers van de vergrijzing, dat de Studiecommissie voor de Vergrijzing bij elke nieuwe raming van de budgettaire kosten zwaardere donderwolken voorspelt. Met het laatste jaarverslag is die reeks dan in elk geval doorbroken, dit grotelijks door een neerwaartse herziening van de uitgaven voor gezondheidszorg. Van 2013 naar 2060 zouden de budgettaire kosten van de vergrijzing toenemen met 4,2% van het bbp, dat is 1/7 minder dan bij de vorige raming. Over een kortere periode bekeken – van 2013 tot 2040 – is die stijging groter: plus 5,8% van het bbp. Maar in de twee decennia nadien zakken de vergrijzingskosten terug met 1,6%. Hetgeen ook tot voorzichtigheid aanmaant om te radicaal de tering naar de nering te zetten. Voor minstens een deel is het kwestie een moeilijke periode te overbruggen.

Niet al te grijs

Al blijft ook dit jaarverslag de vraag oproepen of het hier allemaal wel gaat om vergrijzingskosten. De auteurs weten maar al te goed dat een belangrijk deel van de verwachte stijging van de gezondheidsuitgaven niets te maken heeft met demografische ontwikkelingen, maar in hoofdzaak voortvloeit uit de technologische ontwikkeling. Achteraan in het rapport staan ze daar trouwens uitvoerig bij stil. Alleen, ze blijven ook die extra uitgaven hardnekkig meerekenen als vergrijzingskosten. Tja, ook die uitgaven moeten wel gefinancierd worden, kan je voorhouden. Ja, uiteraard, maar in het vergrijzingsdebat gaat het ook over de solidariteit tussen de generaties en met name de vraag of de huidige generatie op actieve leeftijd aan frontloading moet gaan doen, aan prefinanciering van die verwachte meeruitgaven. Terwijl het niet die generatie is, maar de volgende generaties die de vruchten gaan plukken van de technologisch ontwikkeling.

Dat laatste bracht de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 er trouwens toe in haar eindverslag uit te gaan van veel lagere vergrijzingskosten: plus 2,6% voor de periode 2018-2040, dalend tot 2,2% voor de periode 2018-2060. Misschien even citeren ten behoeve van de doemdenkers, die dat rapport – slecht gelezen – onmiddellijk hebben omhelsd:
“De Commissie is van oordeel dat de uitdagingen in de gezondheidszorg van een andere aard zijn dan de uitdagingen in de pensioensector, die vooral bepaald worden door de vergrijzing. Zij pleit er uitdrukkelijk voor om het beleidsdebat over de gezondheidszorg los te koppelen van het beleidsdebat over de vergrijzing en de pensioenen. Er zijn redenen waarom het aandeel van gezondheidsuitgaven in het inkomen geleidelijk stijgt wanneer een samenleving rijker wordt en de technische mogelijkheden van de geneeskunde stelselmatig toenemen. Het debat over de mate waarin groei van de gezondheidsuitgaven aanvaardbaar is en over de efficiëntie daarvan is van een andere orde dan het pensioendebat. De Commissie pleit er dus voor om de discussie over de financiële leefbaarheid van het pensioensysteem te voeren op basis van de (bruto) evolutie van de pensioenuitgaven”.

Overkill

Het roept de fundamentele vraag op hoeveel frontloading dan wel precies moet gebeuren. Bijzonder veel, volgens de Hoge Raad voor Financiën in zijn laatste advies over het begrotingstraject. Daarbij vertrok hij van een vergrijzingskostprijs, technologische ontwikkeling inbegrepen, van 4,7% voor de periode 2017-2050. Nog op basis van het voorlaatste jaarverslag van de Vergrijzingscommissie. En stelde hij op die basis een bijzonder zwaar saneringstraject voor, zwaarder dan noodzakelijk voor Europa, zodat alvast 64% van die vergrijzingskosten zou worden gedekt of gefinancierd. Met een aanbeveling om het restant, de overblijvende 36%, eveneens dicht te rijden. Hetzij door de groei aan te wakkeren. Hetzij door “bepaalde structurele hervormingen” (lees: bijkomende besparingen).

