Alice Nahon op de VRT - Van Dievel Consulting

"Lodewijk," vertrouwde de minister van Cultuur mij toe via de wonderbaarlijke uitvinding die de niet aan een draad gebonden telefoon toch is, "ik heb uw dringende advies nodig." "Schiet!’ sprak ik welgemutst", hiermede niet doelend op een aansporing tot geweld op het hoofd van Theo Francken, maar in het kader van de vernederlandsing van ons taalgebruik op het Angelsaksische “Shoot!”, wat zoveel betekent als: "Kom er maar mee voor de dag; amigo!"

Louis Van Dievel is senior writer bij VRT Nieuws en schrijver.

"Een advies over de VRT," voegde Sven Gatz er na een korte stilte aan toe. Veel te vlug antwoordde ik dat een advies over de VRT geen probleem kon zijn. "De omroep draait al meer dan 35 jaar op mijn goede raad," voegde ik er al grappend aan toe. "Ge zult er u geen vrienden mee maken," waarschuwde de minister. Ding dong, zei een klokje onder mijn hersenpan.

Trouble ahead!

"Ogenblikje, heer Gatz," verzocht ik om respijt, "het is hier nogal lawaaierig en de lijn is erg slecht."
Met wilde armgebaren maande ik de verzamelde klandizie van het parochiale café ‘t Centrum aan tot luid misbaar, een verzoek dat niet op een koude steen viel.
"Waarover precies wilt u een advies, heer Gatz?" riep ik in het spreekorgaan van mijn gsm, wijl een spreekkoor Vee Tee Em! aanhief.
Het antwoord van de minister van Cultuur ging verloren in het algemene kabaal. Ik meende evenwel – en tot mijn ontzetting - het woord “hoofdredacteur” te hebben opgevangen. Ik kreeg plotsklaps vapeurs en moest een soort haarbal wegslikken. Trouble ahead, zoals men in Kalmthout pleegt te zeggen.
‘De Lowie geeft er ene!’ brulde een benevelde tooghanger die op de toog was geklommen en het verzamelde cafévolk wankelend aanvuurde.
Waarna een donderend lachsalvo opsteeg.
"U hebt daar goed geluimde medewerkers," merkte Sven Gatz op. "Maar Terzake: wanneer kan ik langskomen? Ik bedoel: ik moet toch geen De Afspraak maken?"

Holy shit!

Holy shit! dacht ik bij mijzelf, hoe kan ik deze veel te delicate opdracht ontlopen. Het was al lastig genoeg om mijn buitenbenige status op de redactie van het VRT Nieuws in stand te houden. Ik kreeg voortdurend aanmaningen om vergaderingen over top down en bottom up toestanden bij te wonen. Ik moest aan storytelling doen en immersive-demonstraties ondergaan, ik werd geacht aan constructive journalism te beoefenen, en ik moest mij allerlei nieuwe digitale technieken eigen maken. Ik weerde mij met iedere smoes die ik kon bedenken, maar iedere keer weer kreeg ik te horen dat mijn aanwezigheid aan de Reyerslaan niet alleen wenselijk maar ook verplicht was.
"Het zit zo, heer Gatz," begon ik, "dat mijn modeste villa momenteel gerenoveerd wordt en dat Van Dievel Consulting dezer dagen niet over een vast adres beschikt."
"Dat is geen probleem,’ zei Sven Gatz, ‘mijn dienstauto is groot genoeg voor een vergadering met tien deelnemers."
"Ach," sprak ik op klagerige toon, "ik word zo gemakkelijk wagenziek, dat is echt geen goed idee."
"Is daar geen café waar we de hoofden bijeen kunnen steken?"
"Kalmthout is een zwartekousengemeente, heer Gatz," jokte ik, "drankgelegenheden zijn hier geheel afwezig."
"Ge schiet met spek, Lodewijk," pareerde de minister, "als oud-directeur van het brouwerswezen weet ik dat Kalmthout goed voorzien is van cafés. Trouwens, gij zit nu toch in een café, als ik op de bijgeluiden mag afgaan."
"Toch niet, heer minister," piepte ik met een veel te hoog, van schrik toegenepen stemmetje, "ik woon momenteel een repetitie van het kerkkoor bij."

Had dat dan eerder gezegd!

Helaas begreep het volk in café ’t Centrum mijn radeloze mimiek en mijn verwarde armgebaren verkeerd en zetten enkele olijkerds het lijflied der gemeente Kalmthout in, namelijk “Het zijn zotten die werken.”
"Ach zo, het kerkkoor," sprak Sven Gatz nu op veel minder aimabele toon, "mag ik daar nu uit afleiden dat gij niet de nieuwe algemene hoofdredacteur van VRT Nieuws wilt worden?"
"Zo zoudt u het kunnen stellen," antwoordde ik amper hoorbaar, en dat niet alleen omwille van het omgevingslawaai.
"Ge valt mij tegen, Van Dievel."
"Ik ben niet uit het goede hout gesneden, heer Gatz, mompelde ik, ‘ik ben in wezen een goed en fijngevoelig mens, ik lees gedichten van Alice Nahon."
"Had dat dan eerder gezegd!" kreet de minister van Cultuur, "ik zit mijn tijd met u te verdoen."
"Het spijt me zo," snikte ik welhaast.

Hoe schrijft ge dat?

"Ge hebt toch wel een suggestie?"
"Piet Huysentruyt," flapte ik eruit.
Soms begrijp ik mijzelf niet.
"Hmmm,’ zei Sven Gatz na een korte stilte, ‘dat is nog zo geen slecht gedacht."
"Ik zal u daarvoor geen factuur sturen," sprak ik bedeesd.
"Het is u geraden," maakte de minister een eind aan het onaangename telefoongesprek.
Nat van het zweet legde ik mijn gsm naast mijn glas tripel van Westmalle. Ik moest dringend naar het toilet.
Dring dring, deed evenwel mijn mobiele toestel en in een opwelling duwde ik de groene knop in en zeide “Hallo”.
’t Is hier van De Morgen, zei een stem, ‘Huysentruyt, hoe schrijft ge dat juist?’

Meest gelezen