Het ging erin als zoete koek. Want inmiddels hebben de overheden samen beslist dit begrotingstraject als nieuw stabiliteitsprogramma voor 2014-2017 op te sturen naar Europa. Zonder dat iemand nog de vraag durfde te opperen of zoveel budgettair geweld, met zijn onvermijdelijke schade aan groei, werkgelegenheid en sociale cohesie, per se nodig is voor een vergrijzingskostprijs die de facto aanzienlijk minder is.

Federaal torst 4/5de

Komt bij dat de Hoge Raad voor Financiën in één beweging voorstelt dat de federale overheid maar eventjes 80% van de voorgestelde inspanning ten laste neemt. En dat de overheden dit inmiddels ook zo als indicatieve verdeelsleutel overmaakten aan de Europese instanties. Waardoor die federale overheid een veel zwaarder deel van de saneringsinspanning moet torsen dan in het verleden. Toen ging de Hoge Raad er nog van uit dat de federale overheid 65% van de inspanning zou doen, in verhouding tot haar aandeel in de overheidsuitgaven.

Welnu, na de zesde staatshervorming is die federale overheid aanzienlijk kleiner geworden, maar haar aandeel in de te leveren inspanning alleen maar groter. Nog los van de 1/3 vergrijzingskosten die met het voorgestelde begrotingstraject nog niet werd gedekt of gefinancierd (zie hoger). Met daarbij de vaststelling, ook te vinden in het laatste jaarverslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing, dat de federale overheid ook na de staatshervorming opgezadeld blijft met het leeuwendeel van de vergrijzingskosten: 86% van de vergrijzingskostprijs 2015-2060 blijft bij de federale overheid.

Je krijgt weliswaar een ander beeld als je de regionale politici vandaag, naar aanleiding van de vorming van de regeringen steen en been hoort klagen over de zware saneringsinspanningen die zij zich zullen moeten getroosten. Over hoe die federale overheid haar verantwoordelijkheid zou hebben afgeschoven. Over hoe de defederalisering van delen van de gezondheidszorg de Gemeenschappen opzadelt met de zwaarste groeiposten van de vergrijzing. De werkelijkheid is dat die regionale overheden en bij afgeleide de lokale besturen goed wegkomen. Dat die zesde staatshervorming haar verwachtingen totaal niet inlost over een billijk aandeel van de zgn. entiteit II in de sanering van de openbare financiën en de voorbereiding op de vergrijzing.

Sociale zekerheid onder druk

Met als gevolg ook dat de federale sociale zekerheid ook onder bijzonder grote druk komt te staan. Versterkt door het taboe rond belastingverhogingen, zelfs niet om eindelijk de inkomens die tot nog toe niet of nauwelijks hun deel hebben gedaan te laten bijdragen, of om een tax shift mogelijk te maken ten bate van de werkgelegenheid en de sociale zekerheid. Dat zie je al aan de wijze waarop men de messen aan het slijpen is.

Zie hoe het rapport van de Commissie Pensioenhervorming werd omhelsd, met bijzonder selectieve lectuur overigens…. Zie hoe dag na dag de gerechtigden op sociale uitkeringen opnieuw worden gestigmatiseerd. Bijstandsgerechtigden die er de kantjes zouden aflopen. Dokters die te gemakkelijk ziek schrijven. Werklozen met nepsollicitaties. Werknemers die tijdkrediet opnemen om voor nepzieken te zorgen, als het al niet is om op wereldreis te gaan. Vooral UNIZO laat zich niet onbetuigd, dag na dag.

Allemaal behoorlijk doorzichtig, om binnenkort een saneringsbeleid te krijgen dat iedereen raakt, behalve de beleggers en de achterban van werkgevers- en zelfstandigenorganisaties. Meer nog, opdat ten koste van anderen meer wordt gesaneerd dan nodig, zodat er nog beleidsruimte vrij komt voor een nieuwe lading lastenverlagingen voor bedrijven, managers en zelfstandigen.

(Marc Leemans is voorzitter van het ACV.)
 

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen